Vette ossen in de polders in 1794
L'armée du Nord liet in het jaar II der Franse Republiek (augustus 1794) een telling van het vee uitvoeren in het Brugse Vrije. Ossen, koeien, kalvers, schapen en paarden werden opgenomen (Rijksarch. Brugge, Fr. Archief, nr. 121-122).
In vele gemeenten kwam zelfs geen enkele os voor (bvb. Eernegem, Zedelgem, Ardooie) en in enkele gemeenten waren er maar een paar (Beveren 2, Beernem 2, Sijsele 3).
Volgende lokaliteiten telden minstens 20 ossen: Sint-Pieters 24, Handzame 21, Zevekote 60, Zuienkerke 281, Wenduine 90, Gistel 49, Klemskerke 254, Lapscheure 43, Westende 134, Sint-Michiels 25, Knokke 20, Westkapelle 30, Oostkerke 46, Sint-Pieterskapelle 40, Bredene 365, Oudenburghoek 130, Nieuwmunster 129.
Men mag vermoeden dat onze boeren er niet erg op gesteld waren om correcte gegevens over hun veestapel door te spelen aan een leger dat altijd gereed stond om alles op te eisen wat niet te heet of te zwaar was. In deze cijfers mogen we toch de bevestiging zien van het feit dat de polders toen, zoals nu nog, de vette weiden waren voor de vetleggers en de veehandelaars die de zomermaanden uitkozen om hun vee voor een tijdje te ‘leggen’ in de malse weiden van Veurne-ambacht.
A.B.