Biekorf. Jaargang 95
(1995)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 196]
| |
Drukker Joseph van Praet in de KuipersstraatWaar precies?De drukkerij en uitgeverij van Joseph Van Praet (1724-1792) was, zoals men weet, in de Kuipersstraat gevestigd. Maar waar precies? De huisnummers waren E2-69 en E2-70. Het ging om twee huizen die hij beiden in eigendom had, zoals bleek bij de aangifte van nalatenschap van de weduwe Van Praet-Hergosse (1725-1808). Het huis E2-69 werd geschat op een waarde van 7836 fr. en het huis E2-70 op 4353 frGa naar voetnoot(1). Bij de opmaak van het kadaster in 1580 waren beide huizen opgenomen in het Sint-Niklaassestendeel, en droegen ze de huisnamen ‘De Virginicke’Ga naar voetnoot(2) en ‘De drie kandelaars’Ga naar voetnoot(3).
Het huis E2-69, genaamd ‘De Virginicke’ werd in 1715 eigendom van kunstschilder Jan-Baptist Herregoudts (1646-1721)Ga naar voetnoot(4). Zijn dochter Marie-Anne Herregoudts (1685-1749) die in 1714 gehuwd was met Antonius De Vonck (1685-1717), baatte er een textielzaak in uit. Na de dood van haar broer Jan-Baptist (in 1717), van haar man (in 1717), van haar vader (in 1721) en van haar moeder (in 1727), werd ze enige eigenares.
Ondertussen was ze in 1723 hertrouwd met Joseph Van Praet (1691-1724), zoon van de lakenhandelaar Cornelius Van Praet (†1703). Na diens voortijdige dood bleef zij achter met twee kinderen, Marie-Anne De Vonck (1715-1768) en Joseph Van Praet (1724-1792). Gedurende een aantal jaren baatte ze de zaak alleen uit. Vanaf 1745 werd ze bijgestaan door haar zoon en wellicht vroeger al door haar dochter. Beiden bleven tot aan haar dood bij haar inwonen. Er waren ook twee inwonende dienstbodenGa naar voetnoot(5). | |
[pagina 197]
| |
In 1731 had ze ook de aanpalende eigendom E2-70, genaamd ‘De drie kandelaars’ aangekocht van de gezusters CloetGa naar voetnoot(6). | |
Van Praet-HergosseNa de dood van zijn moeder in 1749 zette Van Praet de handel verder, hoogstwaarschijnlijk samen met zijn halfzuster en weldra bijgestaan door zijn echtgenote. In 1750 huwde hij met een verre nicht, Marie-Anne Hergosse.
Was hij de kleinzoon van kunstschilder Jan-Baptist Herregoudts, zij was de achterkleindochter van diens broer Willem Herregoudts (1640-1711), die zich in Amiens gevestigd had en zijn naam verfranst had in Guillaume HergosseGa naar voetnoot(7).
Het lijdt geen twijfel dat Joseph Van Praet zich bewust was van zijn artistieke afstamming. Ook al had hij zijn grootvader niet gekend, en nauwelijks zijn grootmoeder die ook zijn meter was, zijn moeder heeft hem verteld over deze schildersfamilie, waarvan heel wat werken in Brugse kerken en openbare gebouwen hingen en o.m. in de Sint-Jorisgilde waarvan Van Praet de regisseur was.
In de door Van Praet uitgegeven Jaerboecken der stadt Brugge beschreef Charles Custis uitgebreid de oprichting van de ‘Academie der schilderkonst’ (deel 3, blz. 376-378) en Jan-Baptist Herregoudts werd bij de stichters vernoemd. De brand die de Academie teisterde in januari 1755 en waarbij de Poortersloge grotendeels vernield werd, beschreef Van Praet zelf in de notities die hij voor de jaren 1750-1765 aan het werk van de inmiddels overleden Custis toevoegde (deel 3, blz. 562-563).
In 1755, bij de aanzienlijke vernieuwing van de kunstacademie, werd ook Joseph Van Praet lid en onderschreef hij tweemaal obligaties ter financiering van de werking. In 1775 werd hij lid van het bestuur en van 1788 tot aan zijn dood in 1792 was hij de tresorier van de academieGa naar voetnoot(8). | |
[pagina 198]
| |
Drukker Joseph Van PraetHet is in de ‘Virginicke’ dat Joseph, van zijn hobby zijn beroep makend, in 1762 de lakenhandel verliet en een boekhandel en drukkerij opzette. Na de dood van zijn halfzuster De Vonck in 1768, kwam Van Praet in het volle bezit van de beide huizen - Virginicke en Drie Kandelaars - waarvan hij tot dan de eigendom met haar had gedeeldGa naar voetnoot(9).
Het is niet uitgesloten dat zij in de ‘Drie Kandelaars’ de textielhandel alleen heeft verder gezet. Een aanwijzing hiervoor vinden we in het feit dat er in 1792 in dit huis nog altijd een afzonderlijke lakenhandel bestondGa naar voetnoot(10). Deze ‘modewinkel’ werd uitgebaat door lakenhandelaarster Caroline Lambert (1757-1819). De dame, waarschijnlijk van Franse origine, heeft enig spoor nagelaten in de Brugse geschiedenis, als één van de egerieën van de ‘Jacobijnse club’Ga naar voetnoot(11). Zij was de schoonzuster van één der voornaamste ‘clubisten’ en fransgezinden, François Goudeseune (1749-1815). De man was beroepshalve ontvanger, maar was ook bescheiden kunstschilder en lid, vanaf 1782 assessor van de Brugse academieGa naar voetnoot(12).
Het is dus uitsluitend in de ‘Virginicke’ dat Van Praet zijn activiteiten ontplooide, na hem door zijn weduwe verder gezet tot in 1808. De openbare verkoop in 1809 betekende het einde van de drukkerij en boekhandel Van Praet.
De verkoopsaankondiging luidde als volgt: ‘Oude en welgekalante boekwinkel en drukkerij, spacieuze zalen, zeven beneden en vijf bovenkamers, schone keuken, kelders, separate drukkerij en boekbinderij, grote schone Engelse hof, aubette, stallinge, remise, etc’Ga naar voetnoot(13). | |
Juiste situering drukkerij Van PraetTegen die tijd was Brugge het voorwerp van een nieuwe | |
[pagina 199]
| |
kadasterindelingGa naar voetnoot(14). Beide huizen kregen respectievelijk het nummer 1254 en 1253 toegewezen. Het eerste had een oppervlakte van 1088 m2 en het tweede van 189 m2. De huizen stonden vlak tegenover de Koornbloemstraat, daar waar de Kuipersstraat breder werd, zodat men de plek ook vaak Kuipersplaats noemde. De eigendom E2-69 bestond uit een woning met een bebouwde oppervlakte van circa 300 m2 en een breedte van 12 meter voor de straatgevel en 15 meter voor de tuingevel. Aan de straatkant had men volgens de geveltekening vier traveeeën: drie vensters en een brede toegangspoort of ‘porte cochère’. Achter het huis lag een tuin (de ‘engelse hof’) van 500 m2, een werkplaats van iets meer dan 250 m2 en een ‘remise’ (of was dit de ‘aubette’ of prieeltje?) van circa 40 m2.
Het huis E2-70 had een oppervlakte van ongeveer 50 m2 met een achterliggende tuin van 90 m2 en een klein gebouw met er naartoe leidende gang van 40 m2. Dit klein gebouw paalde aan de werkplaats van E2-69Ga naar voetnoot(15).
De situering is derhalve duidelijk: de twee huizen bevonden zich naast en ten westen van het huis genaamd ‘Het gouden thonneken’, thans Kuipersstraat nr. 11Ga naar voetnoot(16). Beide huizen zijn, zoals we aanstonds zullen vaststellen, verdwenen. | |
De ‘drie Kandelaars’ na Van PraetDe ‘drie Kandelaars’, kadasternummer E1253 of Kuipersstraat E2-70 (oude nummering) en 7 (nieuwe nummering) werd nog tot ongeveer 1800 bewoond door Caroline LambertGa naar voetnoot(17). Nadat ze haar handel had overgeplaatst naar de Koornbloemstraat E1-19, kwam het echtpaar François Van Praet-Jacoby het huis bewonen. | |
[pagina 200]
| |
Na het overlijden van de weduwe Joseph Van Praet werd het huis aangekocht door notaris Pacifique Canneel (o1787), die er ook metterwoon gevestigd was. Na zijn dood ging de eigendom in 1848 over op zijn dochter Mathilde en zijn schoonzoon, de chirurg Charles Van Steenkiste (o1812), die er ook woondenGa naar voetnoot(18).
In 1867 werd de eigendom verkocht aan de kruidenier Philippe Van Huele-Devos, in 1894 aan de winkelier Willem de Cannière-Willin en in 1899 aan de nijveraar Jules Vermeersch-Van de Walle.
In 1908 werd het pand verkocht aan Jozef Friedman die het samenvoegde met het nummer 1252. Beide huizen werden gesloopt om plaats te maken voor een nieuw gebouw, vier bouwlagen en met gepleisterde gevel, ten behoeve van het warenhuis Friedman, gebuur en concurrent van het warenhuis Tietz. In 1925 ging de eigendom over op Salomon (gezegd Jacques) Friedman-Wolff, die het in 1934 openbaar verkocht. Koper was de n.v. ‘Grands Magasins à l'Innovation’ die ook de nummers 1 (kadaster 1250) en 3 (kadaster 1251) aankocht en verbouwde. Het geheel werd in 1935 samengevoegd met Kuipersstraat 9. | |
De ‘Virginicke’ na Van PraetDe ‘Virginicke’, grote woning met drukkerij, kadasternummer E1254 of Kuipersstraat E-2-69 (oude nummering) en 9 (nieuwe nummering) werd in 1809 aangekocht door de winkelier Jan-Antonius Maertens-Vyncke (1776-1834) die er in 1811 kwam wonen met vrouw en zes kinderen. Nog vóór 1845 was de laatst overgeblevene, de rentenierster Nathalie Maertens enige eigenares.
In 1845 werd een grenswijziging gedaan met het perceel nr. 1258 gelegen in de Naaldenstraat en werd de eigendom verkocht aan de ‘godsdienstige’ Adèle Tack en consoorten. Dit waren de Dames van het Christelijk Onderwijs die in 1829 in het voormalig Hemelsdaleklooster in de Clarastraat een school hadden geopend. In 1845 verhuisde die school, die de naam Hemelsdale behield, ook al heette ze officieel | |
[pagina 201]
| |
‘O.L. Vrouw van VII smarten’, naar de vroegere drukkerij Van Praet in de Kuipersstraat. Er woonde voortaan veel volk op dit adres: zowel kloosterzusters als jonge meisjes die er op internaat waren. De Dames bleven er onderwijzen tot in 1879, jaar waarin ze van de Dames van Sint-Andreas het hotel 't Serclaes op de Sint-Jansplaats overnamenGa naar voetnoot(19).
Nieuwe eigenaar werd de drie huizen verder wonende (Kuipersstraat E2-72) Louis Seresia (Brussel 1814 - Brugge 1904) en met hem veranderde de ‘geest’ van het huis wel aanzienlijk. Gehuwd met de handelaarster in kanten Celestine Gazet (Brugge 1821-1868), was deze zoon van een Brusselse advocaat, beroepshalve conducteur van Bruggen en Wegen en behoorde hij tot de liberale en vrijzinnige strekking. In 1852 was hij één van de (her)oprichters van de ‘Association libérale’ in Brugge.
Het gezin had negen kinderen. De oudste, Alfred Seresia (1843-1901) werd advocaat en hoogleraar aan de Rijksuniversiteit in Gent. Hij werd lid van de Gentse vrijmetselaarsloge Sepentrion. Een andere zoon, Felix Seresia (1847-1880) overleed als sergeant-majoor in Nederlands Indië.
De derde zoon, Raymond Seresia (1851-1903) en zijn vader werden in 1881 stichtend lid van de Brugse vrijmetselaarsloge La Flandre en Raymond werd tweemaal achtbare meester. Hij speelde in Brugge een niet onbelangrijke rol. Na middelbare studies aan het atheneum in Brugge promoveerde hij tot doctor in de rechten aan de Rijksuniversiteit Gent. In 1875 vestigde hij zich als advocaat in Brugge en werd het jaar voor zijn dood stafhouder van de Brugse balie.
Ook politiek was Raymond Seresia actief. Van 1878 tot aan zijn dood was hij bestuurslid en verschillende jaren secretaris van de ‘Assocation libérale’. Medeoprichter van de Liberale Vlaamse Bond (1878-1895) werd hij er in 1881 de voorzitter van. Vanaf 1881 was hij ook voorzitter van het Van Gheluwes' genootschap en vanaf 1877 secretaris van de | |
[pagina 202]
| |
Genealogie Herregoudts
| |
[pagina 203]
| |
Het kadasterplan van 1810 toont ons de exacte ligging van de eigendommen Van Praet. De gebouwen zijn in het zwart en de meegaande open ruimten gearceerd weergegeven. Op details na beantwoordt de configuratie aan wat ze was ten tijde van Joseph van Praet. De stadsbibliotheek Biekorf beslaat thans de percelen met de nummers 1250 tot en met 1254 in de Kuipersstraat, de nummers 1232 tot en met 1237 in de Sint-Jacobstraat en de nummers 1257 tot en met 1259 in de Naaldenstraat. Aan deze samenvoeging van eigendommen werd als enig nummer het kadasternummer gegeven van de vroegere drukkerij en boekhandel Van Praet, het nummer 1254 met het exponent M.
| |
[pagina 204]
| |
Vóór 1906 zag de ‘Virginicke’ er uit volgens de hierbij afgedrukte tekening.
De vraag blijft hierbij hoe het er uitzag ten tijde van Joseph Van Praet. De Empire-aandoende versieringen, vooral de pilasters aan weerszijden van de toegangspoort, wijzen op een gevelverbouwing die dateert van het begin van de 19de eeuw. De twee bezoeken aan Brugge door Napoleon (1803 en 1810) waren aanleiding voor sommige Bruggelingen om in de stijl van hun woningen uitdrukking te geven aan hun adhesie met het Frans regime. François en Augustin van Praet behoorden tot deze groep, zodat het niet uit te sluiten is dat ze het ouderlijk huis, of minstens de gevel, naar de mode van de tijd verbouwden. Het blijft natuurlijk ook mogelijk dat eigenaar Maertens na 1809 of de Dames van het Christelijk Onderwijs rond 1850-1860 de gevelopsmuk realiseerden, in overeenstemming met de classicistische opsmuk aan de tuinzijden. De tekening dateert uit 1906 en geeft de kleine wijzigingen aan die Louis Seresia in 1879 aanbracht: vervangen op het gelijkvloers van de kleine ruitjes door een eenvormige raamindeling en doortrekken van het middenvenster naar beneden (SAB, bouwvergunningen Kuipersstraat 9, 1879 nr. 78 en 1906 nr 8). | |
[pagina 205]
| |
Op de foto, omstreeks 1850-1860 zien we de leerlingen van Hemelsdaele met de geestelijke directeur. De sobere gevel komt wat indeling betreft overeen met de voorgevels en kan er waarschijnlijk ten tijde van Jos. van Praet net zo uitgezien hebben (Archief Hemelsdale)
| |
[pagina 206]
| |
Waarschijnlijk rond 1860-1870 werd de toegangspoort aan de kant van de tuin grondig verbouwd. De sobere poort werd vervangen door een monumentale compositie, waarbij de deur een paar meter inwaarts werd geplaatst en het geheel een meer majestueuse aanblik bood (Archief Hemelsdale).
| |
[pagina 207]
| |
Waarschijnlijk ook rond 1860-1870 werd een afdakje tegen de gevel geplaatst, als schuilplaats bij slecht weer tijdens de recreaties. Links ziet men gedeeltelijk de buitenste kolom van de monumentale toegang. Men kan aldus vaststellen dat die in het vlak van de gevel lag en niet erbuiten. Behalve deze wijzigingen kan men veronderstellen dat de gevel er nog grotendeels uitzag zoals ten tijde van Van Praet (Archief Hemelsdale)
| |
[pagina 208]
| |
De in 1808 door de verkopers Van Praet geadverteerde ‘Engelse tuin’ was van 1845 tot 1879 de speeltuin voor de leerlingen van Hemelsdale. Rond het Mariabeeld poseren enkele leerlingen, met uiterst rechts de tuinman. Op de achtergrond de traptoren van het Hof van Gistel in de Naaldenstraat (Archief Hemelsdale).
| |
[pagina 209]
| |
Nog een wat ruimer overzicht van de tuin rond 1860-70, met een vijfenzestigtal leerlingen (de ganse schoolbevolking?). Op de achtergrond de daken van de aanpalende huizen in de Naaldenstraat (Archief Hemelsdale).
| |
[pagina 210]
| |
Brugse afdeling van het Willemfonds. Hij was ook medestichter van de vereniging die de oudleden van het Gentse ‘'t Zal wel gaan’ groepeerde, en lid van het ‘Comité ter bevordering van den Nederlandschen zang’, van de Vrienden van de Schamele Armen en van de schuttersgilde Sint-Sebastiaan, allen overwegend ‘blauwe’ verenigingen.
In 1877 stichtte hij een efemeer lokaal liberaal weekblad ‘Help u zelf, zoo helpt u God’ dat gedrukt werd bij Philip-Christian Popp. In augustus 1888 hield het op te bestaan, zijn lezers aanmoedigend voortaan Het Laatste Nieuws te kopen.
In 1899 werd Raymond Seresia gemeenteraadslid, nadat hij al in 1881, 1884 en 1890 zonder succes kandidaat was geweest. Hij uitte zijn vlaamsgezindheid door in de raadszittingen steeds Nederlands te praten, zoals hij ook meestal in het Nederlands pleitte.
Raymond Seresia bleef ongehuwd en overleed in het huis in de Kuipersstraat, het jaar vóór zijn vader er op negentigjarige leeftijd stierfGa naar voetnoot(20).
Bij de aankoop van 1879 werd een aanzienlijke grenswijziging uitgevoerd ten koste van de percelen 1237 in de Sint-Jacobsstraat en 1256 in de Naaldenstraat. Bij een verdeling in 1905 werd Gabriella Seresia (1853-1939), jongste dochter van het echtpaar Seresia-Gazet, de eigenares. Zij huwde na 1910 met Jacques Lefief, weduwnaar van haar zuster Celestine (1860-1909). De gezusters Seresia baatten van 1879 tot 1906 een groot- en kleinhandel in kruidenierswaren uit in de ‘Virginicke’. In 1906 verkocht Gabrielle de eigendom aan de Keulense handelaar Leonard Tietz, één van de vroege promotoren van de moderne grootwarenhuizen. Hij sloopte het gebouw en richtte er een vier bouwlagenhoge constructie op in neo-renaissancestijlGa naar voetnoot(21).
Na de eerste wereldoorlog werden de Belgische eigendommen van Tietz als oorlogsbuit onder sekwester geplaatst en | |
[pagina 211]
| |
door de Belgische Staat verkocht. Eigenaar werd de n.v. ‘Grands Magazins à l'Innovation’.
Begin van de zeventiger jaren werd het volledige Innovation-complex, Kuipersstraat 1 tot en met 9 aangekocht door de stad Brugge. Met uitzondering van twee gevels (thans nr. 3) werd alles gesloopt, om de plaats te ruimen voor een ondergrondse parking, waarboven de centrale stadsbibliotheek De Biekorf werd gebouwd. | |
Van boekhandel tot bibliotheekBoeken die twee eeuwen geleden door Joseph Van Praet in zijn bedrijf in de Kuipersstraat werden gedrukt, ingebonden en verkocht, worden voortaan samen met vele anderen, bewaard op de precieze plek waar ze ontstonden.
Op de plaats waar Joseph Van Praet en zijn opvolgers woonden en werkten, werd ook opeenvolgend geleefd en gewerkt door kloosterzusters die onderwijs gaven en door vrijmetselaars en een politicus die zich voor hun ideeën inzetten. Een mooi symbool van pluralisme voor een plek en een gebouw die voortaan tot doel hebben aan allen, zonder onderscheid, kennis, wetenschap en wijsheid aan te bieden.
Andries Van den Abeele |
|