Biekorf. Jaargang 93
(1993)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 176]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een Veurnse grafschriftenverzameling uit ca. 1800Het Oud Archief van de Sint-Walburgakerk van Veurne, dat neergelegd is in het Stadsarchief, bevat enkele stukken die niet tot het eigenlijk kerkarchief behoren. Eén ervan is een grafschriftenverzameling van 81 bladzijden, met betrekking tot een aantal kerken en kloosterkapellen in Veurne-Ambacht. Dit register is niet opgenomen in de inventaris van J. Vervenne uit 1958Ga naar voetnoot(1), zodat het pas later eigendom van de kerkfabriek zal geworden zijn.
Het titelblad luidt als volgt. ‘Supplement à ajouter au livre des sepultures du diocèse d'IJpres par mr Weemaer de Bruges, pbr., procure par les soins de monsieur Vermeersch de Furnes. Epitaphes de ste Walburge à Furnes’. Deze titel is geschreven in een andere hand dan de eigenlijke tekst van het manuskript en is onvolledig. Naast de geciteerde kerk komen immers ook nog andere bedehuizen aan bod.
Wellicht is het nochtans door die titel dat het stuk in het archief van de St.-Walburgakerk verzeilde. Vermoedelijk moet dit omstreeks 1973 geweest zijn. Een gouden klevertje op de binnenkant van de kaft vermeldt immers: ‘Ex bibliotheca Baron Charles de Gillès de Pélichy Brugensis, 1872-1958. Galerie Garnier, Brugge 1972-1973’. Hiermee wordt verwezen naar de openbare veiling in 1972 en 1974 van de rijke bibliotheek en handschriftenverzameling van baron Gillès de Pélichy, die in 1958 gestorven wasGa naar voetnoot(2). Hoe deze edelman, van wie de historische en archeologische interesse bekend is, het register verworven had, blijft een open vraag. Na de veiling moet het door de kerkfabriek, de toenmalige pastoor of een schenker al snel aan het kerkarchief toevertrouwd zijn.
Een epitafenboek Weemaere van het diocees Ieper, waarnaar de titel verwijst, is ons onbekend. Arthur Merghelynck, die heel wat grafschriftenverzamelingen depouilleerdeGa naar voetnoot(3), | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vermeldt wel enkele delen met betrekking tot Veurne-Ambacht en Ieper, maar geen met Weemaere als auteur. Het voorliggende deel wordt overigens evenmin opgegeven.
Of ons register werkelijk als supplement bedoeld is, dan wel of deze titulatuur een appreciatie van een latere bezitter weergeeft, is dan ook niet duidelijk. Tot dusver werd het alvast erg weinig geraadpleegd, wat gezien het ontbreken in de inventaris begrijpelijk is, maar toch te betreuren valtGa naar voetnoot(4). De grafschriftenverzameling bevat immers een grote hoeveelheid vrij interessante en betrouwbare gegevens.
Heel het werk is - op de titelpagina na - geschreven in één en dezelfde hand. Of het boek het werk van een kopiist zou zijn, is niet duidelijk. De inhoud zelf werd vermoedelijk in de Franse Tijd opgesteld. Zo wordt met betrekking tot Loker verhaald dat de kerk maar weinig merkwaardig meer is sinds de Franse revolutionairen ze op 6 januari 1793 in brand staken (blz. 70). Het is weinig waarschijnlijk dat de uitvoerige beschrijvingen van de overige kerken van veel later zouden dateren.
De verzameling biedt nochtans meer dan enkel maar een beeld van de grafcultuur in de Veurnambachtse kerken op het einde van de 18de eeuw. Enkele keren maakte de auteur namelijk gebruik van handschriften over sommige families of van andere epitagrafische werken. Zo wordt uitdrukkelijk het handschrift geciteerd van Corneille Gailliard, de bekende wapenheraut die omstreeks 1560 de Vlaamse kerken beschreef (blz. 11)Ga naar voetnoot(5). Ook op andere plaatsen voegde de auteur heraldische gegevens toe, maar niet zonder duidelijk te vermelden dat hij ze uit andere bronnen overnam. Dit onderscheid komt de betrouwbaarheid van zijn beschrijving uiteraard niet weinig ten goede.
De auteursnaam op het titelblad verdient evenwel enige commentaar. De familie Vermeersch wordt in die periode in Veurne immers niet op nauwelijks aangetroffen, maar wel waren de geslachten Vermeesch en van der Meersch er omstreeks 1800 vrij belangrijk. Vaak worden ze trouwens met | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
elkaar verward, zoals ook hier ongetwijfeld het geval is. Om welke telg uit welke familie gaat het?
De auteur was blijkbaar iemand met gezag en relaties. Zo vermeldt hij dat een grafschrift te Pollinkhove voor een deel onleesbaar was, omdat le jubé enkele fragmenten bedekte. Maar, zo voegt hij er aan toe, ‘nous ferons des devoirs pour pouvoir les (= les inscriptions) rendre entierement’ (blz. 66). Wordt hiermee zelfs de verplaatsing van het doksaal bedoeld, dan moet de auteur een machtig man geweest zijn. Ook de veelvoudige citaten uit genealogische werken of handschriften in het bezit van enkele voorname geslachten, duiden aan dat hij in de hogere sociale kringen vertoefde.
Nu behoorden in beide Veurne families uit die periode leden die aan de geschetste karakteristieken voldoenGa naar voetnoot(6). Van de familie van der Meersch is Frans Ignaas (1750-1825) wel het onbetwiste boegbeeld. Hij was gehuwd met Angela Walwein uit Ieper. In de patriottentijd werd hij verkozen tot burgemeester-landhouder (1789-1790); in het patriottencomité zelf zetelde hij als vertegenwoordiger van de adel. In 1804 werd hij tot voorzitter van het kanton Veurne verkozen. In die hoedanigheid woonde hij te Parijs trouwens de kroning van Napoleon bij. Hij bracht het tot luitenant-kolonel in het keizerlijk leger. Hij werd als zeer gefortuneerd beschouwd.
Bij de familie Vermeesch moeten we twee telgen vermelden. Frans Albert Vermeesch (1729-1805) was burgemeesterlandhouder voor en na de patriottentijd (1788-1789 en 1790-1796), waarover hij een merkwaardig verslagboek bijhieldGa naar voetnoot(7). In 1796 werd hij voorzitter van het kanton, wat hij bleef tot 1799. Hij was gehuwd met Angela Borrij, bij wie hij een zoon Norbert had. Deze Norbert Jozef Frans Vermeesch (1771-1841) werd in 1796 onder zijn vader-voorzitter secretaris van Veurne, tot hij in 1800 adjoint werd. In 1802 werd hij dan substituut bij de rechtbank, waarmee hij een loopbaan aanvatte die hem tot procureur voerde. Hij werd gekwalificeerd als één van de rijkste lieden van het kanton. Hij was gehuwd met Maria Julia van der Meersch, de derde dochter van Frans Ignaas (zie hoger) en weduwe van Joseph de Spot. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze drie ‘kandidaten’ voor het auteurschap van - of op zijn minst voor het initiatief tot - de grafschriftenverzameling, zijn dus aan elkaar gewaagd, kenden elkaar persoonlijk en verkeerden in dezelfde sociale kringen. De keuze lijkt zo te zien wel erg moeilijk.
Een intern argument geeft alvast een aanwijzing. De familie Vermeesch wordt in het handschrift geen enkele keer vermeld, de familie van der Meersch daarentegen meermaals. De laatste vermelding is in onze context zelfs erg betekenisvol. Het enige - en dan nog met waterverf opgehoogde - wapen uit het hele werk is dit der familie van der Meersch. Het is vergezeld van een afschrift van een authenticering van dat wapen door notaris Emmanuel Carton uit 1792, op zijn beurt met bijhorend attest betreffende zijn hoedanigheid van notaris (blz. 70-71). Het is duidelijk dat deze stukken aan een telg van de familie moeten toebehoord hebben. Gelet op de leeftijd van vader en zoon in 1792 is het dan waarschijnlijk dat F.I. van der Meersch de auteur was.
Er is nog meer. Frans Ignaas van der Meersch staat elders reeds als verzamelaar van grafschriften bekend. A. Merghelynck bezat een afschrift van een epitafenboek, dat van de hand zou zijn van F.I. van der Meersch (‘de Rosendaele, écuyer’) en van Karel August DacquetGa naar voetnoot(8). Merghelynck bezat hiervan de kopie, die vervaardigd was op last van Edouard Van Damme-Bernier, schepen van Veurne halfweg de 19de eeuw, die een grote historische belangstelling had. Ongetwijfeld had Merghelynck zijn exemplaar - twee volumes van samen 639 bladzijden! - aangekocht bij de veiling van Van Dammes nalatenschapGa naar voetnoot(9). Het origineel bevond zich omstreeks 1850 bij Zenobie Vermeesch, en omstreeks de eeuwwisseling bij schepen en provincieraadslid Raphaël de Spot, die haar neef wasGa naar voetnoot(10).
Uit dit alles blijkt dat Frans Ignaas van der Meersch een grote genealogische, heraldische en epigrafische belangstel- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ling had. Dat de handschriften, waarvan Merghelynck afschriften verwierf, ooit berustten bij Zenobie Vermeesch, wekt geen verbazing. Deze rijke filantrope was het enige kind van Norbert Vermeesch en Maria Julia van der Meersch, en dus de kleindochter van Frans IgnaasGa naar voetnoot(11). Of ook het epitafenboek van de St.-Walburgakerk tot haar bezit behoord heeft, is erg onzeker. De opgenomen kerken zijn alle terug te vinden in de handschriften van Merghelynck, zodat het mogelijk is dat dit (veel onvollediger) deel daartoe een ontwerp was.
De Veurnse grafschriftenverzameling bleef niettemin onvolledig. De beschrijvingen breken vrij bruusk af. Er worden slechts elf bedehuizen opgenomen, en een genealogie, die beloofd werd (blz. 80), ontbreekt volledig.
Voor de gegevens die wél meegedeeld worden, is de verzameling erg waardevol. Heel wat grafschriften verdwenen sindsdien of zijn nog meer onleesbaar geworden. De uitgebreide heraldische beschrijvingen in een correcte terminologie tonen aan dat de auteur op dit vlak zeer goed onderlegd was, zodat de meegedeelde wapens op betrouwbaarheid kunnen bogen. Meermaals wordt trouwens uit andere heraldische werken geciteerd of iets toegevoegd, waardoor het handschrift aan belang heeft bijgewonnen. De eerlijkheid van de auteur om het onderscheid aan te stippen tussen wat hij zelf gezien heeft en wat overgenomen werd uit andere boeken, is voorbeeldig. Waar geen gegevens voorhanden waren, wordt gewoon een open ruimte gelaten; evenmin bezondigt de auteur zich aan het lichtzinnig toekennen van familienamen bij allerlei kwartierwapens. Het geheel getuigt dus van een kritische zin, zoals ook aangetoond wordt door de opmerking dat een bepaald grafschrift recenter leek dan de datering die erop aangebracht was (blz. 74).
Zoals gezegd pleit tegen het handschrift vooral dat het onvolledig gebleven is. Enkele keren is de auteur ook wat onzorgvuldig. Zo werd het grafschrift van Maria de Pours tweemaal opgenomen, waarbij enkele kleine varianten opvallen (blz. 76-77). Elders hebben we al vastgesteld dat de versies in het Fonds Merghelynck soms een meer gemoderniseerde variante biedenGa naar voetnoot(12). Ongetwijfeld lijdt deze verzameling aan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 181]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hetzelfde euvel. Enkele namen zijn immers duidelijk foutief opgetekend. We vermelden bijvoorbeeld Rijckervaert in plaats van Ryckewaert, Blawoet voor Blauvoet, en verdachte lezingen zoals Faultij, Finia of Sol. Waarschijnlijk schreef de auteur letterlijk over wat hij meende te ontcijferen, zelfs als hij wist of kon weten dat de namen vooral onder een andere schrijfwijze voorkomen.
In bijlage geven we de naamindex op deze grafschriftenverzameling. Naast de overledenen zelf zijn hierin ook de wapendragers opgenomen, zo ondermeer van de geïdentificeerde kwartierwapens. Bij consultatie dient evenwel met de hogere opmerkingen rekening gehouden te worden. We spellen de namen immers zoals wij ze in het handschrift aantreffen. Men dient dan ook variaties in het oog te houden van ‘C’ en ‘G’, ‘UE’ en ‘EU’, ‘S’ en ‘Z’, woorden met en zonder begin ‘-H’ enzomeer. Ook biedt de beschrijving soms interpretatieproblemen. Geeft ‘un écusson de Kellenaere’ het wapen weer van de familie Kellenaere of van het geslacht de Kellenaere? Ook variaties met ‘de’ of ‘vander’ komen veelvuldig voor. Sommige families zijn hierdoor onder diverse namen opgenomen; bijvoorbeeld Sweene, van der Sweene/van der Zweene, Zweene. Waar deze duidelijke varianten alfabetisch op elkaar volgden, hebben we ze onder één noemer geplaatst. J. Van Acker | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BijlageOpgenomen kerken:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 182]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 183]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 184]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 185]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
NotaNadat het voorgaande artikel al gezet was, bereikten ons enkele aanvullingen aangaande het handschrift en zijn auteur. In de nagelaten nota's van de Veurnse ere-procureur des Konings Gerard De Cuyper († 1991) steekt een getijpte lijst van handschriften, voornamelijk in het bezit van kanunnik René de Spot uit Veurne, die overleed in 1962. Onder nummer 9 wordt de hier behandelde grafschriftenverzameling vermeld met de mededeling dat het werk aangekocht werd bij de Galerij Garnier door André Vanhoutryve. Van 1964 tot 1973 was deze laatste pastoor van Sint-Walburga, zodat duidelijk is dat het werk op deze wijze in het Oud Kerkarchief geraakt is. Voorliggende bijdrage suggereert dat priester Wemaer(e) een grafschriftenverzameling heeft samengesteld van alle kerken en bidplaatsen uit het bisdom Ieper. Enkel en alleen een stuk uit het Veurnse is bewaard. De Universiteitsbibliotheek van Gent bezit echter twee codexen van de hand van Jean-Baptiste Wemaer. De eerste draagt als opschrift: Mémoire de tous les épitaphes, inscriptions, sépultures, blasons... dans les églises de Vinderhaute, Mariekercke, Melle, Destelberghe, Zeeverghem, Caneghem, Peteghem, Saffelaere, Waesmunster, Zele, Etichove, Mooreghem, Cuerne, Zulte, Avelghem, Heyne, Belcele et Alost. Handschr. 18de eeuw, 54 blz., met gekleurde en ongekleurde pentekeningen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 186]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het tweede handschrift luidt als volgt: Collection d'épitaphes de quelques églises de la ville de Gand. Daarbij ingebonden steekt een 17de-eeuwse kroniek van Gent over de jaren 1317 tot 1595. Dit stuk bevat in totaal 242 blz. en werd eveneens opgeluisterd met gekleurde en ongekleurde pentekeningen (18de eeuw). Beide manuscripten dragen de nrs. 3.645 en 3.647 (A. Derolez, Inventaris van de handschriften in de Universiteitsbibliotheek te Gent, blz. 271). Priester Wemaer heeft dus vermoedelijk een beschrijving opgezet (of willen opzetten) van alle opschriften in het graafschap Vlaanderen. Het eerste handschrift geeft 18 kerken weer, vooral uit Oost-Vlaanderen, maar ook van drie kerken uit het huidige West-Vlaanderen (Kanegem, Kuurne en Avelgem). Wemaer bracht dus gegevens samen uit minstens drie bisdommen (Ieper, Gent en Doornik). Is hij willekeurig tewerk gegaan en beschreef hij alleen enkele kerken die hij toevallig bezocht? Of is zijn handschrift verloren geraakt en staan we hier voor kopies die door latere bezitters werden genomen? Hs. 3.647 (Quelques églises de Gand) zou er kunnen op wijzen dat de auteur wel systematisch te werk is gegaan en dat we tot hiertoe enkel afzonderlijke gedeelten van één groter geheel kennen. In de wereld van de epigrafie uit die tijden is de naam Wemaer helemaal onbekend. Hij zou, volgens het handschrift over Veurne, uit Brugge afkomstig zijn. Daar leefde in de 18de eeuw inderdaad een familie van die naam. Zo kennen we een zuster Wemaer die in 1781 als novice binnentrad in het klooster der annonciaten te Brugge (Tablettes des Flandres, t. 3, blz. 317) en een Brugse Wemaer die in 1790 luitenant was in het leger der patriotten (Van Walleghem, Merckenweerdighe voorvallen, 1790, blz. 144). Het behoort bijgevolg tot de mogelijkheden dat Wemaer een groot epigrafisch werk heeft aangelegd, dat na zijn dood opgedeeld en verspreid is geraakt in meer dan één privé-collectie. Misschien was het Veurnse stuk ooit in handen van de bekende verzamelaar Joseph van Huerne en is het zo aan de familie Gillès de Pélichy door overerving aanbedeeld geworden. Dat van Huerne ergens iets met deze handschriften te maken had, is zo goed als zeker als men weet dat het Brugse stadsarchief een handschrift bewaart (nr. 202) met als titel Manuscrit des inscriptions et Epitaphes, sepultures etc. de Sainte Walburge à Furnes donné par M. Vander Meersch à Mr. Jos van Huerne, pour ajouter à un recueil qu'il tient du dit endroit et du même contenu. Dit Hs. dateert van ca. 1800 en telt 64 fol. met een gekleurd wapenschild van de familie van Waterleet (N. Geirnaert, Inventaris van de handschriften in het stadsarch. te Brugge, 1984, blz. 54). Zijn er nog ergens elders stukken van Wemaers collectie te vinden? Nazicht in privé-verzamelingen zou ons op het spoor kunnen brengen van een zeer interessante en belangwekkende bron nopens de epigrafie van onze kerken even vóór de Franse Tijd. Alle biografische details over Wemaer en nadere gegevens over de verzameling opschriften van deze minder bekende maar zeker verdienstelijke collectioneur, zijn welkom. J. en L. Van Acker |
|