Duiklaboone (Duiklabboone?)
‘We speelden rollekabolle en duuklaboone’, zegt de Roeselaarse volkskundige Roger Slosse in zijn boek Zo sprak Koberkie (1991), blz. 1. Duuklaboone (duiklaboone) of katjie-duuk (katje-duik): twee Roeselaarse termen voor verstoppertje spelen.
Duiklaboone ontbreekt bij De Bo. Ook bij A. de Cock en Is. Teirlinck (Kinderspel en kinderlust in Zuid-Nederland, I, Gent, 1902, waar men blz. 140 en verder onder de titel ‘Verstoppertje’ wel het Bone- of Boonespel aantreft, alias Boonaard spelen, met verwijzing naar De Bo). Wat leert ons De Bo's Westvlaamsch Idioticon onder ‘Bonespel’? ‘Deze, die den anderen (als meervoud bedoeld) moet zoeken, heet bone, en wanneer (bij De Bo met één n) bone eenen ontdekt, roept hij hem bij zijnen naam, en loopt dan spoedig naar zijn kot of kamp terug; maar als de ontdekte, die uit zijn schuilhoek springt, spoediger loopt dan bone, en eerder dan hij in het kamp aankomt, deze verbrandt de keern, d.i. dat bone het spel verliest, en wederom moet bone zijn’.
Zo hebben we het zelf in de jaren vijftig ontelbare keren gespeeld, maar we herinneren ons niet dat de ‘zoeker’ door de toenmalige Roeselaarse jeugd ‘bone’ werd genoemd. Hij was ‘er aan’ (eraan, uitspr.: dr'an). Dr'an kon men op velerhande manieren zijn, meer bepaald in de inzetfase van allerhande spelen, als de aangewezene door het lot (bij ons altijd via ‘zimzamzom’; - echte aftelrijmpjes waren alleen bij meisjes in gebruik; De Bo geeft er onder ‘Bone’ wel enkele voor ons verstoppertjesspel).
Zou duiklaboone als synoniem voor katje-duik (dit laatste wél bij De Bo en bij De Cock-Teirlinck) tot ver buiten Roeselare in gebruik zijn (geweest)? En mag, vanuit de benaming bonespel, aan de schrijfwijze duiklabboone worden gedacht, met de twee b's van labboon (zie Van Dale: labboon = tuinboon)? Als benaming voor de tuinboon wordt labboon, voor zover we weten, in Roeselare niet gebruikt.
J. Huyghebaert