Taalaantekeningen
Naoogst uit het Westland 1994 (vgl. Biekorf, 1994, 39-42)
ALZO: in verwachting (ook van dieren). Langemark, 1930.
- In het oude-mannenhuis te Langemark moest, uit puritanisme, de stalknecht (één van de oude ventjes?) Moeder Overste waarschuwen dat een koe tuchtig was, met de woorden: ‘De koe is azzoo!’ (C.M.).
BLIND: zonder vet-ogen. Item aldaar werd magere soep ‘blende soepe’ genoemd. Langemark, 1930 (C.M.).
BOFFINGE: vrouw die graag snoeft (boft), grootspreekster. Wevelgem.
- Vgl. vele vrouwelijke afleidingen op -inge en -ege: kuischinge (poetsvrouw), naaistringe (naaister), gebeurnege (gebuurvrouw)...
DRAAD, NAAD. Lange draad / slechte naad. Als je een (heel) lange draad neemt voor je naaiwerk (naad), dan slijt die draad onnodig tijdens het naaien en is de naad dus iets minderwaardig. Zuidschote.
HAD...: inleiding tot onderstelling: hakke, ware, zoude; waarop ironisch ontwrichtende wederwoorden. ‘Had het maar niet gereind (geregend) dien dag...’ - ‘Had onze katte nu een koe geweest, w'hadden ze kunnen melken onder de stove!’. Izegem.
HELLEPEK: zeer roerig levendig kind. Elverdinge.
- Vgl. in De Bo de samenstellingen met helle-
HUIS. Huizen zijn luizen: veroorzaken kwellingen. Elverdinge (G.S.).
- Meestal luidt het: Huizen zijn ruzen (ruze of ruzie: last).
KAKHIELEN (z.nw.). Vorig jaar (p. 40) hadden wij het over het werkwoord i.v.m. het afslijten van schoenen. De kakhielen zijn de uitstekende gewrichten op de achterpoten van de koe, waarop ze dus - vooral in 't voorjaar - naar hartelust - hun uitwerpselen kunnen verliezen. Of die gewrichten daardoor verslijten is een andere vraag. Ze vallen in elk geval méér op, omdat er méér op valt! Langemark (C.M.).
KOEKEMOND(JE): tandeloze mond, best geschikt om ingedoopte koeken te eten; klein rond mondje. Dikkebus.
KROTTE, KORTERESSE: tekort (aan voedingsmiddelen); armoede. ‘Met al dat slecht were, 't gaat korteresse zijn aan patatten!’. Krotte met striepen: zwarte armoede. Passim.
- | Krottegem: spotnaam oudtijds voor de armoediger parochie O.-L.-Vrouw te Roeselare. Krotte, dat elders gold als naam voor cichorij, werd aldaar frut genoemd, soms (nog ongunstiger) prut dat uiteraard ook met faecalien verwant is. |
- | Of ‘krot’ ontstaan is door metathese van de r in ‘kort’ is niet uit te maken. |
- | In het lovenswaardig taalspelletje in WTV (Kortrijk) schreef men onlangs (13.1.95) crotte (met c)! Waarom? Erg misleidend, want het
|