Franse minderbroeders in Ieper
In 1680 werden de Vlaamse minderbroeders op bevel van Lodewijk XIV uit hun klooster van Ieper verjaagd en in hun plaats kwamen Franse minderbroeders. De koning kon in Rome bewerken dat zijn veroverd gebied niet meer ingedeeld werd in de Vlaamse provincie van Sint-Jozef maar in de Franse minderbroedersprovincie van Saint-André. De uitdrijving werd pas in 1720 ongedaan gemaakt toen de Vlaamse paters terugkeerden en de plaats van de Andreisten innamen.
Een Ieperse kroniek getuigt in 1680: ten selven jaere den 8 dito (maart) vertrocken de vlaemsche 48 recollecten omdat zy niet en wilden staen onder een franschen gardiaen, in welckers plaetse syn gecommen de recollecten van Ryssel, Doornick ende van ander frans gebiedt (Kon. Bibl. Brussel, Merghelynckfonds, nr. 142, fo 120 verso).
Deze weinig stichtelijke ingreep van le Roi très Chrétien is in grote trekken bekend aan de historici. A. Vandenpeereboom beschrijft ze in Ypriana (dl. V, blz. 189) en de historiografen van onze minderbroeders hebben in hun tijdschrift Franciscana meer dan eens deze moeilijke episode uit hun geschiedenis opgeroepen. De periode 1680-1720 is nochtans grotendeels een witte en oningevulde plek in hun Ieperse kloostergeschiedenis gebleven.
De Franse paters stelden zich moeilijk en weerbarstig op en de Ieperlingen waren hun nieuwe minderbroeders niet genegen. In hun klooster bevond zich het mirakelbeeld van O.L. Vrouw van Tuine. In 1683 werd het derde eeuwfeest gevierd en het was de gewoonte dat het beeld dan in die feestdagen tijdelijk werd tentoongesteld in de kathedraal. In 1683 weigerden de Franse paters het beeld zelfs maar even uit hun klooster te laten vertrekken. Er werd door de Ieperse magistraat in deze kwestie prompt een proces ingespannen. De zaak kon op het laatste nippertje bijgelegd worden, maar liet blijkbaar een wrange nasmaak achter.
In 1713 keerde het tij, maar de Franse paters hielden het been stijf, zochten moeilijkheden en vertrokken pas in 1720 uit Ieper.
Ook andere bedelorden in Ieper hadden miseries met Lodewijk XIV. Of ze uit hun klooster werden gezet zoals de minderbroeders is moeilijk na te gaan, maar de dominikanen moesten eveneens van provincie veranderen; ze werden ondergebracht in de franstalige dominikanerprovincie van Sint-Rosa van Lima. Ook de kapucijnen kenden beroerde momenten, maar schijnen er van tussen geglipt te zijn. Het is bekend dat Lodewijk XIV de kapucijnen graag mocht.
Vooral de minderbroeders waren een doorn in het oog van de Zonnekoning. In Duinkerke waren reeds in 1682 de kloosters van de minderbroeders en van de miniemen door de Vlaamse paters ontruimd en ingenomen door franssprekenden. Ook in Kortrijk en in Tielt hing een uitdrijving een tijdlang in de lucht.
Lodewijk XIV voerde bewust een verfransings- en veroveringspolitiek in zijn geannexeerde gebieden. Hetzelfde deed hij met de abdijen. In Ieper kwamen dan nog door zijn toedoen twee franstalige bisschoppen, de Ratabon en Laval-Montmorrency.
In 1713 was het onweer over. Dit onweer had het langst gewoed in het gebied dat later la Flandre rétrocédée, West-Vlaendre, zou genoemd