Biekorf. Jaargang 91
(1991)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 99]
| |
Kanunnik Jan de Hondt uit Kortrijk (1486-1571)In De Leiegouw verscheen onlangs een uitgebreide studie over kanunnik Jan de Hondt, die ondermeer in betrekking stond met ErasmusGa naar voetnoot(1). De Hondt echter heeft het bewaren van zijn naam vooral te danken aan het gelukkig toeval dat een groot stuk of de quasi totaliteit van zijn persoonlijke bibliotheek of boekenschat tot op heden bewaard is gebleven. Deze boeken, eigendom van de Sint-Maartenskerk in Kortrijk, werden gedeponeerd in de bibliotheek van de KULAK. Ze waren erg gehavend en beschadigd door het water en het ongedierte, zodat het een hele opdracht was en een duur geval is geworden om deze boeken te restaureren.
Een ganse reeks sponsors heeft de zaak gepatroneerd en het resultaat van de reddingsoperatie was onlangs te zien in een expositie. Naar aanleiding van deze tentoonstelling heeft De Leiegouw daarom de figuur van Jan de Hondt, zijn milieu en tijdskader, nader toegelicht. G. Tournoy verzorgde de biografische nota die aan de geleerde kanunnik werd gewijd (jg. 1990, blz. 313-320).
Jan de Hondt was afkomstig van Sint-Pauwels in het Land van Waas. In 1503 schreef hij zich in aan de Universiteit te Leuven als ‘Joannis Canis filius Jacobi de Sancti Pauli, in art.’Ga naar voetnoot(2).
In 1517 (n.s.) werd hij kanunnik in de O.L. Vrouwkerk te Kortrijk. In dit kapittel zou hij later een belangrijke rol spelen. In 1514 was hij er al kapelaan, een functie die hij cumuleerde met de kapelanij van Sint-Willibrord in Hulst, een stichting die afhing van het Kortrijkse kapittel. Uit de eerste decennia van zijn verblijf in Kortrijk dateren de contacten met Erasmus en met andere geleerden uit zijn tijd.
In 1519 werd de Hondt ook nog pastoor van Sint-Maarten in Kortrijk, maar amper zes maanden later, in 1520, liet hij die functie over aan kan. Jacob van Tielt. Van 1545 tot 1550 was hij pastoor van Marke en in 1551 streek hij eveneens de inkomsten op die verbonden waren aan een kapelanij in het | |
[pagina 100]
| |
hospitaal van HulstGa naar voetnoot(3). Hij zal dus een ruim geldelijk inkomen hebben genoten, wat hem ongetwijfeld toeliet er een betere levensstandaard op na te houden en veel geld aan boeken te besteden.
Benevens relaties met Erasmus was kan. de Hondt ook in contact met zijn leermeester Joos Clichthove, met Louis Guillart, bisschop van Doornik, en met andere groten uit zijn tijd. Maar waarschijnlijk heeft hij nooit iets gepubliceerd.
Van zulke interessante en invloedrijke man is de bibliotheek grotendeels ongeschonden tot ons gekomen. Ongetwijfeld een unicum. Het is bijgevolg belangrijk alle details over zijn leven, zijn afstamming, zijn familie en zijn vriendenkring bijeen te garen om deze figuur concreter af te tekenen tegen de achtergrond van het Kortrijkse milieu der kapittelheren en de toenmalige geleerde wereld. Het opstel van G. Tournoy doet daartoe een goede poging en geeft vele wetenswaardigheden ten beste.
Zo wordt gezegd dat Jan de Hondt een onwettig kind was van ene Jacobus, waarover verder niets geweten is. De naam van zijn moeder is onbekend. Hij had een zuster Elisabeth de Hondt, waaruit mag besloten worden dat zijn vader Jacob de Hondt minstens twee (onwettige?) kinderen had.
Jan de Hondts onwettige afstamming, die als een smet over zijn leven en zijn loopbaan hing, moet hem inderdaad gehinderd hebben. Sinds we nu beschikken over het belangrijke en curieuze werk van W. van Hille over de inventaris der registratieakten ter wettiging van bastaardpersonen, zijn op dit gebied meer gegevens bereikbaarGa naar voetnoot(4). Jan de Hondt pbr. staat er opgegeven op blz. 141, maar de slordige uitgave van van Hilles werk geeft geen vermelding van de vader en beperkt zich tot een foutieve en onleesbare naam van de moeder! De originele stukken evenwel zijn bewaard in het Departementaal Archief te RijselGa naar voetnoot(5) en bevatten bij nazicht volgende belangrijke details: | |
[pagina 101]
| |
Ten jare 1517 o.s., dus in het begin van 1518 n.s., bood Jan de Hondt een oorkonde aan te Rijsel in de Rekenkamer, te zijnen opzichte te Mechelen verleend door Karel V. Daarin staat dat het verzoek werd ontvangen van nostre bien ame maistre Jehan de Hondt, presbytre, filz illegitime de sire Jaques de Hondt, presbytre, engendré au corps de Marguerite vanden Velde, lors non mariee. Over ‘sire Jaques de Hont, presbytre’ en Marguerite vanden Velde vonden we geen andere detailsGa naar voetnoot(6). De tekst luidt verder dat hij is een honneste homme, bien inorigine et de bonne honneste vie et conversacion et de bonne vollente de bien faire et de demourer soubz nous si nostre plaisir estoit le legitimer et sur le deffault de nativite lui impartir nostre grace.
Karel V stond de wettiging van de Hondt toe zodat hij kon erven van zijn vader en van zijn moeder pourveu que a ce se consentent ses plus prochains parens de lignaige. Daardoor kan de Hondt nu een geldig en wettelijk testament opstellen en vrij over zijn persoonlijke goederen beschikken, zonder dat de vorst of wie ook enig recht op zijn bezittingen als bastaardgoed kan eisen.
Deze gunst werd hem toegekend mits betaling van een bepaalde som. Op de achterzijde van de oorkonde staat opgegeven in welk register te Rijsel de akte werd geregistreerd, nl. in het registre des chartes begonnen in 1515, folio 80. De taxatie beliep 15 pond van 40 schellingen vlaams, voor die tijd een belangrijk bedrag, te storten in handen van Guillaume Le Blanc, auditeur in de Rekenkamer en commis a la recepte des deniers applicquez a lexecution du testament de feu le roy de Castille. Deze taxatie, genomen volgens een zekere schatting van het fortuin van de aanvrager, laat vermoeden dat Jan de Hondt toen al een vermogend man was.
De vermelding op de rugzijde draagt als datum 14 mei 1518 en nog dezelfde dag kon Le Blanc volledige kwijting van dit bedrag verlenen.
Uit de bijdrage van G. Tournoy kunnen we daarenboven afleiden dat kanunnik Jan de Hondt, die dus de zoon was | |
[pagina 102]
| |
van een priester, ook zelf nog een bastaardkind had bij een lid der familie Sap uit Izegem, namelijk een zoon die eveneens Jan de Hondt heetteGa naar voetnoot(7). In zijn testament bedenkt hij deze onwettige zoon. Jan de Hondt sr. is aldus een schoolvoorbeeld van het moreel verval van een deel der geestelijkheid ten tijde van de Hervorming.
Over Jan de Hondt liggen eigenlijk nog meer belangrijke details voor het grijpen, die in het opstel van G. Tournoy niet werden aangeraakt. Eén der bronnen waarop deze auteur steunde, en die overigens in zijn bibliografie wordt vermeld, is het onvolprezen werk van Gustave Caullet, Les musiciens de la collégiale Notre-Dame à Courtrai, verschenen in de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Kortrijk in 1911. In deze publikatie zijn vele gegevens te vinden over Jan de Hondt, o.m. zijn testament.
Naast dit werk heeft G. Caullet, die een uitmuntend historicus was, in 1922 nog een even belangrijk boek gepubliceerd waarin hij de testamenten en de sterfhuizen van de leden van het Kortrijkse Onze-Lieve-Vrouwkapittel bespreekt, nl. Testaments d'une centaine de membres du Chapitre de Notre-Dame à Courtrai 1328-1650Ga naar voetnoot(8). In dit boek worden de kanunniken en kapelanen waarvan aantekeningen beschikbaar zijn uit hun sterfhuis (testament, testamentuitvoerders, inventaris, rekeningen e.d.m.) persoon per persoon chronologisch behandeld. Dit werk werd hier spijtig genoeg niet geraadpleegd. Niettemin is dit een eersterangsbron die uitpuilt van interessante, belangrijke en pittige wetenswaardigheden uit het milieu der Kortrijkse kapittelheren, vooral uit de 15de en de 16de eeuw.
Herhaalde malen staat de naam van kan. Jan de Hondt of Joannes Canis dan ook vermeld om de ene of de andere reden in deze notities nopens de sterfhuizen te Kortrijk in zijn tijd.
Zo was Jan de Hondt testamentuitvoerder in de sterfhuizen van volgende collega's uit het kapittel: kanunnik Antoon van der Gracht (de Fossatis) in 1521, kanunnik Joos d'Escornaix in 1522, kapelaan Ghislain Noppe in 1532, kanunnik Jan | |
[pagina 103]
| |
Metteneye in 1543,kanunnik Jean de Taunay in 1556 en kanunnik Olivier Fervacques in 1569. Laatste wilsbeschikkingen uitvoeren mag beschouwd worden als een blijk van vertrouwen en bekwaamheid.
In enkele sterfhuizen kocht hij in de vendities allerlei voorwerpen: in 1520 koopt hij boeken en ii tafereelkins uit het sterfhuis van kanunnik Frans de Coc; in 1521 koopt hij iets uit het sterfhuis van kan. van der Gracht; in 1522 schaft hij zich uit het sterfhuis van Joos d'Escornaix ii geschreven berders aan; meestre Jan Canis koopt in 1528 i zelverin riekere en een priesters choor cappe; in 1543 een geschildert bert alsook een camelotten keerle met argueillons van fluynen, enz.
Uit enkele bescheiden rakende de sterfhuizen van Kortrijkse kapittelheren kan ook worden afgeleid dat meester Jan de Hondt vaak delicate en belangrijke opdrachten uitvoerde. In het sterfhuis van kan. Louis de Bernemicourt wordt hij vergoed pour avoir renvoiet à Rome à cause des deulx signatures susdictes pour Anthoine de Bernemicourt, lesquelles ont esté bruléez dedens la mayson de maistre Pierre de Pape ecolatre de Menin (1547).
De teksten over meester Jan de Hondt zouden we zo uit het werk van G. Caullet nog met vele items kunnen aanvullen. Er blijkt steeds uit dat Joannes Canis een belangrijk en vooraanstaand lid was van het kapittel.
De inventarissen door Caullet uitgegeven beschrijven ook enkele malen het boekenbezit van de afgestorven kapittelleden. Zo bij voorbeeld de boeken van Pieter de Witte (†1519), van Francis de Coc (†1520), het rijke boekenbezit van kan. van der Gracht (†1521), enz. Een vergelijkende studie van deze boekenlijsten qua omvang en inhoud tegenover de bibliotheek van Jan de Hondt kan ons inlichten over de waarde en de betekenis van de Hondts boekenschat. Het komt ons voor dat Jan de Hondt over een meer uitgebreide en belangrijkere bibliotheek beschikte dan de overige leden van het kapittel, tenzij de boekeninventarissen, die wel eens summier worden weergegeven, niet alle werken zouden vermelden. Over het algemeen bezaten de leden van het Kortrijkse kapittel enkele boeken, maar de Hondt was beslist een uitzondering voor wat betreft aantal en belangrijkheid der bekende boeken en codexen.
Jan de Hondt woonde in zijn huis te Kortrijk samen met kan. Jacob van Tielt. Na de dood van van Tielt in 1543 | |
[pagina 104]
| |
woonde bij hem in heer Joos de Maeyere. Deze kanunnik Joos de Maeyere stierf in 1587. Hij was wellicht een streekgenoot van de Hondt, aangezien hij in zijn testament een begrafenisdienst voorschrijft in de kerk van Nieuwerkerken in het Land van Waas, van waaruit ook de Hondt afkomstig wasGa naar voetnoot(9).
Een Jan van Landeghem, gehuwd met de dochter van Catharina de Maeyere, ontvangt een legaat in het testament van Joos de Maeyere. Het is niet uitgesloten dat Jan de Hondt samenwoonde met iemand die nog familiebanden met hem had, want zijn zuster Elisabeth de Hondt was gehuwd met ene Petrus van Landeghem en had kinderen.
Uit deze ene publicatie van G. Caullet is dus af te leiden dat Jan de Hondt een welgesteld man was, dat hij een grote invloed had in het Kortrijkse kapittel, een uitstekende reputatie genoot en in goede verstandhouding leefde met zijn collega's.
Een verder uitpluizen van het Kortrijkse archief en een grondige aanpak van de historische bibliografie van het Kortrijkse, zal de figuur van deze uitbloeier der late Middeleeuwen, die reeds leefde in een nieuwe tijd, die der humanisten, nog in een meer genuanceerd perspectief plaatsen. De studie van zijn rijk boekenbezit kan er alleen maar baat bij vinden! L. Van Acker |
|