Biekorf. Jaargang 96
(1996)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 117]
| |||||||||||||||||
Brugge. een nieuwe stad
| |||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||
centraliseerde. Makkelijk dus voor de Sareptanus om onmiddellijk de link tussen Luther en Vives te leggen. Het onderzoek, op vraag van Karel V, gaf Brugge gelijk; en bij ordonnantie van 7 okt. 1531 werd de nieuwe aanpak ingevoerd in de gehele Nederlanden. - Brugge voerde in 1573 ook een Berg van Charitate in, om geldbehoevenden aan fatsoenlijke interesten panden te laten belenen. - Te Brugge zou men twintig jaar doorgaan met dit nieuwe type zorg voor de armen, doch de kaft met kalligrafisch Secours vanden Aermen is op vandaag leeg. Zo sterk was de tegenwerking, niet alleen van de bedelmonniken die zich in hun inkomen bedreigd voelden, doch ook van stedelijke kapittels (zoals bv. van het rijkste, dit van O.-L.-Vrouw dat in 1515 al, ook in 1542 etc. weigerde steun af te staan; hierin bij gesprongen door de rechtspraak van de Raad van Vlaanderen), dat het geheel te Brugge werd opgeschort, en door Gillis Weyts vanaf 1561 opnieuw op de dagorde moest worden gesteld.
2. Hoewel, Brugge had te Gent, Brussel, Mechelen voldoende politieke steun, en dit zowel de magistraat als de buffetters (de pensionarissen), meest juristen (uit Angers, Orléans). Zo was deken Mark I Laurijn, zoon van en broer van de thesaurier van Filips I en Karel V. Zijn schoonbroer Corn Scepperus was gezant van Karel V net als Lodewijk van Praet, de hoofdbaljuw van Brugge en het Vrije. Zijn directe chef Jehan de Carondelet was voorzitter van de Geheime Raad. De burgemeester 1556 e.v. Cornelis de Baersdorp was lijfarts van Karel V net als Anselm de Boot dit zou worden van Rudolf II. François Rapaert had directe toegang tot Granvelle, en was dan ook de stadsmedicus die vanaf 1561 publieke snijlessen kon organiseren op het Steen, zonder hiervoor in moeilijkheden te komen. Zowel Jehan Micault, ontvangergeneraal als Jan Wouters, raadsheer in de Raad van Vlaanderen, hadden een zoon die resp. proost van de Lieve-Vrouwekerk was, de tweede kanunnik en mecenas voor de geroyeerde Joris Cassander in 1542 - terwijl zijn broer Lieven Wouters op zijn beurt ontvanger-generaal werd. Joost de Damhoudere was eerst crimineel griffier (hiervan getuigt het voor de stadsklerken samengestelde Enchiridion rerum criminalium 1554) daarna lid van de Raad van Financiën te Brussel, en overtuigd verdediger zowel van de nieuwe armenzorg als van de Brugse Illustere School, een fundatie | |||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||
Jan de Witte, 1540, waarvan hij als leek de professoren benoemde aan een Academie die in de Stadshallen, af en toe in de refter van Sint-Donaas, lezingen hield; op een ogenblik dat alleen mensen als Philipp van Hessen een eigen (evangelische) universiteit Marburg opzette (1527) of de hertog van Kleef te Duisburg, 1564-66.
3. Precies aan deze Academie was Cassander de eerste lector in de profane letteren geworden - hij werd er ingeleid door Jacob de Meyere, de eerste echte historicus van het Vlaams verleden. Hij werd daarna door Cornelis Wouters geldelijk niet alleen, maar ook elke dag, in de functie van privé-secretaris, geholpen in zijn denk- en zoekwerk naar bronnen om de éénheid onder de christenen te herstellen. Hij slaagde er ook in als eerste de Codex Aureus van Wulfila te herkennen. Cassander paste in de rij grote denkers over Kerk en Staat: na Erasmus en Vives, samen met Melanchton, de preceptor Germaniae - Cassander kon die van Vlaanderen niet worden - en gevolgd door Hugo de Groot te Leiden. Van zijn ‘landgenoten’ kon hij die lof niet krijgen; daarvoor vonden dié van Leuven hem te weinig theoloog; Calvin 1562 spreekt over zijn MOROSITAS hoewel hij hem nooit ontmoette. Hij was wel de vertrouwenspersoon geworden van keizer Ferdinand I, een oprecht humanist; en ook zijn zoon, Maximiliaan II bleef hem vragen zijn talent te gebruiken bij de bewerking, vanaf 1564 van de Augsburger Konfession die dateerde uit 1530 en waaraan een Apologia van Melanchton was toegevoegd. Cassander schreef die Consultatio de Articulis Religionis, omdat hij gewoon niet meer naar Wenen kon afreizen; en Wouters bezorgde in 1577 de publicatie, toen Cassander reeds sinds 1566 was overleden. In zijn politieke hoofdwerk, een kleine brochure onder de titel De officio pii viri uit 1561, een anoniem verschenen werk, dat direct door J. Hessels en W. Lindanus aangevallen werd, noemt hij de groep christenen die denken zoals hij de secta neutralis, de vere catholici, tussen papistae en evangelischen in, die de vrijheid van het individu (libertas et aequitas judicandi) aanhangen, de charitatis communio: eenheid in liefde willen behouden, door de gemeenschappelijke fundamenten van het geloof te behouden; tot de studie van de grondteksten, van de concilies, van de interpretaties der Griekse en Latijnse kerkvaders beschikbaar is. Nee aliud | |||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||
quaerere ad scientiam nisi Jesum Christum, filium Dei, alleen op de kennis van de zoon God toegespitst zijn; geen subtiele disputen voeren, noch uitvoerig praten, wat leidt tot net het omgekeerde van de pietas: quaestionum subtilitates et multiloquium in impietatem cadere. In simplicitate fides est, in fide justitia, in confessione pietas: eenvoud van het hart leidt tot geloof wat verrechtvaardiging betekent, en het belijden van dit geloven tot pietas. Dat de sola fides rechtvaardig maakt was in de Nederlanden direct Luthers, net als de Gemeine Kaste, de gemene armenbeurs van Vives, zoals hoger gezegd. Op de opmerkingen van J. Hessels te Leuven had Cassander geantwoord: quam longissime a meo ingenio et instituto abest ut medii alicuius, quod a catholica veritate recedat, vel auctor vel scrutator esse velim: ik wil helemaal niet ergens in het middenveld van de katholieke - Cassander zegt nooit Rooms katholieke - waarheid opereren. De vrije keuze, zoals die door de Smalkaldische Bund, een optie, net als de Augsburger Konfession, van de hand van Gregor Brück, kanselier van de Saksische keurvorst, die als een component van de Reichspolitik ontstond, was hier compleet onmogelijk, net als Cassander. Brugge is geen deel van het reformatorische Duitsland geworden. Het Brugse stadsbestuur, dat alleen al om commerciele redenen die godsdienstvrijheid wilde toestaan (vergelijk aan het conflict met de Anglikaan, die bij de Carmers wenste begraven te worden, 1562) kon niet anders dan een zwaar conflict met het centrum aangaan, en dit vanaf 1566, het Wonderjaar, waarin ook te Brugge de beelden werden gebroken. Doch zonder dit naar buiten toe mee te delen. Wellicht omdat ook Cassander niet een fervent voorstander van die beeldenverering was. Pensionarissen zijn dan Gillis Weyts en net benoemd Lenaert Casembroot, griffiers de civiele Maerten Snouckaert en de criminele Mark Vande Velde; thesaurier Filips van Belle, die alle regimes overleeft; en klerk van wezen Pieter de Moscheron. Et lopinion est que tout le gouvernement se faict par eulx de meeste licentiaten in de rechten van Angers en Orléans: .. ende aldaer het fenyn - soch uut de borsten van Joh. Calvin ghesoghen hebben, zeggen de Sermoenen van broeder Cornelis geheel ten onrechte, 3 mar. 1566Ga naar voetnoot(1). | |||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||
4. Precies tegen het traditionalisme te Brugge wordt in 1569 een vervolgverhaal geschreven, hogervernoemde Sermoenen gepubliceerd te Gent 1569 (en 1578 te Antwerpen) van wat over de jaren 1566-1568 te Brugge aan de hand was. Het betreft een ‘neutralistische’ poging een ‘zachte’ Cassandriaanse revolutie te maken. Hoofdfiguur in dit bizarre verhaal is een minoriet (zoals de Bureau) die zelf aan de Illustere School theologie had gegeven 1546-1549, men had hem dus wel de kans gegeven. Hij kwam van de Artes te Leuven en werd een verwoed tegenstander van de Brugse armenzorg Vives-Weyts. Het ‘nieuwe’ armenplan 1561 was aangemaakt in 36 punten door schepenen Remi Ommejaeghere en Filips Bruneel en bezorgde burgers als Zegher van Male (die reeds in 1555 in zijn Bogardenschool het tekort aan inspanning had aangeklaagd), Jan van Nieuwenhove, de jurist Omaer Coolman, Jan Aernoult. Onmiddellijk daarna vraagt Cornelis Adriaensz mét de pastoor van de Walburgakerk Adriaen Smout, kanunnik van de Salvatorkerk en de woordvoerder van de Jacobijnen A. de San Emiliano een onderhoud met Gillis Weyts en twee schepenen. Vanwege de negatieve houding van de stad wordt daarna dadelijk een heftig sermoen gehouden door broeder Cornelis in de Walburgakerk; en verscheen in 1562 en 1564 een apologie van Weyts en een boekwerk van L. De Villavicentio. Een in uitzicht gestelde publicatie van Cornelis zelf bij Plantijn, 1568, ging niet door. Bovengenoemde De Villavicentio werd vanaf 1569 biechtvader van Filips II in het Escurial; zijn werk tegen de armenzorg: De oeconomia sacra circa pauperes: Plantijn 1564. ‘Toezichter’ op de rechtgelovigheid in de Nederlanden en augustijnermonnik woonde hij in het Augustijnerklooster op de gelijknamige rei te Brugge, en was in werkelijkheid de geviseerde traditionalist in de Sermoenen. Op zijn theoretische uiteenzetting over de armenzorg had hij een Responsio laten volgen op het 36 puntenarmenplan, zogenaamd om Peter de Corte, de 70 jaar oude humanistische eerste bisschop van Brugge qui hoc ab ipso petierat precies daardoor vast te zetten. Het hoofdverwijt | |||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||
quod aliquot locis a saeculari magistratu videatur tollere omnem pauperum curam, eamque solam pertinere ad episcopi jurisdictionem..., stelling van de Leuvense universiteit, toont aan met welke schrik de Kerk bevangen was het lot van de Duitse Rijkssteden ook in de Nederlanden te delen. Het vervolgverhaal nu. Cornelis wordt opgevoerd i.p.v. De Villavicentio (die duidelijk te gevaarlijk dicht bij Filips II staat - de editie gebeurt precies 1569, wanneer hij reeds in Spanje in dienst is) en in de beste Erasmus-stijl: met de zotskap op als nar, schuddeken, rabautken, iemand duidelijk die nergens geloofwaardig is, niet in zijn kritiek op Cassander, niet in zijn uitleg van de Schrift, niet in zijn commentaren op magistraat of buffetters of pensionarissen. Het is nuttig te memoreren dat een ander Bruggeling in 1560 de Encomion Moriae uit het Latijn naar het Nederlands had vertaald: Willem Gailliard te Emden waar zijn vader sinds 1555 een drukkerij had opgezet. Die Johan Gailliard drukte bovendien de Bijbels van zowel de volgelingen van Luther als van Calvijn, en maakte in 1562 het eerste martelarenboek voor de anabaptisten Het offer des Heren. In 1569 drukte hij ook de Biëncorf van Marnix. Er worden broeder Cornelis bovendien, en het loopt als een rode draad door het gehele betoog, een reeks boeiende obscene feiten aangewreven, oefeningen die hij ontwierp voor devote vrouwelijke biechtkinderen: zelfbeschuldiging, zelfkastijding, mét een psychologische beschrijving van het effect van dit boetedoen op de toekijkende biechtvader; een bedrijf dat beter uit de 17de eeuw bekend is en dat wellicht hier zijn vroegste projectie krijgt? De hoofdaanklacht is echter het totale gebrek aan aandacht voor de schriftuurteksten, het hangen aan een gedepasseerde sacramentenleer, waarvan de aangehaalde argumentatie totaal fout loopt. Wat de commentaren bij misviering en biecht en communie betreft gaat het om letterlijke citaten uit teksten van Cassander, teksten die deze vanaf 1556 op de markt bracht. En ook om nog niet in druk gegeven commentaren, die men alleen van zijn secretaris Cornelis Wouters kon gekregen hebben. Op sommige plaatsen is zelfs het Duitstalige origineel zo in de Nederlandstalige tekst leesbaar (zoals in de 2de brief van St.-Lindius). Duidelijk heeft (hebben) de auteur (s) zich geheel misrekend aan de Nederlandse situatie, was of waren zij overtuigd dat ook hier een gelijkaardige situatie aan wat | |||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||
Philipp van Hessen in 1530 kon realiseren, aanwezig was. Want de verzamelaars van de teksten voor die Sermoenen 1566-1568: magistraat, pensionarissen, de drukker H. Goltz, Jan Casteels als vice-pastoor op St.-Jacob (doch gevangen tussen 1569 en 1571 te Gent), schepenen van het Vrije als Jacob Raevard, Adolf van Meetkerke, Noël de Carron, Frans Nans, de schoolrector Jan van Gelder komen lijfelijk voor in de tekst, net als fragmenten van correspondentie, verhoor van de anabaptisten (waar Cassander heel duidelijk een negatief oordeel over had) Jacob de Rore en Herman Vleckwijck, wat duidelijk alleen door de griffier Jan van Damme kon zijn afgeleverd, en geheel verboden was (Sermoenen II, 376-460, 100 blz.!). En ook de verwijten aan de volgelingen van Cassander: middelaers, ghemenghelden, paysmakers, beydeloopers, neutralisten, mediatores (1,210), de (zelf)spot met de leeren eersgaten, waarmee de Duitsers zijn bedoeld, die toen ook al met zeemlederen Hosen de stad doorkruisten, tonen hoe de uitgevers uiteindelijk van ongehoorde teksten over Maria, over de Drievuldigheid, over de Besnijdenis, het niet nodig vonden zich te verschuilen in de anonimiteit, wat Cassander nog had moeten doen toen hij zijn De Officio pii viri uitgaf in 1561. Het feit dat Goltz verdacht werd maar niet werd aangepakt, spijt het publiek verhalen dat hij de laatste 10 jaar (II, 226) nooit naar de kerk kwam, dat zijn vrouw de deken van kerstenhede Zwijngedau (II, 227) pastoor van St.-Salvator publiek verweet nooit op de predikstoel schriftuur te prediken, spijt het aanduiden dat de Epistolae Lindii gedrukt werden met letterkasten uit Goltz-atelier, dit alles toont hoe sterk de aanhang van De Baersdorp, Damhouder, Laurijn, Meetkerke c.s. was. Tot in de Donaaskerk toe. En de St.-Jacobskerk. En toont meteen hoe iemand als Meetkerke (+ 1592) die van kamergeleerde, diplomaat én overtuigd christen werd, hoe zelfs Meetkerke noch B. Vulcanius bv. uiteindelijk een keuze maakten tussen de christene strekkingen.
5. Brugge na de beeldenstorm tenslotte. Hoe stelden de mediatores te Brugge zelf zich concreet op t.a.v. de werkelijke mogelijkheden. Het was de gewoonte dat te Brugge, bij de machtswissel op 2 september van elk jaar, een state of the union werd opgemaakt door de vaste kern van pensionarissen die gezessen zijn; et l'opinion est que tout le gouvernement se | |||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||
faict par eulx (1568). Zij schrijven de lopende en de nieuw aan te vatten taken uit, zij bepalen hoe de gelden kunnen worden aangewend, zij moeten vooruitzien. Dus begint elk nieuw dienstjaar met bovenvernoemd state: een duidelijk overzicht dat steeds opnieuw gelezen kan worden, gezien het zich bevindt in de bundel nota's die bij elke vergadering van het college genomen worden, hier door de griffier civiel (1559-+1575) Maertin Snouckaert. Bijzonder merkwaardig nu is dat in de bundel verslagen 1565-1569Ga naar voetnoot(2) achteraan een 6 folia tellende Mémoire... en la calamité et extremité de ce présent temps en ce Pays Bas pro memorie is opgenomen, die ons niet van elders is bekend. Gezien de tekst de rébellion van Amsterdam, Antwerpen, Valenciennes, Doornik vermeldt, augustus en december 1566Ga naar voetnoot(3), en tevens praat over de zeven jaar oorlog ter zee met Engeland, de zeven jaar van Filips II verdwijnen naar Spanje, 1559-1566, is het duidelijk een politieke denkoefening na december 1566, het jaar van de beeldenstorm; en vóór het optreden van Alva, dat vanaf augustus 1567 op gang kwam en te Brugge reeds 24 verbanningen kende, mét confiscatie van bezit, tegen december 1568. Het feit dat de tekst achteraan de notulen van het college is opgenomen, toont duidelijk dat de pensionarissen het als mogelijkheid open hielden. We geven er een zo duidelijk mogelijke samenvatting van. De tekst bestaat uit Xiii points, punten van aandacht en is bedoeld om a. de gehoorzaamheid aan notre mere s(ain)te église en de réligion catholijcque te bewaren; b. de grandeur, puyssance et asseurance du Roy te behouden ook naast c. le bien publicq de toutes les provinces et paijs de la Germanie inférieure ou Basse Allemagne veilig te stellen. - Ook voor Oranje was de katholieke kerk toen nog regel; en ook hij was van duijtschen bloede. - De 13 punten nu:
| |||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||
| |||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||
| |||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||
Het is duidelijk dat een dergelijk gedoogbeleid enerzijds met introductie van een modern centralisatieplan, voorafging aan de installatie van de Raad van Beroerten, die vanaf 9 augustus 1567 Lieven Snouck en Pieter le Cocq voor Brugge en het Westland als commissarissen had gedelegeerd. Moet de auteur gezocht worden in de omgeving van Margaretha van Parma of onder de noblesse de robe te Brussel? Te Brugge was de tekst opgenomen in een bundel notulen die tot september 1569 elk ogenblik ter beschikking van de pensionarissen, raadgevers van de schepenen, was. Als richtsnoer bij voorbeeld, voor het optreden van de stad. A. Dewitte |
|