Biekorf. Jaargang 91
(1991)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 274]
| |
Touwtrekken rond een klok van Westvleteren in Nieuwpoort, 1607-1611Op Sint-Magdalenafeest (17 juli) 1607 trok de 36-jarige gewezen hoofdman van Westvleteren Joos van Middeleem naar Diksmuide. In een herberg op de hoek van de Korenmarkt zou hij een stevige pint drinken met zijn broer Jan. Bij hen zat ook Claeys Steyaert, die de van Middeleems een blyde mare bracht. Broer Joos Steyaert was pastoor in Oostvleteren, en had wat speurwerk verricht naar een verdwenen klok uit zijn parochie, die in Nieuwpoort zou hangen. Er was echter gebleken dat de bedoelde klok uit Westvleteren herkomstig was, zodat ze blij waren nu hun buurgemeente deze tip te geven. Claeys hoopte trouwens dat die parochie zijn broer wel eenighe schoonheyt zou doen voor zijn inspanningen.
Joos van Middeleem schijnt de wenk inderdaad ter harte genomen te hebben. Precies een week later resulteerden verdere opzoekingen al in een reeks verklaringen voor apostolisch notaris Joos van Gheluwe en getuigen meester Sebastiaan Spindelaar en Jan Struve. De zegslieden waren allerlei mensen, die een of meerdere gebeurtenissen hadden meegemaakt en konden verhalen. Op basis van hun getuigenis is volgende reconstructie mogelijk.
1561 was tjaer vanden dieren tyt. Toen waren in Westvleteren Pieter Annoot dismeester en Michiel de Wale kerkmeester. De laatste wordt uitvoerig gesitueerd, omdat zijn naam op de bewuste klok voorkwam en zijn bestaan als kerkmeester van die parochie alleen al erg belangrijk was. Hij was gehuwd met Genevive, dochter van Jan Schevele de Oude, die woonde in een omwalde hoeve, later de ‘Verbrande Hofstede’ geheten bij de molen van Westvleteren, en van Janeken, dochter van Lampsen van der Ghote. Bij hun huwelijk was Michiels vrouw al weduwe van Adriaen de Wilde, bij wie ze een zoon Daneel had. Na de dood van Genevive woonde de Wale enige tijd in bij zijn (stief-)schoonzoon, in de woning waar later Christiaen de Vroe zijn intrek zou nemen, totdat Daneel trouwde met Janeken, dochter van Charles Aerlevoet. Michiel de Wale verhuisde toen naar de Elzendammestraat in Oostvleteren. Hij bewoonde er een oude en vervallen hofstede, die hij volledig renoveerde. Hij | |
[pagina 275]
| |
huwde opnieuw met Zegheryne Petrys en overleed enige tijd later. Toen de klokkwestie in 1607 aanhangig werd, was zijn weduwe al hertrouwd met Franchoys de Wale, zijn hofstede opnieuw tot ruïne vervallen.
Het verhaal begint in feite na het overlijden van Joos de Brits de Oude. Ongetwijfeld betreft het hier Joos Brits fs. Jan, die tien jaar eerder door de kasselrijmagistraat van Veurne veroordeeld werd voor weerspannigheid tegen de amman van Westvleteren, en van wie verdere biografische gegevens ontbraken. De metalen plaat en vuist, die hij toen als straf had moeten vervaardigen, worden thans nog in het Stadhuis van Veurne tentoongesteld; het proces werd uitvoerig ontleed door prof. StrubbeGa naar voetnoot(1). Hoe dan ook, het was bij zijn uitvaart in 1561 dat een klok van de parochiekerk barstte. Al snel werd ze hergoten, iets wat op het kerkhof zelf zou zijn gebeurd. De klok werd toegewijd aan Maria met als meter Maria Schevele, weduwe van Christiaen Grimmynck. Zij was een dochter van Jan Schevele de Oude, en dus schoonzus van Michiel de Wale, die zich voor dit alles als kerkmeester ingespannen had.
Het is mogelijk dit uitvoerig en vrij ingewikkeld verhaal nog wat aan te vullen. Volgens een aantekening, bijgeschreven in een legger van 1498, werden in 1528 al twee klokken met de namen Jezus en Maria op het kerkhof gegoten toen Jan Schevele fs. Jacob, de auteur van deze nota, kerkmeester wasGa naar voetnoot(2). Ongetwijfeld is dit Jan Schevele de Oude, zodat we vaststellen dat Michiel de Wale zijn schoonvader als kerkmeester is opgevolgd. Merkwaardig is dat het gieten ook hier op het kerkhof gesitueerd wordt, wat dus een courante praktijk blijkt te zijn geweest. Met deze gegevens lijkt het verder erg waarschijnlijk dat het de Maria-klok van 1528 was die barstte bij de uitvaart van Joos de Brits, en dat ze dan vervangen werd door een gelijknamige nieuwe klok.
Korte tijd nadien raakte de streek betrokken in de hevige | |
[pagina 276]
| |
troebelen van die jaren, die men noemde de geuzentyt. In 1577 haalde een van deze ‘geuzen’, zekere Joos de Bruckere, met enkele gezellen twee klokken uit de kerktoren van Westvleteren. Ze werden per boot vervoerd naar Veurne, van waaruit minstens een klok te Nieuwpoort zou aanlanden. En iets later, ‘toen het leger voor Ieper lag’Ga naar voetnoot(3), verdween ook nog de grote klok, die voor de vorige plunderaars misschien te zwaar was geweest. Wellicht gebeurde dit naar aanleiding van de algemene opeising door de Staten in 1578Ga naar voetnoot(4). We vermoeden dat Westvleteren hierna geen enkele klok meer over had en de parochianen enkele decennia de vertrouwde klanken moesten missen.
Het is niet duidelijk of de bestemming van de geroofde klokken in Westvleteren in die dagen zelf bekend was. Maar toen een klok in Nieuwpoort verzeilde, deed het gerucht al snel de ronde. Ook dorpspastoor Mahie Fornier was de mening toegedaan dat zijn klok in de havenstad hing, terwijl volgens Daneel de Wilde het ‘hoofd’ (de kroon?) voor Jacob Ogiers hofdam bij de Hoochbrugghe in het dorp was achtergelaten. Definitief uitsluitsel kwam er van Clayseken van Steene, die beweerde de klok herkend te hebben in het klokkenhuis van Nieuwpoort. Na de overgave van de stad aan de hertog van Parma - dit is op 20 juli 1583Ga naar voetnoot(5) - zou de klok dan overgebracht zijn naar het stadhuis, waar ze sindsdien tot uurslag diende. Dat ze daar hing, was trouwens algemeen bekend: Pieter van den Hove had er meermaals horen zeggen dat de uurslag uit Westvleteren afkomstig was.
Het is hier nodig even de door de notaris ondervraagde getuigen op te sommen om hun inbreng of kennis naar waarde te schatten. Michiel Pin, 72 jaar oud, woonde al 45 of 46 jaar in Westvleteren, terwijl Jan Maarten fs. Cornelis, 65 jaar, een geboren en getogen inwoner van die parochie was. Hun | |
[pagina 277]
| |
beide getuigenissen hebben vooral betrekking op de persoon en de familie van Jan Schevele en Michiel de Wale. Hetzelfde geldt voor Maeyken, dochter van Jan Schevele en weduwe van Christiaen Grimmynck, 58 jaar oud, die tijdens de rebellie naar Veurne was gevlucht. Gilline, dochter van Abeene Vlieghe en vrouw van Pieter van den Hove, moet meid bij Daneel de Wilde zijn geweest. Ze had Michiel de Wale nog weten inwonen, en had later met Daneel een tijdlang in Diksmuide gewoond omstreeks de periode dat de klokken verdwenen waren. Sindsdien was ze naar Westvleteren teruggekeerd. Haar verhaal is zeer uitvoerig, zowel over de belangrijkste personages, als over de klokken zelf. Ook het getuigenis van Clayseken, dochter van Willem van Steene en vrouw van Michiel Pin, 66 jaar oud en geboren en getogen Westvleterse, is belangrijk: ze beweerde ondermeer de bewuste klok nog in het klokkenhuis van Nieuwpoort gezien te hebben. Een gelijkaardig getuigenis, maar dan van horen zeggen, kwam er van Pieter van den Hove, 58 jaar oud, en oud-schepen van het Hofland in Westvleteren. Hij was na de overgave van Nieuwpoort naar die stad gevlucht. Joos van Middeleem hebben we al ontmoet; vermoedelijk heeft hij, jaren na de feiten, de lont aan de zaak gestoken. en tenslotte is er nog Jan Valke fs. Gillis, 63 jaar oud en burgemeester van Diksmuide, die ten tijde van de roof nog in Westvleteren woonde maar later gevlucht was.
Het getuigenis kan gemakkelijk gesitueerd worden in de reeds bekende gebeurtenissen. De klokkenroof van Westvleteren was immers geen alleenstaand geval. In heel de kasselrij werden in die periode klokken geroofd en achtereenvolgens naar Ieper, naar Veurne en tenslotte naar Nieuwpoort gevoerd. Daar werden ze verkocht aan Jacob Zeghers, koopman uit Vlissingen. De opbrengst moest voor de aankoop van munitie dienen. Maar omdat het gezamelijk gewicht van de klokken te groot was, werden er enkele gewoon teruggegevenGa naar voetnoot(6). Uit het voorbeeld van Westvleteren blijkt dat dit alvast niet steeds uitgevoerd is. Houdt de beslissing van Nieuwpoort om in de eigen halletoren een beiaard uit te bouwenGa naar voetnoot(7) misschien hiermee verband? De datering van de | |
[pagina 278]
| |
verplaatsing van de klok van Westvleteren naar de halletoren is nochtans waarschijnlijk iets foutief; de bewuste kerktoren zou al in 1580 zijn afgebrokenGa naar voetnoot(8). In het hele relaas lijkt dit echter maar een detail.
Het getuigenis van die geloofwaardige lieden moet in elk geval zwaar gewogen hebben. Niet alleen kenden ze de personen, die een rol in het hele gebeuren hadden gespeeld, maar daarenboven hadden sommigen een overheidsfunktie bekleed, zodat ze goed aangeschreven stonden. Op basis van hun verklaring voor de notarisGa naar voetnoot(9) werd door de stad en kasselrij Veurne, onder wiens toezicht de parochie viel, een memorie opgesteld. Hierin werd betoogd dat de klok van de uurslag te Nieuwpoort vroeger in Westvleteren hing en dus het rechtmatig eigendom van die parochie was.
Om een en ander proefondervindelijk te staven trokken Roeland Schynckele, griffier van de wezen, en Philips de Hames, schepen-keurheer van de stad en kasselrij Veurne, naar Nieuwpoort, om er de klok de visu aan een onderzoek te onderwerpen. Op 23 november 1607 brachten zij verslag uit door middel van een uitgebreide beschrijving. De klok droeg in nieuwe latynsche letteren het opschrift: ‘† Maria doen u een constenare goot Was Europe in vreden zonder strijt / † den tweedracht des gheloofs was groot, den heresie in Coninck Philippus tiit’. Eronder was gegraveerd: ‘Michiel de Wale kerckmre’. De klok was verder versierd met drie taferelen; een beeld van O.L. Vrouw, de drie verzoekingen aan Christus door de Vijand en de Uitdrijving uit de Tempel, en een simpel crucifix, qualyck gheformeert. Meteen werd door het opschrift de band met Michiel de Wale en dus met Westvleteren bevestigdGa naar voetnoot(10).
Omdat Nieuwpoort evenwel weigerde de klok terug te geven, richtten de parochie Westvleteren en de stad en kasselrij Veurne zich tot de hoogste kerkelijke instantie, bisschop Carolus Masius (Maes) van Ieper. De eisers slaagden er al gauw in hun gelijk te laten blijken. Tot driemaal toe werd Nieuw- | |
[pagina 279]
| |
poort er daarop door de bisschop schriftelijk, en ook enkele keren mondeling, toe aangemaand om de klok te restitueren, maar steeds kreeg hij hetzelfde negatieve antwoord. Uiteindelijk stelde de bisschop Westvleteren dan maar voor genoegen te nemen met een vervangende betaling van 600 guldenGa naar voetnoot(11).
Westvleteren richtte zich hiertoe opnieuw tot de stad en kasselrij Veurne, die optrad als ‘oppervoogd van alle kerken’. Op 15 januari 1609 verleenden de magistraten de parochianen de toelating op het aanbod in te gaan. In de stadsrekening van Nieuwpoort werd dan een bezoek van Christiaan Grimminck op 27 februari 1610 genoteerd. Alhoewel hij als afgevaardigde van Oostvleteren wordt vermeld, blijkt uit de verdere afhandeling wel dat hij ongetwijfeld naar de havenstad was getrokken voor de klokkwestieGa naar voetnoot(12).
Maar de parochie Westvleteren schijnt niet erg geneigd geweest te zijn om geld in plaats van de klok aan te nemen. Op 3 maart schreef de bisschop haar daarom nog eens een brief, waarin hij er op aandrong dat ze hiermee genoegen zou nemen en haar instemming te Nieuwpoort zou betuigen. Ook stelde hij voor Oostvleteren tegemoet te komen voor de proceskosten die deze parochie in dit verband gedragen had. Of hiermee de vroegere bemoeienissen van pastoor Steyaert zijn bedoeld, dan wel de tussenkomst van Christiaan Grimminck in de havenstad, is niet duidelijk. De bisschop wenste alvast dat de beide Vleterens en Nieuwpoort het weer zouden eens vinden, gherust ende uuyt alle proceduren.
En ditmaal besliste Westvleteren inderdaad op het voorstel in te gaan. Precies een week later verschenen de pastoor, de hoofdmannen en de notabelen van de parochie voor Christiaen de Vlou en Jan Liem, schepenen van het Hofland in Oost- en Westvleteren, waar ze beloofden akkoord te gaan met de betaling van de afgesproken somGa naar voetnoot(13). Meteen werden | |
[pagina 280]
| |
Christiaen Grimminck en Abraham Trudonius, de baljuw, naar Nieuwpoort afgevaardigd om het bedrag in ontvangst te nemen. Nog eens drie dagen later sloten zij inderdaad een akkoord met Nieuwpoort. De uitbetaling bleef echter op zich wachten, zodat op 6 oktober 1610 (dus ruim anderhalf jaar later al!) Grimminck en enkele andere parochianen onder leiding van hun dorpsherder opnieuw naar de havenstad trokken, waar ze op twaalf kannen wijn vergast werden. Uiteindelijk konden Grimminck en griffier Godschalc in naam van de parochie op 18 januari 1611 de beloofde geldsom in ontvangst nemenGa naar voetnoot(14). Ongetwijfeld is het hiermee dat nog hetzelfde jaar een nieuwe klok bekostigd werd; peter was toen ondermeer Christiaan Grimminck, meter o.m. ene Princken Screvels (Schevele?)Ga naar voetnoot(15).
Opmerkelijk bij deze zaak is wel dat de voornaamste actanten uit de plattelandsparochie allemaal verwanten waren. De families de Wale, Schevele, en Grimminck of Grimmynck waren onderling door huwelijken verbonden. De laatste genoemde Christiaan Grimminck was een zoon van de eerder genoemde gelijknamige man van Maria ScheveleGa naar voetnoot(16). Deze familie kende in die periode trouwens een sterke sociale klim. Christiaan jr., hier steeds de vertegenwoordiger van zijn parochie, maakte ook op regionaal vlak promotie. In 1607 en 1609 werd hij telkens voor een jaar schepen-keurheer. Nadat hij omstreeks 1620 naar Veurne was verhuisd, vinden we hem om de twee jaar terug in die functie, vanaf 1627 afwisselend met zijn zoon Marcus, zodat hij bij zijn dood op 4 mei 1637 al de vierde plaats bezette. Zijn grafmonument is nog aanwezig in de St.-Walburgakerk van Veurne. Zoon Marcus bracht het zelfs nog verder tot ambtenaar op nationaal niveau, tot hij wegens corruptie werd terechtgesteldGa naar voetnoot(17). | |
[pagina 281]
| |
Interessant is ook dat we hier een geldelijk waardeoordeel van de klok vinden. In rekeningen wordt een dergelijke uitgave immers vaak verbonden met allerlei nevenactiviteiten (ijzerwerk, manuren,...), zodat de reële kostprijs van klokken wel eens onduidelijk blijft. Dat men in Westvleteren een nieuwe klok kon laten gieten na de betaling van die 600 gulden, toont aan dat we dat bedrag als een realistische raming moeten aanvaarden, ook al weten we niet hoe groot beide klokken warenGa naar voetnoot(18). We menen evenwel dat de oude en de nieuwe klok voor de parochianen vergelijkbaar moeten zijn geweest.
Het geval van de klokkenroof van Westvleteren is zeker geen uitzondering. A. Viaene schreef reeds dat tal van door de geuzen geroofde klokken nog in havensteden in het buitenland te vinden zijnGa naar voetnoot(19). Voor Westvleteren diende niet eens zover gezocht te worden, maar ook hier is de klok nooit naar haar heimat teruggekeerd. Daarenboven is duidelijk dat al voor de georganiseerde opeisingen van 1578 alvast in de Westhoek heel wat kerken van hun klokken beroofd werden door allerlei ongeregelde benden. Tenslotte blijkt uit de getuigenissen dat veel landslieden niet hebben deelgenomen aan de grote vlucht uit het graafschap, maar het voorbijtrekken van de storm in de steden Veurne, Diksmuide en Nieuwpoort afwachtten. Een man als Jan Valke slaagde er trouwens in zich daar een nieuwe toekomst op te bouwen. J. Van Acker |
|