Biekorf. Jaargang 95
(1995)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 298]
| |
Grauwe zusters in Moorslede?
| |
[pagina 299]
| |
Moorslede Michiel vander Poorte d'Espierres en zijn echtgenote Catharina de Robles in 1624-25 op bedevaart trokken naar Italië naar O.-L.-Vrouw van Loreto en toen een beeld van deze Lieve Vrouw in de kerk van Moorslede lieten plaatsen. Hetzelfde jaar nog werd er door hun toedoen ook een broederschap van O.-L.-Vrouw van Loreto in de kerk van Moorslede opgericht. Paus Urbanus VIII stond bij breve van 25 januari 1625 deze broederschap toe. Het feest van O.-L.-Vrouw van Loreto werd te Moorslede ieder jaar gevierd op 15 augustus.
De nieuwe confrerie bereikte vlug een ongekende bloei. Er werd een grote en luisterrijke processie gehouden en de festiviteiten die daaromtrent ontstonden zijn de verste oorsprong van de kleine kermis of Moorslede ommeganck. Zoals in vele Vlaamse gemeenten is de ommegangkermis terug te brengen tot een 17de-eeuwse processie of ‘ommegang’ doorheen het dorp, een feestelijk gebeuren met verklede groepen, die gedichten of toneelstukjes ten gehore brachten, liederen zongen, en vaak met wagens en begeleid door muzikanten de vele ‘pelgrims’ verlustigden die een begankenis deden en hun devoties volbrachten in de confrerie in de kerk. Zelf stapten de bedevaarders soms mee in deze kleurrijke stoeten of processies. Daarbuiten werden de vele deelnemers, ook de talrijke bezoekers uit andere dorpen, dan nog vergast op een werkelijke kermis op het dorpsplein met kramen, goochelaars, vuurspuwers, draken en andere attracties. Een kleine kermis die de grote kermis in het najaar voorafging.
Daarom vermeldt Vanden Weghe de aanwezigheid van muzikanten uit Roeselare, Menen, Kortrijk en Ieper, geeft hij rekeninguittreksels waarin allerlei financiële tegemoetkomingen geboekt staan voor verklede groepen, levering van buspoeder, enz. In Ieper werd een confrerieboekje gedrukt en vermoedelijk waren er eveneens bedevaartvaantjes te koop.
De processie van Moorslede en de ommeganck waren vooral een succes in de eerste decennia na 1625. Na 1700 scheen de devotie van Loreto aan het kwijnen te gaan om nooit meer te herpakken. Alleen de ommegang of kleine kermis bleef bestaan tot in onze tijden.
Medard Vanden Weghe was fier op zijn gemeente, maar nogal een beetje voorbarig in zijn conclusies. Hij betitelde de Moorsleedse broederschap van Loreto als een unicum in | |
[pagina 300]
| |
Vlaanderen en beweerde dat ze, op die van Rijsel na, de oudste in haar soort was in het graafschap Vlaanderen! In 1927 liet Vanden Weghe nogmaals dezelfde historiek, met identiek dezelfde vermetele conclusie over zijn Loretoconfrerie verschijnen in een afzonderlijke publikatieGa naar voetnoot(4).
Dit lokte reacties uit. In 1928 al schreef M. English een kort en boud stukje in Biekorf: ‘Moorslede... of Brugge?’Ga naar voetnoot(5). Er bestond immers al een confrerie van Loreto te Brugge in 1609 en English wist dat er reeds in de jaren 1400 zulke broederschap van Loreto bestond in Sint-Omaars.
Over de verering van Onze-Lieve-Vrouw van Loreto in onze streken is het laatste woord nog niet gezegd. De bibliografie van deze devotie is uiterst armGa naar voetnoot(6). Niettemin zijn er toch enkele confrerieën van Loreto aan te wijzen, o.m. in Ieper in 1666Ga naar voetnoot(7). In Kortrijk ontstond zulke confrerie in 1685Ga naar voetnoot(8). Ook in Tielt bestond er, zeker reeds vóór 1729, een confrerie van LoretoGa naar voetnoot(9). Het bloeitijdperk van onze Loreto-confrerieën schijnt echter vooral te liggen in de 17de eeuw. Maar dat de devotie in onze streken reeds vóór 1600 ingang had gevonden bewijst ondermeer de vondst in de Schelde van talrijke middeleeuwse loden vesteltjes van bedevaarders waar O.L.-Vrouw van Loreto op afgebeeld staatGa naar voetnoot(10). | |
[pagina 301]
| |
Het is dus een feit dat Moorslede-ommegang met processie en kermis pas ontstond na 1625, na het inrichten van de broederschap. Vóór die datum is er daar nergens sprake van een ommegang of een kleine kermis.
Maar Vanden Weghe liet zijn ommegang niet los! ‘In de rekening van 1613’Ga naar voetnoot(11) ontdekte hij toevallig een passus, een uitgavepost die als volgt luidde: Item betaelt an de zusterkens van Yseghem, die hier een ommeganck begheerden, by laste van myn heere ende notabele; het uitbetaalde bedrag heeft hij niet afgeschreven.
De zusterkens van Yseghem waren de grauwe zusters penitenten van Izegem. Deze zusters hielden inderdaad in Izegem een schooltje, sinds ze in 1610 na de godsdiensttroebelen uit Kortrijk naar Izegem waren teruggekeerdGa naar voetnoot(12).
Onmiddellijk na deze tekst geeft Vanden Weghe zijn commentaar: ‘Daaruit meen ik te mogen besluiten dat die nonnekens van Iseghem... omtrent 1613 eenige zusterkens te Moorslede hadden weten te vestigen... Zij schijnen zich buiten hun gewoon werk eigen aan hospitaalzusters, ook onledig gehouden te hebben met het onderwijs. Ik zeg ze schijnen, en 'k wil dat vernemen uit hun lust om een ommegang in te richten. Die ommegangen immers vroegen veel kinderen, vooral meisjes, die gekleed en gepoetst in de processie gingen en er zelfs stukjes speelden; en dat was wel iets dat van de schole afhing en de oude schole deed bloeien.’Ga naar voetnoot(13). Dit citaat komt uit de pen van een onderwijsman die wel vlug zijn wensen voor werkelijkheid nam!
Alles draait eigenlijk rond het woord om(me)gang en zijn verschillende betekenissen. Ommegang is een woord dat we terugvinden in vele oude woordenboeken. Het Middelnederlands woordenboek van Verwijs en Verdam kent 11 verschillende betekenissen van ommeganc, waaronder processie en inzameling.Ga naar voetnoot(14) Stallaert houdt het bij vier betekenissen, w.o. inzameling van een stedelijke belastingGa naar voetnoot(15). Schuermans | |
[pagina 302]
| |
bepaalt zich tot omgaen als rondgang, maar geeft ook het woordje omgangskermis: ‘Kermis die plaats heeft met den omgang of processie van het H. Sacrament (Limb.)’Ga naar voetnoot(16). De Bo laat omgang onbesproken, maar Loquela beschrijft het als omweg, beêweg, enzGa naar voetnoot(17). Gailliard ziet er vooral een processie in en verwijst naar den ommeganc van het H. Bloed in BruggeGa naar voetnoot(18). Het WNT tenslotte geeft de moderne betekenissen van het woord onder het lemma omgang. Ommegang als kleine kermis was blijkbaar te Zuidnederlands om in de vroegste delen van het WNT een plaatsje te krijgenGa naar voetnoot(19)! Een bijzondere betekenis van omganc of ommeganc wordt bij A. Viaene in zijn ‘Kleine verscheidenheden’ speciaal uitgelegd als een rondgang die gehouden werd door de kommiezen van de opperjager van Vlaanderen die jaarlijks de wolven doodden en daarom telkenjare bij de dorpelingen een bedeltocht mochten doen; ze mochten ommeganc houden. Viaenes citaten zijn gedateerd 1457-1516 en de teksten die hij aanhaalt betreffen Kaprijke in Oost-Vlaanderen, alsook nog een meer recente gelijkaardige afkoopsom van een bedelrondgang te Koksijde in 1563Ga naar voetnoot(20).
Wij menen dat de ommegang in Moorslede uit 1613 moet verstaan worden als een rondgang of bedeltocht bij de bevolking en niet in zijn herhaaldelijk opgegeven zin van stoet of processie en de daaruit voortvloeiende kermis.
De grauwe zusters van Izegem behoorden immers tot een orde die armoede in haar kloosterregel had geschreven. Wie geen eigen inkomen of goederen bezit moet wel uit bedelen. Dit was ook zo met de paters uit de bedelorden (karmelieten, kapucijnen, minderbroeders, dominikanen, enz.) Aan deze kloosterlingen was het toegestaan te bedelen, een ommegang te houdenGa naar voetnoot(21).
Wij weten niet of de grauwe zusters van Izegem bedeltochten hielden in de omliggende parochies rond Izegem. Hun ordesgenoten deden dit wel. Zo weten we dat de grauwe | |
[pagina 303]
| |
zusters van Tielt jaarlijkse bedelronden deden in de gemeenten rond Tielt. ‘De zusters mochten eenmaal per jaar boter inzamelen op Meulebeke, Oostrozebeke, Ruiselede en Tieltbuiten. Zij hadden het recht te Aarsele, Dentergem, Gottem, Grammene, Kanegem, Markegem, Oeselgem, Olsene, St.-Baafs-Vijve, Wakken, Wielsbeke en Wontergem eenmaal per jaar te gaan bedelen om boter en eenmaal om vlees. Zij mochten eveneens eenmaal per jaar vlas ophalen te Aalter, Bellem, Knesselare en Ursel’Ga naar voetnoot(22).
De bedelmonniken en -broeders uit de bedelorden deden hetzelfde in ruil voor dienst in de kerk; zij waren de zogeheten termijnpaters, die de vasten preekten, biecht hielpen horen, de zondagse vroegmis lazen, enz. in ruil waarvoor ze dan op die parochies jaarlijkse omhalingen of ommegangen mochten doen.
De aangroei in het begin van de 17de eeuw van vele nieuwe kloosters van paters die op de parochies wilden bedelen werd door de parochiale geestelijkheid niet steeds in dank afgenomen. Vaak werden er te veel bedelronden gehouden in een en hetzelfde dorp, iets wat de parochianen ook al niet zo gelukkig maakte.
Om hun onderhorigen de steeds maar toenemende druk van die vele geestelijke bedelaars te besparen, namen sommige openbare besturen hier en daar het initiatief deze bedelronden ‘af te kopen’ en de kloosters die in hun gemeente het ‘recht op bedelen’ hadden een bepaalde jaarlijkse som te betalen, zodat ze de bevolking niet meer lastig moesten vallen.
Het citaat door A. Viaene aangehaald in verband met de omhaling door de kommiezen van de opperjager gaat over een gelijkaardig iets. In 1457-1516 werd in Kaprijke door de prochiekas ieder jaar een vaste som betaald aan deze jagers-knechten zodat ze hun ommeganc huis aan huis bij de dorpelingen niet meer moesten doen, maar ineens van overheidswege schadeloos werden gesteld.
Met de bedelorden kunnen wij eveneens zulke voorbeelden aanhalen uit de 17de eeuw. In 1627 schonk het Roeselaarse | |
[pagina 304]
| |
stadsbestuur 72 ponden aan bedelende paters in plaetse van omme te gaen van deure tot deure. En aan de kapucijnen van Kortrijk werd een kuip boter geschonken ‘ten respecte sy eenighe jaeren... hadden onderhouden de statie van eens in de maendt te commen predicken sonder t' ghemeente te belasten met ommeganck’Ga naar voetnoot(23).
Het gebeurde ook dat er buitengewone bedelronden aan kloosterlingen toegestaan werden door de bisschop of door de vorst. Bij de brand in 1444 van de abdij van Merkem stond de hertog van Bourgondië aan de zusters van Merkem toe dat ze overal op bedeltocht mochten gaan om hun klooster terug op te richten.Ga naar voetnoot(24).
De grauwe zusters van Izegem verkeerden in hetzelfde geval. Ze waren in 1610 uit Kortrijk naar Izegem teruggekeerd en leden er groot gebrek en armoede. Hun klooster lag er verlaten en vernield bij. ‘Op 16 maart 1610 kregen de zusters toelating om een grote omhaling te doen in Brabant, Artesië en Henegouwen en dit gedurende zes maand. Op 16 juli werd de toelating verlengd en uitgebreid in de omgeving van Rijsel’Ga naar voetnoot(25). Dit alles om hun geruïneerd klooster terug te kunnen opbouwen. Het betrof hier een eenmalige bedeltocht en dus geen jaarlijks weerkerende of vaste bedelronde.
Wij menen dan ook dat de tekst uit 1613 te Moorslede als volgt dient begrepen te worden. De gemeente Moorslede betaalde in 1613 een zekere geldelijke som uit aan de grauwe zusters van Izegem die in deze gemeente een ommeganck of bedeltocht hadden aangevraagd aan de magistraat. Deze bedeltocht was door het landsbestuur toegestaan in 1610 of kort daarna. Het feit dat deze rekeningspost maar eenmaal in het Moorsleedse archief verschijnt duidt op de eenmaligheid van deze ommegang en werd door de gemeente Moorslede afgekocht met een vooraf overeengekomen vaste som.
Daaruit volgt dat er zeker vóór 1625 in Moorslede geen sprake was van een ommegang of processie en dat er nog minder kans bestaat dat er ooit een schooltje door de grauwe | |
[pagina 305]
| |
zusters uit Izegem in Moorslede werd gehouden. Alleen al de omstandigheid dat het Izegemse klooster in 1610 nog in zware armoede verkeerde en herstellend was, maakt een nieuwe vestiging in 1613 te Moorslede hoogst onwaarschijnlijk. Indien men daarenboven een nader onderzoek zou instellen in de eventueel nog bewaarde gelijktijdige prochierekeningen van de buurtgemeenten van Moorslede, dan zou misschien daaruit eveneens blijken dat de grauwe zusters van Izegem nog in meer andere parochies op bedeltocht zijn gegaan en ook daar door de gemeentekassen ooit eenmaal werden vergoed voor een ommegang. L. Van Acker |
|