Biekorf. Jaargang 87
(1987)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 286]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Inventaris van de abdij van Merkem, 1451De vrouwenabdij van Merkem, ontstaan in het begin van de twaalfde eeuw en in 1584 overgenomen door het Jezuïetenklooster van Ieper, werd nog nauwelijks bestudeerd. Ze was gewoon ‘een van die bescheiden kerkelijke instellingen zoals ons land er in de middeleeuwen vrij veel gekend heeft’Ga naar voetnoot(1). Van de abdissen is enkel een onvolledige naamlijst bekendGa naar voetnoot(2). De spreiding van het archief is hier wellicht niet vreemd aanGa naar voetnoot(3). Het leeuweaandeel verzeilde in het Oude Stadsarchief van Kortrijk; een aantal oorkonden en enkele renterollen, leggers of handboeken worden er nog bewaard. Bij een overhaast transport tijdens de Eerste Wereldoorlog zouden andere dokumenten letterlijk uit de kar zijn gevallen, waardoor onbekende bescheiden misschien nog bij partikulieren berusten.
Eén van de interessantste stukken die tot ons zijn gekomen is een volume dat in de (voorlopige) inventaris wordt vermeld als een register van inkomsten van omstreeks 1452. Het boekdeelGa naar voetnoot(4) bevat echter veel meer. De klemtoon ligt inderdaad op de renten die de abdij jaarlijks ontving en op de pachten (ingedeeld in ‘grote’ en kleine pitanchiebrieven, costerie- en fermerielandpacht, en wyn- en cleedergeld), en geeft ook een opsomming van de landen die waren belast met uitgaven voor de wateringen. Maar daarnaast vinden we er ook enkele lijsten in terug: een lijst van het bezit aan handgeschreven werken (f. 12v-13), een inventaris van de privileges en dokumenten (f. 6-7; weliswaar zonder jaaraanduiding) en tenslotte een lijst van de juwelen en liturgische sieraden van de abdij (f. 5-5v). Deze laatste lijst publiceren we hier in bijlage.
Het register is belangrijk omdat het ons een blik biedt op de financiële rechten en verplichtingen van de heropgebouwde abdij. Op 24 juni 1444 was ze namelijk getroffen door een enorme ramp. Bij een brand vielen kerke, corenter | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 287]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(?), capitel, reifter ende ommeganc, met al den woonsten ende huzen van der abbedie ende al de husijnghen, woonsten ende sellen van den conventeGa naar voetnoot(5), zeg maar alle kloostergebouwen, aan de vlammen ten prooi. Reeds op 3 juli beval de hertog van Bourgondië de zwaar getroffen abdij aan bij alle hoogwaardigheidsbekleders en particuliere personen. Door hun bedeltochten probeerden de monialen de nodige fondsen te verzamelen voor de noodzakelijke heropbouwGa naar voetnoot(6).
Het voornoemd register werd vermoedelijk in verband hiermee enkele jaren later aangelegd. Op welke dokumenten de abdij hierbij steunde is niet bekend. De volledigheid van de rechten en hun zorgvuldige omschrijving doen vermoeden dat de klerk steunde op bewaarde stukken, zodat hij ze enkel herwerkte van uit financieel-ekonomisch oogpunt. De oorspronkelijke bewijsmiddelen waren dus waarschijnlijk nog voorhanden. Er bleef trouwens nog een ouder register bewaard dat dateert uit 1437 met bijwerkingen uit 1442Ga naar voetnoot(7). Dit laatste was echter niet de basis voor het volume uit 1452. We vinden in het oudste register per parochie een opsomming en beschrijving van de gronden die landpacht of renten in natura of speciën aan de abdij waren verschuldigd, terwijl het andere uit 1452 vooral de klemtoon legde op de personen of instellingen, zonder aandacht voor precieze omschrijvingen. De indelingswijze verschilt dan ook grondig. De twee registers staan dus volledig los van elkaar, zodat we er in het ene tal van personen of lokaliteiten aantreffen, die niet in het andere staan.
Naast de bewaarde registers ontsnapten ook titels aan de ramp. Het aantal bewaarde oorkonden, daterend uit de periode vóór 1444, ligt ruim boven de honderd. We mogen dus aannemen dat het archief vrijwel volledig aan de brand is ontsnapt.
Hoe zat het met de juwelen, kerksieraden en andere ornamenten? De grote zorg die in de middeleeuwse geestelijke milieus aan kerkelijke voorwerpen werd besteed is bekend; vaak ging het om reliekschrijnen die het voornaamste bezit of vaak soms de bestaansreden van de religieuze instelling | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 288]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uitmaaktenGa naar voetnoot(8). Een groot deel van de kerkschatten van Merkem zal dus zoals de oorkonden uit de vlammen zijn gered. De inventaris bevat vermoedelijk vele kostbaarheden die reeds sinds jaar en dag deel uitmaakten van het patrimonium.
Het is merkwaardig dat enkel strikt liturgische voorwerpen zoals kruisen, altaarstenen, kandelaars, kerkboeken, e.d.m. in onze lijst zijn vermeld. De lijst van ornamenten is uitsluitend een lijst van kerkschatten. Werden in 1444 slechts deze kostbare en dierbare zaken gered, of werden eventuele andere voorwerpen misschien verkocht voor de heropbouw van de abdij? Het is uiteraard ook mogelijk dat de abdij nooit echt luxueuze voorwerpen heeft bezeten. Ze genoot in de beginjaren wel de steun van de graven van Vlaanderen en later ook van de heren van Merkem, maar dit is nog geen waarborg voor het verkrijgen van dure kerk- en kunstschatten. In tegenstelling tot wat waarschijnlijk gebruikelijk moet geweest zijnGa naar voetnoot(9), hadden de religieuzen bijvoorbeeld geen eetservies dat een vermelding waard was. In de kerk waren er amper twee kelken, drie kruisen, en vier kandelaars, enz.; het zijn allemaal kleine getallen.
We weten niet wie het register, en dus ook de inventaris, heeft samengesteld. Waarschijnlijk was dit een moniale van de abdij zelf. Uit de beschrijving van de titels en voorrechten blijkt dat de scribent(e) in elk geval vlot inzage verkreeg in het abdijarchief. En het is minder ongebruikelijk als wel eens wordt gedacht, dat vrouwen de pen hanteerdenGa naar voetnoot(10). Uit de taalschat en de woordkeuze blijkt dat de schrijver of schrijfster van Westvlaamse origine was. Hierop wijzen o.m. de ‘ei’ vorm voor de lange ‘ee’-klank en de hyperkorrekte ‘h’ in ‘hoorboren’. Eerder zeldzaam is de vorm ‘ordune’ voor ‘ordene’, maar deze komt ook voor in de kloosterkroniek van SioenGa naar voetnoot(11). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 289]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In het hele register komen geen persoonsnamen voor van leden van de religieuze gemeenschap. Zo kennen we zelfs niet de naam van de abdis die de abdij bestuurde op het ogenblik van de brand. In de inventaris lezen we wel de naam van meester Christoffel sVroeden (verwant met de bekende Ieperse schepenfamilie de Vroede?), die ooit enkele religieuze voorwerpen had bezeten. Deze voorwerpen worden gewoon vermeld tussen het bezit van de abdij zelf. Misschien was hij in 1451 al overleden? Zeker had hij aan de kerk een wijwatervat geschonken. Wellicht was hij een biechtvader; zijn titel kan betrekking hebben op kanonieke studies. Zijn precieze funktie, evenmin als biografische gegevens, zijn ons verder niet bekend.
In bijlage geven we een transkriptie van deze inventaris. Hij toont wat een vrij kleine benediktinessenabdij halfweg de vijftiende eeuw aan waardevolle religieuze kunstvoorwerpen bezat. De posten werden door ons genummerd, maar de interpunktie werd niet gewijzigd. Vanaf nummer 24 was een andere, eigentijdse scribent werkzaam. Deze laatste vreesde duidelijk plaatsgebrek; de laatste regels volgen onmiddellijk op elkaar, terwijl daarvoor soms een lijn werd opengelaten. Veel kommentaar is overbodig, de tekst spreekt voor zichzelf. J. Van Acker | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BijlageLijst van kostbaarheden van de abdij van Merkem, 1451Dit sijn de juwelen ende orlementen, thoe behorende den clooster van Merchem, int jaer van een ende vichtich.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 290]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Woordverklaring:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 291]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|