Nog over drukker Joseph Bogaert
E. Duverger heeft, op basis van een paar in Gent berustende documenten (Rijksuniversiteit Gent, Vliegende Bladen, I 11) een paar interessante toevoegingen gedaan bij de biografische gegevens die ik over drukker Joseph Bogaert heb gepubliceerd in dit tijdschrift (Biekorf 1985, blz. 47-74).
Hij meldt hierbij dat ik ten onrechte 18 maart 1752 als geboortedatum van de Brugse drukker heb vermeld, daar waar dit slechts de datum van zijn doopsel was (E. Duverger, Leertijd en leermeesters van de Brugse boekdrukker Jozef Bogaert, in Biekorf 1985, blz. 203-204). Hij geeft evenwel niet de bron die hem tot deze correctie brengt.
Wij beschikken integendeel over minstens twee betrouwbare akten die de datum van 18 maart bevestigen. Vooreerst is er de overlijdensakte van Bogaert, die deze datum vermeldt (Burg. Stand Brugge, Overlijdensakten 1820 nr. 894). Vooral is er de inschrijving in het doopregister dat geen twijfel laat: ‘18 martii 1752 ad medium hora decima vespertina natus et 19 ejusdem baptizatus est Josephus Emmanuel Robertus Filius Francisci Bogaert et Carolina van den Broucke conjugum’ (Burg. Stand Brugge, doopregister O.L. Vrouw 1e portie, 1738-1756 folio 327).
Uit de documenten die E. Duverger in zijn bijdrage bespreekt, concludeert hij dat Bogaert al op negenjarige leeftijd in de leer ging bij drukker De Sloovere. Hij baseert zich hiervoor op een attest van de weduwe Pieter De Sloovere en van haar tweede echtgenoot Jozef De Busscher, die in 1772 verklaarden dat Bogaert zes leerjaren had doorgebracht in de drukkerij van eerstgenoemde. Aangezien deze in 1767 overleed, veronderstelt E. Duverger dat Bogaert al op de abnormaal vroege leeftijd van negen jaar bij hem in de leer ging. Deze conclusie lijkt ons onjuist.
De normale leeftijd voor het beginnen van een leercontract in de Brugse ambachten was veertien jaar, ten vroegste twaalf jaar. Het is zeer waarschijnlijk dat Bogaert dus niet in 1761 maar tussen 1764 en 1766 bij De Sloovere in de leer kwam.
De drukkerij werd na diens dood verder geleid door zijn weduwe en nadien door Jozef De Busscher. Het is dus niet abnormaal dat het echtpaar een attest afleverde waarbij onderverstaan werd dat Bogaert in de drukkerij, en niet noodzakelijk gans de tijd bij drukker De Sloovere de gemelde leerjaren had doorgebracht.
Het document zelf is niet meer aanwezig. We moeten ons baseren op de beknopte vermelding die ervan gemaakt werd in het ambtelijk schrijven dat door de diensten van de Fiscaal van Vlaanderen naar de centrale administratie nopens Bogaerts' aanvraag werd gestuurd. De tekst hierin luidde: ‘... a pendant six ans appris et exercé chez l'imprimeur De Sloover, prédécesseur du dit De Busscher et premier mari de sa femme...’. Het is waarschijnlijk dat hierin ook de jaren 1768 en 69 begrepen zijn, toen weduwe De Sloovere de drukkerij verder leidde.
Er is trouwens een argument a contrario te vinden in het curriculum dat Bogaert bij zijn octrooi-aanvraag meedeelde. Einde 1771 gaf hij acht leerjaren op, zes bij De Sloovere, twee bij Joost van den Berghe