Naamloze vennootschappen in Kortrijk
De naamloze vennootschap is een fenomeen dat behoort bij de moderne economie. In het oude West-Vlaanderen, net zoals overal elders, was zij een grote uitzondering. De zaagmolens van Bredene bij Oostende waren in feite een naamloze vennootschap. Ook was er in de Franse Tijd te Brugge een zeeverzekeringsmaatschappij die het statuut van naamloze vennootschap bezat, maar practisch geen zaken meer deed.
In 1808 werd bericht aan de prefect van het Leiedepartement dat er in Kortrijk twee naamloze vennootschappen bedrijvig waren: Marlier en compagnie en Heldenbergh en compagnie (Rijksarchief, Brugge, Frans Archief, nr. 2866). Maar de inlichtingen geven op dat beide vennootschappen opgehouden hebben te bestaan sinds la mise en exécution du nouveau code de commerce. Vermoedelijk betrof het hier twee zaken die bedrijvig waren in de wereld van de textiel.
De bepaling van een naamloze vennootschap werd opgegeven aan de prefect door burgemeester de Croeser van Brugge. Hij bepaalde deze vennootschapsvorm als volgt: N.V.'s zijn ‘des sociétés de spéculation qui se font par la réunion de capitaux réalisés au moyen d'actions ou de coupons d'action, sans être au nom d'un particulier, d'une ou de plusieurs personnes, mais transmissibles à la simple volonté du propriétaire sans que le plus souvent le porteur soit connu de ses co-associés’.
Ongetwijfeld was West-Vlaanderen inzake vennootschapsvormen die gelijkenis vertoonden met wat wij nu een naamloze vennootschap heten, minder belangrijk dan bv. Wallonië waar de beginnende mijnexploitatie grote kapitalen vereiste.
L.V.A.