Bouwstoffen 13
Loot-Pertseloot-Pinceel omme te prenten-Marck en prente, 1495
Een reeks bepalingen bij het invoeren van de ‘nieuwe draperie’ te Brugge die in vijf qualiteitsnormen wordt georganiseerd, geeft uitzicht op fraaie aanvullingen bij wat het WNT, Dl. IV (tegengesteld aan de fine draperie), kol. 702-703, 1934 en D1 V1, kol 271 reeds aanhaalde, meest ook al uit Brugse bronnen. Bij ons is de bron de Brugse Hallegboden 1490-99
..Item als dit laken (van tweester sorte) van den ghetauwe ghedaen wordt/de drapier wert ghehouden tvoors(eijde) laken te bringhene of doen bringhene/up ten voors(eijde) ouden steen/om(m)e daer ghemeten ende ghevisiteert te zijne over een pertse ghelijc/up teerste laken hier vooren verclaerst es om(m)e zijn pertseloot thebbene, up dats weerdich zij, ende dit up een boete van vi £ parisisen (fol. 185).
WNT spreekt over perche of pertse (vullerspersse), over laekens die ter loije (waarmerking, zie Biekorf 1993, blz. 434) quaemen, die huer vulle loot niet en hadden; vulle loot in de betekenis van waarmerk door de perche gegeven (Gailliard, Inventaire 266-68). Het uiteindelijk uuterste loot had als varianten het pinseel dat M prent verwijst naar afgewezen laken; MO staat voor moreijt, donker of zwart te verven laken, 2-0 slaat op rood verven; V op blauw verven, fase voorafgaand aan zwart verven wellicht (WNT IV, 703). De nieuwe draperie mag alle kleuren verven, uitgezonderd de gheminghelde vander ouder draperie.
Het laken van de eerste soort (teerste laken hiervooren).. zal moeten breet wesen X vierendeel of d(aer) omtrendt inde wulle ghevarwet, ende zal daerin gheweven zijn een groot ende een cleen loot. Int groote loot zal staen gheprent de upperste zeghele van des(er) nieuwer sorte van ghecrompen iakenen. Twelke wordt eenen grooten leeu met eener croone, ghebonden zittende up een brugghe, besloten met eenen glent/ende an dander zijde die wapene van deser stede. Ende int cleen loot an deen zijde een X ende an dander zijde desghelijcx de wapene van deser stede. Ende zal teeken of marck vanden drapier gheweven zijn bij tgroote loot voorn(oemd). Voort zullen ooc an tselve hende vanden lakene an dandre liste gheweven zijn twee cleene loijkins, verscheeden van elc anderen een half vierendeel, om in dat een loijkin tghetal vanden ganghe (62, 54, 51, 48, 42) gheprent te zijne ende in dat and(er)e de prente vanden vuldere (fol. 184). Zo bestond de tweede soort uit 62 ganghen ende 12 lisdraen met 15 pijpen of klossen (fol. 185), de vijfde 48 ganghen met 15 pijpen (fol. 186v.)
Bij de derde soort is het groot loot eenen leeu rustende met beede zijn claeuwen up een sinte andries cruuce (fol. 185v), bij de vierde een zegel geprent, gheheeten de roose (fol. 186), de principalen zeghel nog genoemd. De vijfde soort heeft een b gecroont, de zesde soort vander wulle, die niet goet ghenouch en wort, zal gheloijt worden metter prente vanden vullere zonder meer (fol. 187). De 5 voorgaande soorten worden ghemaect van Inghelsche, Spaensche, Vlaemsche ende Schotsche wulle, uuitghesteken lamwulle, vorte wulle ende verzeende wulle.
Een compleet overzicht van stadsmerken met referentie naar de meestermerken.
A. Dewitte