Pieter Joost de Borchgrave
burgerstandminnende burger
De dichter Pieter Joost de Borchgrave uit Wakken (1758-1819) was inderdaad, zoals door L.V.A. in Biekorf, 1991, blz. 425 is aangetoond, een bakker. Hier tot verdere staving Prudens van Duyse in Belgisch Museum, VIII, 1844, blz. 438: ‘Verwaendheid schynt den bestendigen laureat, of, klassisch gesproken, den primus perpetuus, niet verleid te hebben. Zekere rederyker van Geeraertsbergen, met name Adriaen Rens, de grootvader van mynen kunstvriend, den heer Frans Rens, schreef aen den Wackenschen Poëet: Gy zyt de fenix der Nederlandsche dichteren. Maer de fenix des hôtes de ces bois antwoordde: Gy hebt het mis, myn goede Adriaen: ik ben slechts een bakker en myne vrouw eene monteuse (mutsemaekster), en nog twyfel ik of wy, ook als dusdanigen, fenixen zyn’. Wat deze redenering ook waard moge zijn, bakker was hij dus, onze man. (Met phénix des hôtes de ces bois, jeugdige lezer, spreekt de vos de raaf aan in een fabel van Jean de la Fontaine. Ook een stuk kaas kwam er in. En iedereen leerde het van buiten).
Ivo de Borchgrave heeft in de uitgave van zijn grootvaders werk (Gedichten van De Borchgrave, Gent, 1861) van die bakker een vage edelman gemaakt. Wie even de moeite doet om in deze verzamelbundel blz. 1-13 het dichtwerk ‘By het afsterven van Z.K.H. Karel-Alexander hertog van Lorreynen’ op te zoeken, moet weten dat de originele versie op de volgende manier in de pers is aangekondigd: ‘Nieuw Nederlandsch Treur Tooneel geopend op het afsterven van Zyne Koninglyke Hoogheyd Karel Alexander, Hertog van Lorreynen en van Bar & c. & c. in Nederduydsche Verzen door eenen geringen Borger-Staet-lievenden Borger onder de Zinspreuke: Myd altyd Nyd’ (Gazette van Gend, 5 oktober 1780).
De geringe burgerstandminnende burger Pieter Joost de Borchgrave dus (die zijn hele loopbaan lang de rederijkerskenzin Mijd altijd Nijd heeft gebruikt).
* * *
De goed ingelichte Van Duyse heeft het, in zijn daarnet