Biekorf. Jaargang 88
(1988)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 366]
| |
Het klooster van de cellebroeders te Veurne op het einde van de 18de eeuwDe stichtingBehalve de Kapucijnen, die zich in Veurne pas in het begin van de zeventiende eeuw kwamen vestigenGa naar voetnoot(1), was er in het Ancien Régime sinds het einde van de 15de eeuw ook nog een andere bedelorde actief, namelijk die van de Alexianen of CellebroedersGa naar voetnoot(2). Deze orde was omstreeks 1309 in het Heilig Roomse Rijk opgericht. Ingevolge het uitbreken van de zogeheten ‘Zwarte Dood’ omstreeks 1348-50, die het begin van een lange reeks pestepidemieën in West-Europa inluiddeGa naar voetnoot(3), kende deze orde ook in de Nederlanden een vlugge verspreidingGa naar voetnoot(4). In Veurne vinden we Cellebroeders voor het eerst vermeld in 1481 toen ze van de schepenen de som van 40 s. par.Ga naar voetnoot(5) ontvingenGa naar voetnoot(6).
Volgens F. De Potter zouden ze evenwel reeds in 1469 vanuit het klooster van Gent naar Veurne gezonden zijn op verzoek van de Veurnse wethouders, die een woning en diverse andere voordelen toestonden (7). In het jaar 1487, dat doorgaans als het jaar van hun aankomst in Veurne wordt opgegevenGa naar voetnoot(8), werd met de inrichting van een klooster gestartGa naar voetnoot(9). Dit was mogelijk door de schenking van ‘eene | |
[pagina 367]
| |
goede somme geldt’ door de magistraat van zowel de stad als van de kasselrij Veurne en door giften van ‘vele besondere persoonen’Ga naar voetnoot(10). Onder deze begunstigers was Eleonora van Poitiers, de douairière van de Veurnse burggraaf Willem van Stavele, wellicht wel de belangrijksteGa naar voetnoot(11). Daar de Veurnse Norbertijnerabdij Sint-Niklaas het patronaatsrecht had over de Sint-Denijsparochie waarbinnen het klooster van de Cellebroeders werd opgetrokken, droeg Henricus, de toenmalige bisschop van Terwaan, het toezicht en het gezag over de Cellebroeders aan de Veurnse witherenabdij opGa naar voetnoot(12). | |
Hun activiteitenIn de drie eeuwen dat de Cellebroeders te Veurne verbleven, maakten zij zich in de stad Veurne, maar ook in de omliggende dorpen voornamelijk nuttig door hun zorg voor de zieken, de leprozen en de pestlijdersGa naar voetnoot(13) en door het begraven van hen die door de nu en dan sterk om zich heen grijpende epidemieën werden geveld of tijdens de veelvuldige krijgsverrichtingen sneuveldenGa naar voetnoot(14). Tevens namen ze in hun klooster ook krankzinnigen op. Zoals verder zal blijken was hun klooster trouwens grotendeels in functie daarvan opgevat.
Uit hoofde van deze activiteiten kon, op het einde van de 16de eeuw verhinderd worden dat de Calvinisten het klooster verkochtenGa naar voetnoot(15). Ook de Franse republikeinen spaarden aanvankelijk deze geestelijke instellingGa naar voetnoot(16), doch in 1797 werd | |
[pagina 368]
| |
het klooster dan toch afgeschaft en werden zijn eigendommen genationaliseerdGa naar voetnoot(17). | |
Bouwgeschiedenis van het Cellebroedersklooster.
| |
[pagina 369]
| |
anders georiëteerd (fig. 2). Werd ze in de tussenliggende tijdspanne volledig verbouwd? Bepaalde iconografische bronnen (fig. 2 en 3) wijzen alvast in die richting. Men kan zich afvragen of deze bronnen wel volledig betrouwbaar zijnGa naar voetnoot(19). Een ander plan van de stad Veurne (fig. 3) dat eveneens van het midden van de 17de eeuw dateert, leunt daarentegen al aan bij de situatie zoals ze voorkomt op het eind 17de-eeuwse plan (fig. 2). Wat er ook van zij, bij ontstentenis van archivalia zal enkel archeologisch onderzoek een beeld kunnen ophangen van de bouwgeschiedenis van het Alexianenklooster in de 16de, 17de en 18de eeuw. Wel vernemen we bij F. De Potter en zijn mede-auteurs, die jammer genoeg hun bron niet vermelden, Fig. 2
A. De kapel van het Cellebroedersklooster. - B. Sint-Denijkskerk. - C. Zuidstraat. - D. Terrein van de Sint-Niklaasabdij. (‘Plan de Furnes où sont marquez tous les ouvrages que fortifiée à la fin de l'année 1692, avec la Carte Figurative de terres des environs ou est marqué l'extrémité des ouvrages qui ont faites jusqu'en l'année 1697’ - Alg. Rijksarch. Brussel, Kaarten en Plannen, Inv. hs. 5247). | |
[pagina 370]
| |
Fig. 3
Figuratieve kaart van de stad Veurne, door S. De Beaulieu (omstreeks 1648). dat de kloosterkapel in 1771 herbouwd werd en in het daaropvolgend jaar heringewijd werdGa naar voetnoot(20). Deze verbouwingswerken, aan de kloosterkapel, en waarschijnlijk ook aan de andere kloostergebouwen, zijn ongetwijfeld het gevolg van de economische heropbloei in de tweede helft van de 18de eeuw. Trouwens ook elders, zowel binnen de stadGa naar voetnoot(21) als op het plattelandGa naar voetnoot(22), manifesteerde zich toen een grote bouwijver. Voorheen was ingevolge de steeds maar aanslepende oorlogsvoeringGa naar voetnoot(23) nauwelijks geld voorhanden om grote bouwwerken uit te voeren. | |
[pagina 371]
| |
In de 18de eeuwPas bij het einde van de 18de eeuw laten de bronnen ons toe een blik te werpen op het kloostercomplex van de Veurnse Cellebroeders. Onze hoofdbronnen daartoe zijn het ‘procès-verbal d'estimation’ en de ‘procès-verbaux de première enchère et d'adjudication définitive’ van dit kloosterGa naar voetnoot(24). Enkele aanvullende gegevens vinden we in een ‘proces verbael’ dat op 28 september 1793 door de stedelijke vierschaar werd opgemaakt naar aanleiding van ‘excessen, faictelickheden ende breucken begaen door de Fransche natie in den nagt tusschen den 16e ende 17e deser maend septembre’ in het CellebroederskloosterGa naar voetnoot(25).
De hele kloostersite had een oppervlakte van ongeveer 26,8 areGa naar voetnoot(26). In vergelijking met de Sint-Niklaasabdij die in het zuiden van de stad lag en een totale oppervlakte had van ongeveer 210,6 areGa naar voetnoot(27), was het kloostercomplex van de Cellebroeders dus zeer klein en bescheiden. Maar men mag niet vergeten dat het hier in tegenstelling met de rijke norbertijnerorde om een bedelorde gaat. Net als het hogergenoemde witherenstiftGa naar voetnoot(28) en het KapucijnerkloosterGa naar voetnoot(29) was ook dit complex volledig ommuurd. In het noorden werd ze begrensd door de brouwerij van Frans Ryckeboer en de jeneverstokerij van Arsène De Cae (fig. 4, f en g). Het voormalige kerkhof van de Sint-DenijsparochieGa naar voetnoot(30) begrensde het klooster in het oosten (fig. 4, e). Ten westen paalden enerzijds de huizen | |
[pagina 372]
| |
en gronden van de heer Have en anderzijds de stadswalGa naar voetnoot(31) aan het Alexianenklooster (fig. 4, a en b). Met zijn zuidoostelijke punt grensde het driehoekige kloosterterrein aan één van de kazernes die de stad rijk was, en aan het huis en de koer die door Ferdinand de Moucheron, heer van Wijtschate, bewoond werd (fig. 5) en aan het cellebroedersklooster toebehoorde (fig. 4, c en d).
Het klooster verkeerde op het moment van de verkoop in zeer goede staat, hetgeen er kan op wijzen dat het in de loop van de tweede helft van de 18de eeuw her- of verbouwd werd (zie hoger). Het telde twee bouwlagen. Het gelijkvloers bestond ondermeer uit een ruime ingang (fig. 4, 1), een wachtkamer of bureau (fig. 4, 5), een kamer die wellicht dienst deed als bibliotheek (fig. 4, 10), een trapzaaltje (fig. 4, 9), een grote zaal die vermoedelijk de leefruimte van de Cellebroeders was (fig. 4, 6), een centrale keuken (fig. 4, 14) en een grote eetzaal die voorzeker alleen voor de paters bestemd was (fig. 4, 15). Ten westen van deze refter had men de provisiekamer (fig. 4, 16), waarlangs men waarschijnlijk de kelders kon bereiken. Deze worden aangeduid als de grote en de kleine bierkelder, de kleine wijnkelder met ernaast een achterkelder. Al deze ruimten op het gelijkvloers stonden met elkaar in verbinding via gangen (fig. 4, 7) en vestibules (fig. 4, 2)
De ruimten die voor de krankzinnigen bestemd was, situeerden zich grotendeels ten zuiden daarvan rond een binnenplein (fig. 4, 8). Men had er vier patiëntenkamers (fig. 4, 12) met ervoor een galerij (fig. 4, 11). Via die open wandelgang en een vestibule met een trap (fig. 4, 2') kon men de tweede kloosterrefter bereiken (fig. 4, 13) die vermoedelijk alleen voor de patiënten bestemd was. Deze refter was door twee kleine ruimten, waarvan we de bestemming niet kennen, van de centrale keuken (fig. 4, 14) afgescheiden.
De tweede verdieping bestond uit drie niet nader gespecifieerde kamers, acht cellen die wellicht door de Cellebroeders waren ingenomen, twee kabinetten en zes kleine kamers voor de opgenomen krankzinnigen. Ofschoon we van deze bovenverdieping geen plattegrond hebben, mag aangenomen wor- | |
[pagina 373]
| |
den dat deze zes ziekenkamers opnieuw gescheiden waren van de ruimten die voor de paters bestemd waren.
Rond een tweede koer (fig. 4, 8') stonden behalve een ruim koetshuis (fig. 4, 18), nog twee gebouwtjes met telkens twee kamers voor krankzinnige patiënten (fig. 4, 12′ en 12″). De kloosterbakkerij (fig. 4, 17) bevond zich ten noorden. Fig. 4
1. Ingang. - 2. Voorportaal. - 3. Kloosterkerk. - 4. Sacristie. - 5. Wachtkamer. - 6. Grote Zaal. - 7. Gang. - 8. (8′,8″). Binnenplein. - 9. Trapzaal. - 10. Kamer (vermoedelijk de bibliotheek). - 11. Galerij. - 12 (12′,12″). Krankzinnigenkamers. - 13. Eetzaal. - 14. Keuken. - 15. Grote eetzaal. - 16. Provisiekamer. - 17. Bakkerij. - 18 (18′,18″). Stal of bergruimten. - 19. Inrijpoort. - 20. (20′,20″). Prieeltje. - 21 (21′,21″). Tuin. a. Stadswal. - b. Huizen en gronden van de heer Havé. - c. Kazerne. - d. Huis en koer van Ferdinand de Moucheron. - e. Kerkhof van de voormalige Sint-Denijskerk. - f. Jeneverstokerij van Arsène De Cae. - g. Brouwerij van Frans Ryckeboer. (Grondplan van het gelijkvloers van het Cellebroedersklooster te Veurne - R.A.B., Frans Archief, nr. 643). | |
[pagina 374]
| |
Noordwaarts van de kloostergebouwen lag een grote tuin (fig. 4, 21) die voor de buitenwereld enkel via een inrijpoort (fig. 4, 19) in de oostelijke omheiningsmuur toegankelijk was. Links van deze koetspoort stond een tweede koetshuis (fig. 4, 18')- Rechts, van de toegangspoort bevonden zich twee ommuurde tuintjes (fig. 4, 21' en 22"). In één daarvan stond een prieeltje (fig. 4, 20). In de noordoosthoek van de grote kloostertuin was een tweede prieeltje opgericht (fig. 4, 20'). Een bergruimte (fig. 4, 18") en een derde prieeltje (fig. 4, 20") bevonden zich in de noordwestelijke hoek van de tuin.
De kloosterkapel (fig. 4, 3) aan de zuidoostkant van het gehele kloostercomplex was in tegenstelling met de meeste bedehuizen noord-zuid georiënteerd. Ze was zowel via het klooster als via het voormalig kerkhof van de Sint-Denijskerk toegankelijk. Tot het meubilair van deze kapel behoorden één of meer altaren, een koorgestoelte, een orgelbuffet, biechtstoelen, grafstenen, epitafen, een lambrizering en klokken. Tegenaan de zuidelijke zijgevel van de kloosterkapel was de sacristie aangebouwd (fig. 4, 4). Als bouwmaterialen voor dit klooster werden voornamelijk bakstenen en leien gebruikt. Alleen de houten koetshuizen (of bergplaatsen) waren met dakpannen bedekt. In de vensters waren glazen ruiten ingezet. Glas was in de achttiende eeuw overigens geen duur materiaal meer. In de 16de en Fg. 5
Het Sint-Denijsplein omstreeks 1911 (eig. J. Ameeuw, Koksijde). A. De voormalige woning van Ferdinand de Moucheron. - B. Het hoofdgebouw van het voormalig Cellebroedersstift. - C. De oude kloostermuur met de kloosterpoort, verbouwd in de 19de eeuw. | |
[pagina 375]
| |
17de eeuw trof men in arme kloosters daarentegen meestal papier aanGa naar voetnoot(32).
Nadat het cellebroedersklooster in 1797 als geestelijke instelling afgeschaft en genationaliseerd was, werd het op 30 april 1798Ga naar voetnoot(33) te koop gesteld. Zeven dagen later werd het kloostercomplex tegen 306.200 Franse fr. gekocht door Frans Peuteman, een paterGa naar voetnoot(34) van de Veurnse AlexianengemeenschapGa naar voetnoot(35). Met deze aankoop had hij blijkbaar de bedoeling, éénmaal deze moeilijke periode voorbij, het klooster opnieuw in te richten. Zover zou het echter nooit meer komen. | |
De restanten van het kloosterDe kloosterkapel en de sacristie werden vermoedelijk in de eerste jaren van de 19de eeuw afgebrokenGa naar voetnoot(36). Dergelijke gebouwen leenden zich niet gemakkelijk tot een andere functie. De andere kloostergebouwen bleven daarentegen nog enkele decennia behouden (fig. 6).
Het hoofdgebouw, d.i. het deel van het klooster dat de Cellebroeders herbergde, bleef daarentegen tot op heden bewaard. Wel werden er in de loop van de 19de eeuw enkele verbouwings- en aanpassingswerken aan uitgevoerd om er een herenhuis van te maken. Zo werden de oorspronkelijke voor- en noordelijke zijgevel vervangen door een typisch 19de eeuwse lijstgevel op een arduinen plint. Daarbij werd de hoofdvleugel ook met een bouwlaag verhoogd (fig. 7) en vermoedelijk ook - in functie van de nieuwe zijgevel - met één travee ingekort (vgl. fig. 7 en 4, 6 en 18'). Waar voorheen de kapel stond, werd in dezelfde 19de eeuwse stijl een laag bijgebouw onder een platdak opgetrokken. De toegangsdeur steekt waarschijnlijk nog op de plaats waar vroeger het toe- | |
[pagina 376]
| |
Fig. 6
A. Restanten van het voormalig Cellebroedersklooster. - B. Voormalige grote kloostertuin (in deze tuin ligt sinds de 70-erjaren het stedelijk zwembad. (Kadastraal plan van P.C. Popp, ca. 1850). gangspoortje stak van de kapel (fig. 7). De noordwestelijke en zuidelijke zijvleugel van het hoofdgebouw van het voormalige klooster werden daarentegen veel minder veranderd (fig. 8). Van de oude kloostermuur zijn eveneens nog enkele restanten bewaardGa naar voetnoot(37).
F. Becuwe | |
[pagina 377]
| |
Fig. 7
19de-eeuwse voorgevel van het hoofdzakelijk 18de-eeuwse hoofdgebouw van het voormalig Cellebroedersklooster. Fig. 8
De noordwestelijke en zuidelijke zijvleugels van het voormalig Cellebroedersklooster. |
|