Biekorf. Jaargang 88
(1988)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 78]
| |
Duinenbeheer in het Brugse vrije door de Geheime Raad duidelijker omschreven (1519-1520)Men weet dat duinen en duingebieden oorspronkelijk tot het domaniaal bezit van de vorst behoorden en dat er dus vanouds officiële verordeningen werden uitgevaardigd om deze gebieden te beheren en te onderhouden. Aldus zijn belangrijke wetgevende teksten voorhanden o.m. gedateerd in 1190, 1316, 1350, 1426, 1458 en 1477. Sommige bepalingen hebben ook betrekking op het ‘vervreemden’ of verpachten van bepaalde sectoren van het duinengebiedGa naar voetnoot(1).
In deze context situeert zich ook een reeks betwistingen en aanklachten van de burgemeesters en de schepenen van het Brugse Vrije betreffende het duinenbeheer tegenover Willem van Sallant, heer van Middelburg in Vlaanderen, huurder van de OostduinenGa naar voetnoot(2). Deze laatste personaliteit had deze gronden sinds Kerstmis 1516 in pacht gekregen van de heren van de Raad van Financiën voor een termijn van negen jaar voor de jaarlijks te betalen som van 500 pond en 40 groten. Willem van Sallant was gehuwd met Maria Lem, dochter van de inmiddels overleden Martin Lem, vroegere ‘duinherdere’ en bekend ‘patriciër’ en schout van Brugge. Reeds in 1494 had Martin Lem gevraagd aan Maximiliaan om de bepalingen betreffende de duinen strikter toe te passen en o.m. de boeten werkelijk te doen betalen wanneer overtredingen werden vastgesteldGa naar voetnoot(3). Een officiële ordonnantie werd op 26 februari 1510 uitgevaardigd betreffende het onderhoud van dijken en duinen, waarbij ook het weiden of het toelaten van vee in duingebieden uitdrukkelijk werd verbodenGa naar voetnoot(4).
De geschilpunten tussen het bestuur van het Brugse Vrije enerzijds en Willem van Sallant anderzijds werden eerst voor- | |
[pagina 79]
| |
gelegd aan de Grote Raad van Mechelen. Het ging daarbij vooral over het recht om ‘biezen en struiken in het duingebied’ af te hakken en te verkopen of voor eigen doeleinden te gebruiken. Op initiatief echter van de centrale overheden werd beslist de evocatieprocedure toe te passen en het proces te onttrekken aan de genoemde Grote Raad van Mechelen en de discussie verder te zetten en het geschil op te lossen in de Geheime Raad.
Evocatie was in het Groot Privilege van 1477 erg negatief behandeld geworden omdat de Provinciale Staten er een centralisatiemiddel bij uitstek in zagen en omdat aldus de traditionele rechtsprocedures werden ‘overgeschrikkeld’ en dus grotendeels genegeerdGa naar voetnoot(5). De uitspraak van de Geheime Raad greep plaats op 5 juli 1519 te Brussel. De tekst licht eveneens in over de precedenten die aan de eindbeslissing vooraf gingen. Aldus bleek dat Keizer Karel de procedure voor de Grote Raad te Mechelen had stopgezet en een arrest bij evocatie van de Geheime Raad had verkozen om beide partijen grote proceskosten te besparen en omdat hij wenste dergelijke geschillen heel vlug af te handelen en te beëindigen. Voornamelijk deze laatste reden zal wel de doorslag gegeven hebben want de schepenen van het Brugse Vrije hadden zich volgens Keizer Karel veroorloofd enterprendre sur noz droitz et jurisdiction à nous appertenans et despendans de notre haulteur, seignourie et demaine.
In een eerste fase van de procedure was een commissie aangesteld door de Keizer om te enqueteren betreffende de beide betrokken partijen et icelles ouyes bien et au loing en tout ce qu'elles vouldroient dire et proposer, d'une part et d'autre, touchant leurdiz différentz et questions; men moest dus aanhoren wat beide partijen hadden voor te stellen en dan zou men trachten, indien mogelijk, een vergelijk te formulerenGa naar voetnoot(6). Indien dit laatste niet mogelijk mocht zijn, dan moest alles nog eens dieper onderzocht worden, moesten alle | |
[pagina 80]
| |
mogelijke rechtsgronden worden bekeken en titels verzameld worden en zou, tenslotte, alles in geschrifte in het dossier worden verzameld, verzegeld en verstuurd naar de Geheime Raad te BrusselGa naar voetnoot(7).
Om het voorgaande wat gemakkelijker te laten verlopen en de partijen te verzoenen, was nog voorzien dat eerst twee commissieleden op 7 mei 1519 zich naar het landhuis van het Vrije op de Burg te Brugge zouden begeven teneinde de schepenen aldaar voor te lichten van de intenties van de commissie en van de Keizer leur signiffiant qu'ils avoient prins jour au lundi ensuyvant pour commenchier à besoigner en ladite charge.
De genoemde bijeenkomst op zeven mei was echter helemaal niet naar wens van de Keizer verlopen want de Brugse Vrije Schepenen hadden, na toelichtingen van de twee commissarissen, geantwoord que de ceste matière ilz estoient en proces ordinaire en nostre grant conseil et que partant n'entendoient que l'impétration desditz lettres leur touchast de riens et n'avoient volonté de y comparoir ne faire aucune production ou deffenceGa naar voetnoot(8).
De schepenen hadden dus verwezen naar de procedure voor de Grote Raad van Mechelen en dus duidelijk het initiatief van de Keizer afgewezen.
De maandag daaropvolgend gebeurde wat reeds was te voorzien. Alleen de ene partij, nl. de heer van Middelburg daagde op en gaf enkele toelichtingen terwijl de afgevaardigde van de Brugse schepenen, nl. de pensionaris Pieter Tayspil, slechts het hierboven aangehaalde kon meedelen nl. dat Brugge zich hield aan de procedure voor de Grote Raad van Mechelen. Derhalve werd dan alleen een kort verslag, opgesteld door de commissie, opgestuurd naar de Geheime Raad, die daarna toch nog de gehele bundel voor advies doorstuurde naar de Grote Raad te Mechelen, het hoogste rechtspraktijk college van de Nederlanden na die Geheime Raad. | |
[pagina 81]
| |
Het arrest te Brussel, zoals vermeld van 5 juli 1519, had inhoudelijk, na een duidelijk verzoenende procedure, ook even evident een eigen kleur, met een uitgesproken voordeel voor de heer van Middelburg. Er werd immers gestipuleerd dat deze laatste volledig al zijn rechten als pachter van de Oostduinen mocht laten gelden en faisant observer les ordonnances sur ce faictes et publiees en l'an IIII xx IIII, à la conservacion de nozdiz droiz, haulteur et seignourie et deffendant ausdit bailly, bourgmestres et eschevins du Franc, gouverneurs et receveurs desditz wateringen, de non copper ou faire copper aucun bois, joinctz, espines ou autres choses croissans esdiz dunes, sans expres congié et licence de nous... Daarenboven werd bij de aanvang ook duidelijk vermeld dat de heren van het Vrije zelfs een ‘invitatie’ naar Brussel op 8 juli hadden genegeerd maar continuant en leur desobéissance, ont seulement escript au chief de nostredit privé conseil aucunes excuses bien petitement fondées de leur non comparation, démonstrant par effect qu'ilz ayment mieulx payer et demourer en question que d'entendre à communication et appoinctement raisonnableGa naar voetnoot(9). Overigens wordt ook gewezen aldaar op de loyale houding van de heer van Middelburg.
Niettegenstaande deze duidelijke uitspraak van de hoogste instantie van de toenmalige Nederlanden, waarbij niet werd nagelaten het ‘slechte voorbeeld’ van het Brugse Vrije openlijk te laken, hebben de burgemeesters en de schepenen van het Vrije zich helemaal niet gewonnen gegeven; ze hebben integendeel getracht het bovenvermelde arrest juridisch aan te vechten door nieuwe gegevens betreffende het domaniaal beheer aan de ontvangers van de beden en de domeinen van Vlaanderen te laten geworden. Een achttal maanden later, nl. op 22 maart 1520, werd dan door Karel V een nieuw besluit te Mechelen afgekondigd, nu duidelijk meer in compromisstijl en dus meer ten gunste van de schepenen van het Brugse Vrije opgesteldGa naar voetnoot(10). Deze regeling kwam tot stand | |
[pagina 82]
| |
nadat de bovenvermelde ontvangers hun gegevens hadden doorgegeven naar de Raad van Vlaanderen te Gent en naar de rekenkamer van Rijsel en nadat een paar raadsheren uit de vermelde Geheime Raad als commissarissen nog eens de beide partijen hadden gehoord en nadat alle documenten van het dossier nog eens waren doorgenomen.
Een omslachtige en langdurige procedure was dus noodzakelijk gebleken voor een uiteindelijk compromis.
Grotendeels kwam het uiteindelijk erop neer dat de tekst van 1519 werd aangehouden maar dat daarnaast nu wel een paar min of meer ernstige toegevingen aan het Brugse Vrije werden gestipuleerd. Zowel op zuiver juridisch als op meer economisch vlak wist het Vrije wat voordeel te halen.
Het recht bvb. om materiaal te halen uit de duingebieden om de dijken te versterken kon nu uitgeoefend worden, maar dan zonder schade toe te brengen en slechts bij evidente gevaarlijke perioden; het recht bvb. om bepaalde overtreders aan te houden werd aan het Brugse Vrije toegewezen wanneer de pachter of zijn dienaren afwezig waren of hun taak verwaarloosden. Ook mocht de vrije passage van voeruigen door het gebied niet gehinderd worden en was er geen verplichting om een nieuwe weg aan te leggen; dieren mochten in het gebied niet worden toegelaten voor begrazingGa naar voetnoot(11).
Om de uitvoering van dit compromis waar te maken werd de hulp ingeroepen van de Raad van Vlaanderen en van de baljuws van Gent, Brugge, het Vrije, Veurne, Oostende, Nieuwpoort en Blankenberge.
Samenvattend kan men dus hier besluiten dat het duingebied een ‘delikaat’ beheer met zich meebracht gezien aloude domaniale rechten van de vorst blijkbaar gedeeltelijk door de heren van het Brugse Vrije en door de pachter moesten worden gedeeld. In ieder geval werd op 11 juni 1523 voor negen jaar de pacht weer toegewezen aan de heer van Middelburg. Later werd de heer van Vinderhoute de nieuwe | |
[pagina 83]
| |
pachterGa naar voetnoot(12). Verdere tribulaties worden hier echter niet meer behandeld. Alleen moet nog worden onderstreept dat de inmenging van de Geheime Raad hierboven duidelijk werd geïllustreerd en dat, van die twintiger jaren af, de centralisering van de Habsburgse Nederlanden stap voor stap werd ingezetGa naar voetnoot(13). M. Baelde. |
|