Twee hennen is één kapoen (Vraagw. 1992, blz. 232)
Een kapoen (een gesneden haan) vertegenwoordigt van oudsher een zekere geldswaarde. In het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT), dat uiteraard een lemma kapoen kent, heeft men er zelfs een apart betekenisnummer voor over. In Deel VII, kolom 1512 staat onder betekenis 2 van het woord kapoen te lezen: ‘Ter voldoening van zekeren cyns in natura [...] en ook als naam van zulk een cijns’. Het WNT wijst verder op het Franse chapon de rente en op in het WNT opgenomen samenstellingen als kapoengeld(en), kapoengoed(eren) en zaadkapoen, waarvan we nog het woord erfkapoen zouden kunnen toevoegen. Dezelfde informatie vindt men ook in het Glossarium van verouderde rechtstermen, van Stallaert, die in deel 2, blz. 39 schrijft: ‘veelvoudig voorkomende cijns in natura in de middeleeuwen; in geld werd hij [de kapoen, RT] doorgaans berekend op vijftien Brab. stuivers’.
Daarmee is echter nog niet gezegd dat een kapoen tweemaal zoveel waard is als een hen. Het bewijs dat dit wel degelijk het geval was, komt eveneens uit het WNT, dat een citaat opneemt uit het boekje Den Schat der Cheynsen: innehoudende de Weerde ende Evaluatie van veele oud Munten en Cheynsen die in Cheyns-Boecken staen (Brussel, 1725). Het citaat, dat op blz. 39 van dit boekje terug te vinden is, luidt: ‘Een hinne is ordinaris eenen halven cappuyn’. Als een hen de waarde van een halve kapoen heeft, dan moeten we vaststellen dat twee hennen evenveel waard zijn als één kapoen, het feminisme ten spijt.
Rob Tempelaars