Biekorf. Jaargang 87
(1987)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 266]
| |
Jacht op wilde dieren in Veurne-AmbachtZoals in heel Vlaanderen kwamen ook in Veurne-Ambacht in de vijftiende eeuw heel wat wilde dieren voorGa naar voetnoot(1). In de kasselrijrekeningen uit deze periodeGa naar voetnoot(2) staat steeds een aparte post van vergoedingen voor gedode kraaien en wolven. Vooral deze soorten konden grote schade berokkenen aan de landbouw, zodat er steeds op gejaagd mocht worden. Voor kraaien werd altijd per honderdtal betaald; misschien waren er dus vangers die zich op kraaien toelegden en grote hoeveelheden konden verschalken. Bij de wolven maakten de schepenen een onderscheid tussen oude en jonge dieren; de laatste werden het hoogst vergoed. Wie aanspraak op een beloning wilde maken moest de koppen van de gedode wolven binnenbrengen. Enkele vooraanstaanden uit de kasselrij wierven vaste jagers aan, zo ondermeer de burggraven en de kapiteins. Deze jagers werden dan door die funktionarissen aangesteld, maar waren verbonden aan hun persoon en niet aan het ambt van burggraaf of kapitein. Na de dood van burggraaf Willem II van Stavele in 1431 duurde het bijvoorbeeld tot in 1444 vooraleer weer jagers van de burggraven worden vermeldGa naar voetnoot(3). Ze ontvingen van hun opdrachtgever waarschijnlijk een vaste vergoeding, maar konden nog een aardige zakcent opstrijken met het deponeren van hun vangsten bij de kasselrijschepenen.
Ondanks deze georganiseerde inspanningen waren er toch jaren dat de jagers de aangroei van wolven niet konden bijhouden. Dit kwam vooral voor in tijden van troebelen, wanneer de hoofdbekommernis van de keurbroeders duidelijk elders lag. Zo hielden de schepenen op 10 maart 1495, dus net na de troebelen onder Maximiliaan van Oostenrijk, een vergadering omdat de wolveplaag een grote uitbreiding kende. Uiteindelijk ontbood men jagers uit Henegouwen om de klus te klaren. Dit gebeurde vrijwel zeker op aanraden van de Henegouwse edelman Robrecht de Melun, die toen zowel burggraaf als kapitein van de kasselrij was. Ze verbleven bij hem in StaveleGa naar voetnoot(4). | |
[pagina 267]
| |
Naast wolven en kraaien kwam er weinig gevaarlijk wild voor in Veurne-Ambacht. Uitzonderlijk werd in 1434-35 een ‘rode beest’ gevangen genomen; dit was een hertachtige of een wild zwijnGa naar voetnoot(5). Hierdoor brak meteen een konflikt uit met de heer van Steenhuize als opperjager van Vlaanderen. De vangst van deze dieren hoorde hem toe. Hoe dit geschil werd beëindigd is ons niet bekendGa naar voetnoot(6).
Tenslotte moet er in Veurne-Ambacht nog jacht zijn gemaakt op tal van kleinere dieren. Maar omdat ze nooit een echte plaag vormden werden er geen maatregelen tegen genomen. We vinden ze dan ook niet in de kasselrijrekeningen terug. De kasselrij stond nochtans in de Middeleeuwen bekend als zeer wildrijk. Zo schijnt de aanwezigheid van de Franse koning in Veurne in 1066 met een jachtpartij in verband te staanGa naar voetnoot(7). Vermoedelijk was het wild voornamelijk gekoncentreerd in de duinen en de bosrijke gebieden.
De jacht op dit klein wild in het hele duingebied hoorde toe aan de graaf van Vlaanderen in de persoon van zijn opperjager of duunheerdere. Hierop bestond slechts één uitzondering: binnen een leen in Oostduinkerke, ‘de Polderduinen’ geheten, had de heer het recht om zelf conyn ende ander wilt te vanghene ende furetteerne, de eteninghen ende pastureren daerin te nemene. Een niet onaanzienlijk recht, wanneer blijkt dat dit leen zowat 1500 gemeten (ongeveer 675 ha) groot was! Hiertoe mocht de leenman dienaren aanstellen en kleine boetes op vergrijpen innen. De boetes boven de 59 groten en de kennis van misdrijven hoorde aan de opperjager toeGa naar voetnoot(8).
Waarschijnlijk zullen er wel stropers aktief zijn geweest in de duinen en de talrijke bossen. Maar hierbij botsten ze dan onvermijdelijk met de graven van Vlaanderen; volgens L. Voet bestond het enige nut van de duinen er precies in dat er op konijnen kon worden gejaagdGa naar voetnoot(9). Wie aan dit wildernisregaal raakte, kwam dan ook in konflikt met de graven | |
[pagina 268]
| |
zelf. In 1426 (o.s.?) vaardigden zij een merkwaardige reglementering uit voor wie honden of katten wilde houden binnen een halve mijl van de duinen. Uit latere tijden is een ordonnantie bekend, die afkomstig is van de aartshertogen en dateert uit 1613Ga naar voetnoot(10). Maar de vroegste vermelding van een grafelijk initiatief i.v.m. de bescherming van de konijnenjacht in de duinen dateert vermoedelijk uit 1310. In dit jaar liet Robrecht van Bethune een onderzoek instellen naar de illegale verkoop van konijnen in Veurne en Sint-WinnoksbergenGa naar voetnoot(11). Het is een merkwaardig dokument geworden dat uit meerdere oogpunten verdere bestudering verdient, met opgave van de namen van zowel de kopers als de verkopers en soms zelfs van degenen die het vlees nuttigden! J. Van Acker |
|