Meesterwerken van de Brugse edelsmeedkunst
Van 7 juli tot en met 10 oktober van dit jaar liep deels in het Brangwynmuseum en deels in het Memlingmuseum een prestigieuze tentoonstelling waarin vele meesterwerken van de Brugse edelsmeedkunst werden geëxposeerd.
De stad Brugge heeft er een traditie van gemaakt om zo goed als ieder jaar aan eigen volk en aan de talrijke toeristen in het hoogseizoen een prachtige expositie te presenteren. Ook deze keer was het meer dan de moeite waard.
In het Brangwynmuseum stonden de gewrochten uit de burgerlijke edelsmeedkunst uitgestald en in het Memlingmuseum het kerkelijk zilver. Stukken van na de Franse Tijd werden niet getoond, wel alles wat voortkwam uit de befaamde Brugse gilde der zilversmeden. Samen meer dan 500 nummers!
Was het tentoongestelde reeds een evenement op zichzelf, dan zal ook de prachtige catalogus in lengte van dagen getuigenis afleggen, niet alleen van de uitzonderlijk waardevolle, artistiek hoogstaande en vaktechnische toppers die hier drie maanden bijeen stonden, maar op zichzelf is dit boek een onmisbaar werkinstrument voor al wie zich aan de studie van de zilversmeedkunst begeeft.
Deze catalogus geeft alle (alle 500!) tentoongestelde voorwerpen in kleur weer met een wetenschappelijke beschrijving en commentaar, vermelding van alle mogelijke bibliografie, enz.
Het weinige middeleeuwse zilverwerk dat de troebele periode van de godsdienstoorlogen in de 16de eeuw overleefde, was beperkt tot maar enkele zeldzame exemplaren. Niettemin getuigen deze stukken dat de traditie van artistiek en technisch vakmanschap der Brugse zilversmeden verder reikt dan het begin der 17de eeuw, maar dat de middeleeuwse productie minstens even hoog staat als die uit latere tijden. De Châsse des Damoiseaux, gezegd Jonkersrijve uit de katedraal van Doornik, is daarvan het overtuigend bewijs.
De inleidende studie van prof. F. Van Molle, Vijf eeuwen wel en wee van de Brugse goud- en zilversmeden (blz. 10-54), geeft een waardevol overzicht van de inrichting en de werking der Brugse gilde, haar organisatie, haar ondergang en haar klandizie. Bijlagen, zoals bvb. de fotografische reproductie van de gebruikte meestermerken (blz. 384-406) zullen uitnodigen tot verder onderzoek en blijven een leidraad voor al wie zich op dit terrein waagt.
Wij kunnen maar één opmerking formuleren. Gaarne hadden we gezien dat ook, bij wijze van vergelijking, iets werd getoond en gezegd over de Gentse, de Ieperse, de Kortrijkse en de Rijselse gilden van zilversmeden, die bij ons in West-Vlaanderen eveneens stukken leverden aan kerken en particulieren. De Brugse gilde, ongetwijfeld omvangrijker dan die van Ieper, Kortrijk en Rijsel, en wellicht een evenknie van die van Gent, zou er des te beter en te duidelijker in reliëf worden geplaatst, zodat de relatieve belangrijkheid er nog klaarder en meer overtuigend door zou geworden zijn.
Wat ons nu al werd geboden, zowel de omvangrijke en zeer hoogstaande tentoonstelling als het prachtige boek, dat ook technisch een