Een laphuis in Tielt 1558
Stallaert (Glossarium, II, 144) vermeldt het woord laphuis met twee citaten, die echter niet nader omschreven worden. Het eerste haalde hij uit Antwerpen (1532): Op de merckt of andere straeten, buyten de twee vrye jaermerckten, niet voor te staen met eenige goederen, waeren of koopmanschappen, noch oock eenige laphuysen of andere winkels daerop te setten; het andere citaat geeft het verkleinwoord van laphuis: een huus ende stede zo datte met een laphuusekin staende is onder an den mond van den keldere. Hij vond deze vermelding uit Gent in 1552 bij De Potter en Broeckaert.
De precieze betekenis van laphuis is in beide teksten niet juist te vatten. Daarom ook geeft Stallaert bij dit woord geen omschrijving in eigentijds Nederlands of een vertaling in het Frans, wat hij meestal wel deed bij de woorden uit zijn Glossarium.
De stadsrekening van Tielt van 1558-60 bevat volgende post waarin de stad grondpacht opstreek voor een laphuis: ontfaen van Gheeraert van Corduere van de plecke daer zyn laphuusekin up staet ande kerckpoorte ten 12 sch. par. tsjaers, comt van de 2 jaeren 24 sch. par.
De volgende rekening (1560-1562) geeft dezelfde inkomst weer; ontfaen van Gheeraert Corduere van de pue daer zyn laphuusekin staet ande kerckmuer ten 12 sch. par. tsjaers (Stadsarch. Tielt).
Pue of Pui is wellicht een pui, verhoogd voetpad, goot, straatgoot (Stall., II, 167-168).
Leggen we nu alle teksten over het laphuisje samen, dan mogen we besluiten dat een laphuis(je) een klein, bescheiden optrekje zal geweest zijn, op andermans erf, om er bvb. winkel in te houden, meestal opgericht tegen de kerk of in het centrum van een stad.
Bij sommige kerken in oude steden staan nu nog vaak inderdaad kleine huisjes zonder ‘achteruit’ tegen de kerkmuur gelapt of geplakt (Veurne, Oudenaarde,...). Kan de oorsprong van deze aanbouwtjes niet een vroeger laphuis geweest zijn?
L.V.A.