Biekorf. Jaargang 91
(1991)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 265]
| |
De ‘Napoleonisten’
| |
[pagina 266]
| |
Naamkaartje van de Brugse ‘Napoleonisten’.
Lithografie door Daveluy (8,5 × 5 cm.). Naamkaart van de vereniging van ‘Napoleonisten’: keizerlijke arend en Belgisch wapen, Franse en Belgische vlag. Geen vermelding van de naam Brugge, zodat deze kaart wellicht ook door gelijknamige verenigingen elders in het land werd gebruikt.
Lithografie door Daveluy (16 × 11,5 cm.). | |
[pagina 267]
| |
schijnlijk de enige retributie die zij ontvingen voor hun trommelwerk op de Napoleonistische feestdagen. | |
Redenen tot oprichtingWaarom ontstond een dergelijke vereniging?
Het was immers niet evident dat meer dan 25 jaar na Waterloo, 20 jaar na de dood van Napoleon en 10 jaar na de stichting van het Belgisch koninkrijk, plots zowat overal in het land verenigingen werden opgericht door oudgedienden van de keizerlijke regimenten. De lokale initiatieven werden daarenboven ondersteund door een provinciale en een nationale leiding.
Dat oudstrijders zich groepeerden was op zichzelf niet ongewoon. De band die ontstaat tussen mannen die aan dezelfde krijgsverrichtingen hebben deelgenomen, behoort tot de sterkste. Hoe heviger de oorlog, hoe harder de voorwaarden waaronder men geleefd heeft, des te hechter de band.
De solidariteit onder de oudstrijders van de eerste wereldoorlog is altijd aanzienlijker geweest dan die onder de oudstrijders van de tweede wereldoorlog. De Oostfrontstrijders hebben onder elkaar sterke banden behouden.
Het is dan ook niet abnormaal dat diegenen die hadden deelgenomen aan het ‘heldenepos’ van het Franse keizerrijk, mekaar op basis van dit gemeenschappelijk verleden wensten te ontmoeten.
Er was hiervoor wél een hele ommekeer nodig geweest. Vanaf 1814 was Napoleon niets anders meer dan de ‘Corsikaanse bandiet’ en werd hij door onze bevolkingen gehaat. Dit moet zeker ook het geval zijn geweest voor de ‘conscrits’ die geslagen en verslagen, vaak gewond of blijvend verminkt, de hel van de Napoleonistische veldslagen en van de krijgsgevangenschap hadden overleefd. Bij hun terugkeer werden ze niet als helden verwelkomd, maar eerder als verdwaalden of misbruikten. Misschien zouden we ze in onze tijd kunnen vergelijken met de Amerikaanse Vietnamveteranen of met de Sovjetsoldaten die uit Afghanistan terugkeerden.
Pas na de dood van Napoleon kwam de verering op gang. Het leed werd stilaan vergeten en de herinnering aan de held Napoleon werd definitief opgetild tot een ongenaakbare en | |
[pagina 268]
| |
Nieuwjaarskaart, zonder datum, vanwege de trommelaars van de Brugse ‘Napoleonisten’: afbeelding van Napoleon met een soldaat.
Lithografie door Daveluy (15 × 9,5 cm.). Nieuwjaarskaart, zonder datum, vanwege de trommelaars van de Brugse ‘Napoleonisten’: Napoleon doet een dutje onder het oog van zijn generaals, met de linkervoet uitgestrekt boven een stafkaart.
Lithografie door De Lay - De Muyttere (17 × 12 cm.). | |
[pagina 269]
| |
onaantastbare mythe. Het was voortaan een reden tot fierheid onder hem te hebben gediend. Soldaat van Napoleon te zijn geweest was een lichtpunt in een ‘curriculum vitae’, alsof een fragmentje van 's keizers posthume glorie op ieder vroegere militair afstraalde.
De mythe Napoleon nam dergelijke afmetingen aan dat de franse koning Louis-Philippe (1773-1850) dacht goed te doen er zich mee te verzoenen, in de hoop naar het woord van Jacques Bainville ‘d'exorciser le fantôme’. Het stoffelijk overschot van Napoleon Bonaparte werd uit Sint-Helena teruggebracht en op 15 december 1840 met grote luister bijgezet in de ‘Invalides’, die onmiddellijk - en tot op vandaag - een bedevaartplaats voor Napoleon-vereerders werd.
De oprichting van oudstrijdersverenigingen in 1841 was derhalve het rechtstreeks en concreet gevolg van de Franse nationale verzoening rond de Napoleonistische mythe. Ook in België kon men tegen deze verzoening weinig inbrengen, aangezien ze gewild en gepatroneerd was door de eigen schoonvader van onze koning.
Kwam daar nog bij dat de hoop gerezen was dat de Fransen aan de oud-soldaten van Napoleon een pensioentje zouden uitbetalen. Materiële betrachtingen zijn bij oudstrijdersorganisaties nooit ver af, en dit is ook niet abnormaal.
De ex-militairen van het keizerrijk waren na 1840 uiteraard al een dagje ouder geworden. In Brugge waren de initiatiefnemers van de Napolenistische broederkring gemiddeld 55 jaar en ze keken dus spontaan eerder naar het verleden en naar de militaire dienstperiode die hét evenement in hun leven was geweest. De verleiding was ongetwijfeld aanwezig om het zich na al die jaren roemrijker en heldhaftiger voor te stellen dan het in werkelijkheid was geweest, hoewel sommigen ook écht interessante levensverhalen te vertellen haddenGa naar voetnoot(3).
Dat het toch niet helemaal vanzelfsprekend was zich in het koninkrijk België op het pad van de Napoleonistische cultus te begeven, toont het feit aan dat de ‘Napoleonisten’ ook in korps deelnamen aan Belgische plechtigheden, zoals aan de nationale feestdag op 21 juli. Op sommige van de door | |
[pagina 270]
| |
Nieuwjaarskaart van het jaar 1850 vanwege de Brugse ‘Napoleonisten’ (zonder vermelding van de trommelaars).
Lithografie door Daveluy (15 × 9 cm.). Nieuwjaarskaart zonder datum en zonder vermelding van de Brugse vereniging, vanwege de trommelaars.
Lithografie door Daveluy (13,5 × 9,5 cm.). | |
[pagina 271]
| |
hen uitgegeven wenskaarten werden symbolen van het keizerrijk Frankrijk en het koninkrijk België broederlijk bij mekaar gebracht.
Mits dergelijke tegemoetkomingen, vormden de ‘Napoleonisten’ een aanvaarde en door de overheid met sympathie bejegende vereniging, ook al ging het om de verheerlijking van iemand die dan toch de ‘vijand’ was geweest en tienduizenden van onze landgenoten de dood had ingejaagd. Men stelle zich voor dat rond 1970 de Oostfronters een vereniging zouden opgericht hebben ter ere van Adolf Hitler en dat zij jaarlijks door de stad zouden defileren op weg naar een kerkdienst die ook door de lokale ‘gestelde lichamen’ zou worden bijgewoond. Absurd? Wat de ‘Napoleonisten’ deden was niet zó verschillend.
Het toont meteen aan hoe anders de mentaliteit was: het nationalistisch gevoel had nog niet de intensiteit dat het een eeuw later (voor goed en vooral voor kwaad) zou krijgen. | |
De verdwijningHet verdwijnen van oudstrijdersverenigingen is onvermijdelijk, want ook hier geldt de regel dat vroeg of laat ‘le combat cesse, faute de combattants’.
Op het einde van de 19de eeuw werden de laatste en stokoude oudstrijders en weldra de laatste oudstrijder van 1830 als helden en relieken van een langvervlogen tijd vereerd. Nu nog slechts weinig oudstrijders van de eerste wereldoorlog overblijven, zal men in de volgende jaren aan de laatste overblijvers speciale aandacht beginnen schenken. Wie als allerlaatste zal in leven blijven, mag zich aan grote belangstelling verwachten.
Voor de ‘Napoleonisten’ was het net eender. Dat het einde van de activiteiten van de Brugse vereniging zich in of rond 1853 situeert is niet ongewoon. Op een paar uitzonderingen na waren de oudgedienden toen al een stuk in de zestig of zelfs in de zeventig en velen waren ondertussen overleden.
De activiteiten, die uitsluitend dank zij de eigen lidgelden mogelijk waren, konden bij een slinkend ledenaantal niet meer georganiseerd worden. Dit gold in het bijzonder voor de hulpverlening aan noodlijdende leden. Voor bescheiden, | |
[pagina 272]
| |
Nieuwjaarskaart zonder datum en zonder vermelding van de Brugse vereniging, vanwege de trommelaars.
Lithografie door Daveluy (16 × 11,5 cm.). vaak arme en ongeletterde oudstrijders, zal de mogelijkheid een beroep te kunnen doen op de voorzorgskas van de vereniging, wel een reden tot aansluiting geweest zijn. Wanneer de kas niet meer voldoende gespijsd bleek, verdween de motivatie.
Voor de verminderde belangstelling was er evenwel ook een andere, meer politieke reden.
In een eerste fase werd de verering van de mytische Napoleon als een onschuldig tijdverdrijf beschouwd. Dit veranderde vanaf 1848. De julirevolutie (waarbij de schoonvader | |
[pagina 273]
| |
Nieuwjaarskaart zonder datum en zonder vermelding van de Brugse vereniging, vanwege de trommelaars.
Lithografie door Daveluy (14,5 × 17,5 cm.). van Leopold I zijn troon verloor), de instelling van de tweede Franse republiek, de pogingen om België te annexeren of er minstens ook de republiek te doen uitroepen (met de kleurrijke episode van de gevechten in Risquons-Tout), maakten dat Frankrijk plots weer duidelijk ‘de vijand’ was.
Voor de ‘Napoleonisten’ werd het nog moeilijker toen Karel Lodewijk Napoleon (1808-1873), in het kielzog van de Napoleon-verering, einde 1848 tot president van Frankrijk werd verkozen en zich in december 1852 tot keizer liet uitroepen. De verhoudingen tussen België en Frankrijk bleven bijzonder gespannen en die tussen ons koningshuis en Napoleon III waren bar slecht.
Het werd moeilijk de romantische verering voor Napoleon I te scheiden van een politieke sympathie voor Napoleon III en alleszins was dit niet te verzoenen met loyauteit ten aanzien van de Belgische monarchie.
Het is dan ook niet te verwonderen dat het einde van de Napoleontische verenigingen samenviel met de stichting van het tweede Franse keizerrijk: de romantische legende moest wijken voor de politieke realiteit. Andries Van den Abeele |
|