Biekorf. Jaargang 90
(1990)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 399]
| |
Zuidvlaamse liederen uit de tijd van de Franse revolutie en van NapoleonDe hier volgende liederen komen uit een anoniem liederboek van omstreeks 1820Ga naar voetnoot(1) alsook uit een liederboek samengesteld door J.M. Pierens omstreeks 1880Ga naar voetnoot(2). Ik vermoed dat ze wel oorspronkelijk op vliegende bladen gedrukt zijn en verspreid werden door liedjeszangers, maar op het ogenblik nergens anders meer te vinden zijn dan in deze vermelde handschriften.
Ze worden hier samen weergegeven en besproken omdat ze alle vijf onder de Franse Revolutie, onder Napoleon of onmiddellijk erna gemaakt zijn. Ze zijn zo goed als zeker allemaal uit de Frans-Vlaamse Westhoek, niet alleen omdat ze in Zuidvlaamse liederboeken opgenomen werden, maar ook omdat de inhoud en de taal naar Frans-Vlaanderen verwijzen.
Merkwaardig is de sterk verschillende stemming. Terwijl de meeste Frans-Vlamingen duidelijk antirevolutionair waren, althans in de grote lagen van de bevolking, klinkt het eerste lied toch erg Frans-patriottisch en is een ander tegen desertie gekant. De twee liederen over Napoleon contrasteren ook heel sterk met mekaar. Dat de Zuidvlamingen zoals alle Vlamingen pacifist zijn, komt ook duidelijk tot uiting.
Of de volksmensen in de tijd van de Franse Revolutie hun taal minder goed schreven of spelden in Frans-Vlaanderen als bij ons, zouden we niet durven beweren. We moeten anders toch weten dat de liederen uit de bundel van Pierens pas omstreeks 1880 neergeschreven zijn, misschien uitsluitend steunend op het geheugen. We kunnen dan ook daaruit geen besluit trekken aangaande de tijd waarop die liederen gemaakt zijn. Voor elk lied geven we een korte inleiding. Eventuele woordverklaring komt naast de tekst te staan.
Toch nog eerst iets over de liederbundels waaruit we putten.
Het anonieme liederboek werd waarschijnlijk omstreeks | |
[pagina 400]
| |
1820 geschreven en bevat 50 liederen, genummerd van 1 tot 48, terwijl nr. 30 en 41 tweemaal voorkomen. De spelling benadert die van Des Roches. We geven het nummer aan, want het handschrift bevat geen bladzijden.
Het handschrift van Jules Pierens uit Zuidpene bevat 49 liederen, waaronder een paar Franse of tweetalige en een toneelstukje van Tisje Tasje. Het is heel slordig gespeld wegens het feit dat alle Nederlands onderwijs toen al in Frans-Vlaanderen verboden was (sinds 1853 nl.). Dit handschrift is gepagineerd en we kunnen dus naar de bladzijde verwijzen.
Gezang is de titel van lied nr. 39 in het anonieme liederboek. De melodie ‘ô mazêlie’ heb ik nergens teruggevonden. Het lied zelf is vrij onhandig geschreven en soms ook gespeld. Een matroos vertelt naïef over het zeemansleven dat hij gaat beginnen. Graag wou hij dat zijn lief meeging, maar dat kan natuurlijk niet. 't Zou anders wel mooi zijn samen in Engeland, ondanks het feit dat het oorlog is.
Gezang
Stemme: ô mazêlie
1.
Vaert wel schoon lief ik moet u gaen verlaten
ons schip dat ligt met stukken van kanon
t'is van den strand met alle vreugd gelaeten
het word genoemd commerce van lion,
2.
Als goed soldaet moet ik daer op gaen vaeren
met menig held regt naer engelands wal
komt vaert met ons wij snellen door de baeren
geen vijand die ons verwinnen zal,
3.
tewijl ik op het schip zal leeren exerceeren,
met snaphan in d'hand zult gij ô zoete kind (snaphaan = geweer)
als goed matroos de zeijlen repareeren
waer mê we t'saemen snellen door den wijnd,
4.
in storm, dondervlaeg moet gij meest op drinken (onleesbaar)
'k zal u bijstaen t'allen tijd in den nood,
valt gij in 't water lief 'k zal om u zwemmen
liefde zal u bevrijden van de dood,
5.
noijt zal den dienst of strijden mij verdrieten
wanneer ik mag rusten aen uwe zeij
des 's morgens vroeg hoort men ons canon schieten
men zet weerom met spoed de zeijlen bij,
| |
[pagina 401]
| |
6.
Komt men in engeland daer zal men saem floreeren
gij als een matroos en ik als goed soldaet
boven den vijand ons liefde triumpheren
en roepen saem wij dienen nog den staet,
7.
is den oorlog gedaen dan komen wij met... (onleesbaar)
weerom te saem in ons lief vaderland
met allen roem voor 't vaderland te strijden
met victorie kroon en lauwer in de hand
8.
voor 't lest mijn lief ik hoor ons canon ronken
vaert gij nie mê ziet ik moet henen gaen
aldus den adieu, voor 't laest saem gedronken
maer zoete kind ik zal u noijt afgaen, (afgaen = verloochenen)
die met recht malkaer in deugd bemint
vind god die op tijd te saem verbind,
Eijnde
Het hierna volgende Liedeken staat in het liederboek van Pierens van blz. 106 tot 112. Het heeft eventjes vijftien strofen. J.M. Pierens zet er zijn naam onder maar dat betekent niet dat hij het gemaakt heeft. Het lied verhaalt over de slag bij Hondschote in 1794, dat is althans ook de mening van C. Looten die erbij genoteerd heeft: sur la bataille d'Hondschoote. De slag werd op 6-8 september 1793 geleverd tussen de generaals Vandamme en Houchard enerzijds en de legers van Engeland, Holland, Hannover en Oostenrijk anderzijds onder leiding van de hertog van York en maarschalk Freytag, die verslagen werden. Het is een fransgezind patriottisch lied, waarschijnlijk onmiddellijk na de slag geschreven in de roes van de overwinning en met eenzijdige nadruk op de wreedheid van de vijandige legers. Er wordt ook een beroep gedaan op de religieuze gevoelens door te wijzen op het feit dat de soldaten ergens een tabernakel onteerd hebben (13de en 14de strofe), terwijl de Franse Revolutie eigenlijk nog veel erger tegen kerk en godsdienst te keer zal gaan.
In een boekje ‘La bataille d'Hondschoote, épisode des guerres de la Révolution en Flandre’ traduit de l'allemand par Emile Gasman (Hazebroek, 1857) verzet de auteur zich tegen ‘des calomnieux commentaires que nos ennemis ont répandus sur cette page de notre histoire’ (blz. 14). Het zal wel zijn zoals de vertaler Emile Gasmin in de inleiding schrijft, dat alle eigen historici overdrijven: ‘L'on aime toujours, si peu patriote que l'on soit, à s'exagérer les titres de son pays’. | |
[pagina 402]
| |
We hebben wel de indruk dat de slag bij Hondschote voor sommige Frans-Vlamingen het begin geweest is van een zeker Frans Patriottisme.
De melodie ‘Van de morinne’ is waarschijnlijk dezelfde als ‘De morinne van america’ vermeld door S. Top, Komt vrienden luistert naar dit lied, nr. 487, maar zeker is het niet.
Liedeken
Stemme: Van de morinne.
1.
Komt beweent 't ongeluk
vaderlander met veel druk
en de schaed hier daen
die menig heeft onderstaen
door 't Engelsch gebroed
en prussen verhoed (verwoede Pruisen)
van t' roovers geslagt
die kwaem op t'onverwagt
hier breken in ons vlaenderland
plonderen tallen kant (plunderen)
2.
dit slijk hoest gebroed (gespuis)
broken in met vreed gemoed,
al oostcappel waer
zij veel van ons legerschaer
en hun kamp vermoord
op wijs nooyt gehoort
en nog boven dat
veel krijgsgevangenen gevat
en leyden naer het keyzerrijk
den zelven oogenblijk
3.
zij plonderen daer
g'heel het dorp zonder gevaer
meubels, kleeren, geld
assignaten ongeteld
perden, schapen, vee
namen zij al mee
en nog boven dien
deden zij de boereliên
weg voeren hun eygen goed
naer t'keyzerrijk met spoed
4.
Rexpoede, bambeeke
Wormhout en ook Ekelsbeek
| |
[pagina 403]
| |
herzeel en houtkerk
plonderen z'alzoo sterk
Wylder en hoezeel (hoezeel = Oudezele, ‘Oezele’ uitgesproken)
Weestcappele Winnezeel
Coudiper Warhem (Kwaadieper plaatselijke uitspraak)
gyvelde en ook uxem
Sox bierne ende Coudekerk
zy plonderend alzoo sterk
5.
hondschoote killem
zuykote en ook teteghem (Zuidkote)
tot in 'troozendael (Rozendaal [bij Duinkerke])
plonderen zy t'allemael
menig vrouwgeslacht
hebben zy verkragt
menig mensch vermoord
met een vreedheyd noyt gehoort
waerom god hun heeft geplaegt
en uyt ons land gejaegt
6.
Arneke, Ledreghem (Ledringem)
Steene, Crochte en ook Pitghem (Pitgam)
Tot de millebrug Millebrugge (grote wijk v. Stene)
Ging ook menig van die plug (booswicht)
Stelen als verhoed, (verwoed/bezeten)
Al die menschen goed,-
Waer door menig man
Is geruinerd daer van,
Zoo wel rijk als arm van staet
In de droefheyd boven maet
7.
S'hemels choon gewas
Terve, boonen, haver, vlas,
Haelden zij uyt t'veld,
Uyt scheur en stael met geweld, (stael = stal)
En dat gaeven zij
Aen hun peerden vrij, (mooie paarden)
T'eeten en nog dan
S'trooyden hun peerden van
T'graen vertreden met den voet
O s'chandelijk heuvelmoed.
8.
Kwaed gezinden mensch (antirevolutionair gezind)
gij die dikwels hebt gewenscht
dat deze vijands magt
in zou vallen met veel kragt
in ons vlaenderland
om ten allen kant
S'lands gezinde bloed
te doen stroomen als een vloed
| |
[pagina 404]
| |
maekt maer droufheyd en verdriedt
over t'geen dat gij ziet
9.
Kinders vrouw en man
vlgten al die vlugten kan (sic)
meest al naekt en bloot
in ellende overgroot
zelfs een tiger eert (eert = hart)
zoo van rouw en smert (zoo = zou)
beweegt zijn van zien (beweegt = bewogen)
zoo menig duyzend lien
die vlugten in een groot gevaer
zonder te weeten waer
10.
tot spijt van die t'benijd
zijn wij godts lof nu bevrijd
door de fransche macht
En hulp van gods groote kragt
Ja dat helsch gebroed
versmagt in hun bloed
door het grouf kanon (zwaar)
hun geweer der nation (geweer = wapen)
waer men menig duyzend peerd en man
daer krijgsgevangen nam
11.
tresor en kanon (tresor = wagen met de schat van het leger?)
mortieren, bom en caisson
vele ruyterij
peerden wagens ok daer bij
heeft de fransche macht
alles opgebragt
gij stout Engeland
gij staet nu daer overmand
gij keyzerlijke slaef verhoed
men straft uw heuvelmoed (euvelmoed)
12.
o gij tigers heen
Die daer zijn gekomen mé
Gij staet niet te pas
Bij het hair gegrepen vast (haar)
Gij dagt g'heel verblijd (dacht)
Van in korten tijd
Door 't Engelsch geweld
In uw plaets te zijn hersteld.
Maer al uw blijdschap is vergaen.
In droefheyd en getraen.
13.
De tigers verhoed (verwoed)
Liepen met het helsch gebroed.
In de kerk aldaer
| |
[pagina 405]
| |
Zij eerschende Gods altaer (schonden/onteerden)
Braken en onterd
'Tabernakel werd
Met Gods vlesch en bloed
Die zij trapten met den voet
En riepen uyt Gods loos en ras
Dat van geene weerde was
14.
Dit roovers gepuys
Dede brake al in gods huys
en t'hoogwerdig daer (monstrans met de H. Hostie)
In stukken slaen op den autaer
Met d'heylig olie van doen
Smeeren zij hun schoen.
Gij slegte daer mée
Bemerkers wat schandelijkheen.
Gij staet met het swerd in d'hand (zwaard)
T'egen uw vaderland.
15.
Hoe en schrikt gij niet
ons te brengen in t'verdriet,
door uw wolven vreed
Uw schaepken te doen veel leet
En daer door hun al
Te jaegen uyt den stal
En van helsch gebroed.
Te doen plonderen al hun goed,
Dit roept vraek in t'hemelrijk
En op d'aerde van gelijk (evenzo)
J.M. Pierens
Het volgende lied is nr. 1 in het anonieme liederboek. Het komt zo goed als zeker uit de Zuidvlaamse Westhoek. Dat is te merken aan de woordkeuze die soms sterk lijkt op die van Tisje Tasje, die dit lied misschien gemaakt heeft. De lieddichter wil anders zijn naam niet bekend maken (zie laatste regel) misschien omdat hij om amnestie vraagt voor deserteurs en vluchtelingen (uit het leger?).
Zoals bij de rederijkers (en Tisje Tasje) komen de antieke goden ook aan de beurt (hier Mars en Minerva). De melodie ‘Van den bloemist’ vond ik nergens. | |
[pagina 406]
| |
Nieuw lied op het houwelyk van zijne majesteijt napoleon met marie louise dochter van den Keijzer van oostenrijk
Stemme: van den bloemist.
1
Men hoort nu door dees nieuwe blaeren (vliegende bladen of nieuwsbladen)
ons verstand die moet stille staen,
als men heden nu hoort verklaeren
dat napoleon komt 't ontfaen
het sacrament van d'egte trouwe
een keijzers dogter voor zoon vrouwe
verbind haer herte vleesch en bloed bis
door liefde zoet 3 mael
2
marie louise arts-hertoginne
den roomschen keijzers dogter teer
die geeft haer trouw uijt zuijver minne
z'is gezegend van god den heer;
haer kroon en scepter zal doen beven
mars den bloedhond zal moeten sneven (mars = de oorlogsgod)
minerva leend aen haer de hand bis (godin van wijsheid en kunsten)
tot troost van 't land 3 mael
3
de trouw die komt veel vreugden geven
aen de franschen en oostenrijk,
men mag op hoop van vrede leven
men ziet de jonkheijd al gelijk (de jeugd)
gebeden tot den hemel stieren,
dat napoleon mag regieren (regeren) (typisch Zuidvlaams)
in de vreeze gods meer en meer bis
door Christus leer 3 mael
4
den soldaet die vogt g'heel getrouwe
en die gekwetst afkomt uijt 't veld
zijn majesteijt geeld aen die trouwen (geeft?)
voor loon zes hondert guldens geld,
de jonge dogters hun verblijden (hun = zich)
't is beter een oude invalide
als altijd in 't verdriet te zijn bis
en in de pijn 3 mael
5
men hoort in dorpen en steden
roepen lang leefd zijn majesteijd,
verleend ons eendragt ende vrede
en den vlugteling liberteijt,
die altijd weenen ende zugten
mavo is 't veld die hun deed vlugten (mavo = mars)
de vorstin smeekt napoleon bis
(geef) hun pardon 3 mael (dit eerste woord is onleesbaar)
| |
[pagina 407]
| |
6
napoleon als onzen vader
marie louise ons moeder teer,
wij bidden met d'handen te gaeder
helpt ons uijt droefheijd en verzeer, (verzeer = smart)
wij zugten met 't herte vol vreezen
gij zijt ons voogd wij zijn uw weezen
wij bidden uwe majesteijd bis
om de vrijheijd 3 mael
7
niet en gebeurt'er op der aerde
zonder gods bevel of toelaet, (toelaet = verlof)
marie louise hoog in waerde
die nu op den franschen troon staet
god wilt hun zijnen zegen geven
dan den franschen vorst lang mag leven
en christus wetten vooren staen bis (voren staen = onderhouden)
om loon't ontfaen 3 mael (woord dat Tisje Tasje veel gebruikt)
lang leeft triumphantelijk napoleon den franschen keijzer, als oock
marie louise de fransche keijzerinne, die dat heeft geschreven
zijn naem in de penne gebleven.
Het volgende lied werd zeker door een Frans-Vlaming geschreven aangezien wij pas in 1794 door Frankrijk bezet werden en dit lied vertelt over het jaar 1793.
Het lied beschrijft het lange, gevaarlijke soldatenleven tijdens de oorlogen in verschillende landen. De Vlaamse soldaat is de oorlog moe, hij wil vrede! Er is ook wrevel omdat de deserteurs zo makkelijk amnestie kregen. Er is geen geestdrift om de kroning van Napoleon, want veertien jaar later (dus in 1807) is er nog altijd oorlog en zitten de soldaten in ‘strooien tenten’.
De melodie ‘Alzoo begint’ is me onbekend.
Dit lied komt voor in het naamloos liederboek nr. 22. Het volgende lied nr. 23 wordt waarschijnlijk ook gezongen op dezelfde melodie, maar die heet hier ‘Alzoo het begint’. | |
[pagina 408]
| |
Nieuw liedeken
Stemme: alzoo begint
1
jn 't jaer zeventtien hondert
t'negentig en drie
daer stond ik geheel verwondert
en verlegen daer bij
als ik overlas de wet
ja, geheel zwaer opgezet, (streng opgesteld)
hoe dat ik quam te wezen
requesitionair (opgeroepen door de rekwisitie)
2
ik zeijde wat gerommel
moet ik met geweld
ik moet al voor den trommel
gaen dansen te veld
en ook soldaet gaen zijn,
met last en zware pijn
ken kan niet tegen zeggen ('k en kan niet tegenspreken)
want ik was daer in
3
ik trok met veel courasie
met d'ander jonckheijd
en k'seij avantasie (verhaasting?)
tot de liberteijt
ja ons vaderland
met de gewapende hand
met jver te beschermen
tegen den vijand;
4
door veele zwaere slagen
te lande als voor stee
in coude haegel vlaegen
zijn wij voort getreen
over de schelde en rijm (Rijn)
namen wij steden in
t'was al viva in glorie
maer niet zonder pijn
5
men kreeg vrede met pruijsen
en Spangnien plaisant
ende oock met de ruijssen (de Russen)
en geheel duijstland (Duitsland)
elk seij t'is nu gedaen
wij gaen congé ontfaen (mogen afzwaaien)
en bij al onzen vrienden
naer ons vaderland gaen
| |
[pagina 409]
| |
6
men ziet de dezerteuren
krijgen d'admistie (amnestie)
en wij wat vreemde keuren
zijn nog stel nog vrij (noch... noch...; stel: ‘vrijgesteld’, ‘afgedankt’?)
zijn de brave emigreen (emigranten)
die komen getreen
die met gewaepend handen
ons hebben bestreen;
7
fortuijne ziet men keeren (lot, vrouwe fortuna)
door de brave lien
en de wetten floreeren (wetten: witten? antirevolutionairen)
komen wij te zien,
is dat de liberteijt
of de egaliteijt
die ons doet vertrekken
en ons hebben verbleijd;
8
menziet ten elken jaere
menigte conscrits (lotelingen)
zij komen in bezwaeren
en blijvender als wij,
het is al veerthien jaer
dat wij in het gevaer
met den zak op den rugge
loopen hier en daer
9
t' begonst ons te vervelen
t' last en zwaere pijn,
men roept me luijde kelen
t'zal haest gedaen zijn,
congé en liberteijt
voor ons getrouwigheijd
die wij den staed bedienen
alzoo langen teijd;
10
maer neen zij gaen nog voorder
met poltijk verstand (politiek)
en vraegen nog op order
om een dwijngeland
ja om een keijzers kroone
op t'hoofd te steellen schoon
en weij in stroijen tenten
daer is onzen loon
11
maer ziet eens vaderlanders
ziet eens wat gij doet
en vecht vrij voor malkanders
voor t'verjooten bloed
| |
[pagina 410]
| |
t'is nu in werk geleijd
door t' konings majesteijt
maer wij moeten t'bekoopen
bedroefde jonkheijd
12
t'waer beter als te kroonen
dat men kreeg de vree
en ons quam te beloonen
met onze congé
voor ons getrouwigheijd
zal elk zoo zijn verbleijd
en zien de wet door lezen
van de egalietijd (gelijkheid)
13
voor t'leste laet ons vragen
aen den ooperal (Opperal = God)
dat hij in corte dagen
vrede in t'general
aen ons te zaemen geeft
dat elk in vrede leeft
god danken en beminnen
die nog t'leven heeft
Eijnde II I' A' P'
Vrede gezang is een lied dat gezongen werd na de troonsafstand van Napoleon in 1814 toen hij naar het eiland Elba verbannen was.
De nadruk ligt vooral op al het goede waarvan men nu weer zal kunnen genieten: tabak, zout, gerst, zeep, rijst, koffie en vooral suiker, echte rietsuiker. Verder kabeljauw en zoutevis uit Holland, hazen en Schotse haring!
De tijd is voorbij dat je moest opletten voor controle bij het kopen of verkopen en je mag nu naar hartelust tabak planten. Lodewijk XVIII is daarom welkom. De melodie van het Spinnewiel vinden we bij E. de Coussemaker, ‘Chants populaires des Flamands de France’, nr. LXXXV (blz. 285), De Coussemaker zegt dat hij deze melodie vaak heeft horen spelen op de beiaard van Belle, uitgevoerd door de oude beiaardier. Het lied doet denken aan het eind van de oorlog 1939-1945 toen de mensen ook weer verlangden naar de lekkere dingen die ze zo lang gemist hadden.
Nihil novi sub sole! | |
[pagina 411]
| |
Vrede gezang
(Anoniem liederboek, nr. 47)
Op de stemme van het Spinnewiel
1
verheug uw stervelingen
den dwingeland die is ten niet,
wilt al triompha zingen
door g'heel het fransch gebied,
als ook door vland'ren en braband
omdat den bloedhond is van kant,
napoleon den grooten
gedompelt in het zant
2
zijn vaendels en standaerden
waer in dat een stek-vogel stond (stekvogel = sperwer, hier: arend)
welkers gewoont' en aerden
het menschdom bezien kond,
twee bekken bijten meer als een,
dien grijp-vogel is in geween,
hij moet zig nu op d'elbe
voeden met aerde en steen
3
napoleons gedachten
waeren als hij de aerend droeg,
dat hij op alle magten
des werelds had genoeg
den dobbelen kwam op zijnen nek (de dubbele arend van Oostenrijk)
den rijs met zijn verkeerden bek (rijs = Rus)
hebben hem en zijnen aerend
gedompelt in den drek
4
verheugd u burgers schaeren
den stek-vogel is nu van kant,
men ziet nu alle waeren
verkoopen t'allen kant,
toebak, zout, gerste, zeep en rijs, (rijst)
genniever, bier, 't zij drank of spijs
niemand moet zijn verlegen
voor plenten of commis (klachten, douane)
5
al wat men kan bedinken
die groeijd in zee of wast op land
men mag nu caffé schenken
de suijker komt aen strand
schoon den kleenen napolion
geen ander zoet verwerken kon
als dat van beetrapen en raven (raven: toespeling op
gekweekt op dit canton betterave: suikerbiet)
| |
[pagina 412]
| |
6
den engelsman verheven
die gaet nu in ons vaderland
de schoonste goederen geven
aen eenen prijs courant, (prijslijst: vaste prijs) (geen woeker)
d'hollandsche schepen komen aen
met molue of abberdaen (kabeljauw of zoetevis)
haezen en schotschen haering
hoe ja 't zal beter gaen (hoe ja: o ja!)
7
niemand moet hem meer stooren (zich verontrusten)
te verkoopen al wat behoort,
't is niet meer als te vooren
de commisen zijn voort (voort: weg)
plant tabak ook zuijd, west en noor
dat allen mensch pruijmt, snuijft en smoort,
want bona met zijn wetten (bona: Bonaparte)
is reeds aen charons boord; (Charon = helleschipper) (Griekse mythologie)
8
elk burger zal erleven (herleven)
want men zal den napoleon
geen frank meer moeten geven
lang leeft het huijs borbon, (Bourbon)
lang leeft den achttienden louis,
die maekt alle onze landen vrij, (spr. vrie)
god geeft hem menige jaeren
de fransche heerschappij (spr. heerschappie)
eijnde
Besluit
Deze liederen laat ik hier voor de eerste keer verschijnen zowat tweehonderd jaar na de Franse Revolutie en de Napoleontische tijd, niet wegens de literaire waarde ervan, maar vooral om de sociaal-historische inhoud. Tegelijk getuigen die liederen over de toestand van taal en cultuur in Frans-Vlaanderen op het einde van de 18de en het begin van de 19de eeuw. Onze taal was er net zo goed als bij ons in verval, maar toch mogen we niet spreken van een allegaartje van dialecten zoals sommigen dat voorstellen. We merken wel dat de taaltoestand in Frans-Vlaanderen niet slechter was dan bij ons. Elders (Zannekin-Jaarboek nr. 11, 1989, blz. 71-86) hebben we gewezen op de merkwaardige herleving van de rederijkerskamers en toneelgilden in de Frans-Vlaamse Westhoek in het begin van de 19de eeuw: men kan er een kleine veertigtal aanwijzen en er zullen er nog meer geweest zijn. Was het onderwijs van de moedertaal er normaal geweest, dan was de toestand er nu even gezond als bij ons, en misschien zelfs beter. Want waren er in West-Vlaanderen in die periode naar verhouding ook zoveel literaire kringen? | |
[pagina 413]
| |
De verfransing had in de Zuidvlaamse Westhoek nog maar de oppervlakte aangeroerd. We merken dat o.m. aan de uitsluitend Nederlandse aanwijzingen der melodieën. Wel ontwaren we zoals vermeld het begin van een Frans patriottisme, maar evenzeer een afkeer van Napoleon (zoals ook in het toneelstuk van Tisje Tasje: ‘De ondergang van Bonaparte... alsook de stantvastige liefde van Constantinus ende Fidelia’), evenals van elke oorlog.
We mogen evenmin vergeten dat de staatsgrens toen helemaal geen cultuurgrens was en dat feitelijke culturele uitwisseling schering en inslag was. Dat blijkt uit heel wat andere liederen uit de vermelde bundels en ook uit de vele contacten tussen dichters en rederijkerskamers van weerskanten de schreve. C. Moeyaert |
|