Biekorf. Jaargang 87
(1987)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 195]
| |
Zuidvlaamse recapitulerende liederenIn Oostvlaamse Zanten (LXI, 1987, 1, blz. 13-18) bespreekt Prof. W.L. Braekman een recapitulerend lied uit een liederbundel uit Stene (in de Zuidvlaamse Westhoek) afkomstig van Adolphe Tourlouze, waarvan ik een fotokopie bezit dank zij Jaak Fermaut van Bieren. Ik had dat lied kort besproken in het Jaarboek De Franse Nederlanden XI, 1986. Het heet Den Aap in zijn kot. Toen wist ik nog niet dat zo'n lied recapitulerend heet, omdat de laatste regel van elke voorgaande strofe telkens herhaald wordt in de nieuwe strofe.
Bij het lezen van deze bespreking kwam het me te binnen dat er in Zuid-Vlaanderen nog meer van die - naar het schijnt zeldzame - recapitulerende liederen bestaan. In Eke (bij Steenvoorde in de Zuidvlaamse Westhoek) heeft E.H.N. Depoers (Hazebroek) enkele jaren geleden op een bijeenkomst van ouden van dagen verschillende Vlaamse liederen op cassette opgenomen, o.m. het lied Uit den oosten uit den westen. Een vrouw met een hoge, schrille stem zingt dit lied op een gregoriaanse melodie (Tonus VIII) van een psalm, behalve de woorden ‘kraai, kraai, kraai’ die op een hogere toon gezongen worden, en wel door het hele gezelschap. De tekst ervan heb ik naar de spelling wat aangepast. Uit den oosten uit den westen
Wuk hee(f)t de boer meegebracht ten besten?
De boer heeft een haantje meegebracht
En 't haantje zei: kraai, kraai, kraai
En 't hennige zei: pakkatorioem libratsioroem
Uit den oosten uit den westen
Wuk heeft de boer, meegebracht ten besten?
De boer heeft een gans meegebracht
En de gans sprak Frans en 't haantje zei: kraai, kraai, kraai,
En 't hennige zei: pakkatorioem libratsioroem
Uit den oosten uit den westen
Wuk heeft de boer meegebracht ten besten?
De boer heeft een zwyn meegebracht
En het zwyn sprak Latyn, en de gans sprak Frans, en het haantje
zei: kraai, kraai, kraai
En 't hennige zei: pakkatorioem, libratsioroem.
Uit den oosten, uit den westen
Wuk heeft de boer meegebracht ten besten?
De boer heeft een kalf meegebracht
| |
[pagina 196]
| |
En het kalf was maar half, en het zwyn sprak Latyn, en de gans
sprak Frans, en het haantje zei: kraai, kraai, kraai
En 't hennige zei: pakkatorium libratsioroem.
Uit den oosten uit den westen
Wuk heeft de boer meegebracht ten besten?
De boer heeft een koe meegebracht
En de koe was toe, en het kalf was maar half, en het zwyn sprak
Latyn, en de gans sprak Frans, en het haantje zei: kraai,
kraai, kraai,
En 't hennige zei, pakkatorioem libratsioroem.
Uit den oosten uit den westen
Wuk heeft de boer meegebracht ten besten?
De boer heeft een kachtel meegebracht
En het kachtel viel van achter, en de koe was toe, en het
kalf was maar half, en het zwyn sprak Latyn, en de gans
sprak Frans, en het haantje zei: kraai, kraai, kraai,
En 't hennige zei: pakkatorioem, libratsioroem.
Uit den oosten uit den westen
Wuk heeft de boer meegebracht ten besten?
De boer heeft een peerd meegebracht
En het peerd en had geen steert, en het kachtel viel van achter
en de koe was toe, en het kalf was maar half en het zwyn
sprak Latyn, en de gans sprak Frans en het haantje zei:
kraai, kraai, kraai
En 't hennige zei: pakkatorioem, libratsioroem.
Wat het hennetje zegt doet denken aan ‘pikken,’ maar ook aan ‘pecatorum’ (van de zondaars), waarschijnlijk opgevangen uit het kerklatijn.
Een ander recapitulerend lied werd me meegedeeld door Elizabeth Rousseau uit Zermezele bij Kassel. Het is een spotlied op de inwoners van de dorpen om en bij Kassel. Jammer dat we de melodie niet kennen. Dit recapitulerend lied is zeker Zuidvlaams, zekerder als het voorgaande. Toch een reden om voorzichtig te zijn bij het zoeken naar de streek van oorsprong van zulke liederen. Heel oud is het evenmin, zie het Franse eindvers! Het voorlaatste vers lijkt een reminiscentie aan een lied als Den aap in z'n kot. Hier lezen we: ‘Al op m'n karre, al op m'n karre zei de Steenvoordenaar’, in Den aap in zijn kot luidt het ‘Goepe zeidet Karel en hij gooidet op zijn wagen’...
De tekst van dit lied heb ik al in 1976 in ‘Ons Heem’ laten verschijnen, maar dan nog zonder te weten dat het een van de zeldzame recapitulerende liederen is. In een wat meer vernederlandste spelling en met de nadruk op het recapitule- | |
[pagina 197]
| |
rend karakter laten we het hierachter volgen. Voor wie de streek niet kent: Steenvoorde, Eke, Boeschepe, Belle en Kassel liggen in de Zuidvlaamse Westhoek vrij dicht bij mekaar en bij de schreve. Misschien is ‘steenweg’, steenstrate of Romeinse heirweg? 'k Ging overlaatst op de steenweg
'k Vond daar een Steenvoordenaar
Al op m'n karre, al op m'n karre, zei de Steenvoordenaar
Vive l'amour dans mon voyage.
'k Ging overlaatst op een steenweg
'k Vond daar een Ekenaar
Vrij jong meisjes, vrij jong meisjes, zei de Ekenaar (vrij =
mooi)
Al op m'n karre, al op m'n karre zei de Steenvoordenaar
Vive l'amour dans nos voyages.
'k Ging overlaatst op een steenweg
'k Vond daar een Boeschepenaar
Pottebesmer, pottebesmer, zei de Boeschepenaar
Vrij jong meisjes, vrij jong meisjes, zei de Ekenaar
Al op m'n karre, al op m'n karre zei de Steenvoordenaar
Vive l'amour dans nos voyages.
'k Ging overlaatst op een steenweg
'k Vond daar een Bellenaaar
Bachten de kapelle, bachten de kapelle, zei de Bellenaar,
Pottebesmer, pottebesmer, zei de Boeschepenaar
Vrij jong meisjes, vrij jong meisjes, zei de Ekenaaar
Al op m'n karre, al op m'n karre, zei de Steenvoordenaar
Vive l'amour dan nos voyages.
'k Ging overlaatst op een steenweg
'k Vond daar een Kasselaar
Al op de bulte al op de bulte, zei de Kasselaar
Bachten de kapelle, bachten de kapelle, zei de Bellenaar
Pottebesmer, pottebesmer, zei de Boeschepenaar
Vrij jong meisjes, vrij jong meisjes, zei de Ekenaar
Al op m'n karre, al op m'n karre, zei de Steenvoordenaar
Vive l'amour dans nos voyages.
Ter verduidelijking: in Boeschepe maakten ze vroeger potbezemsGa naar voetnoot(1), in Belle spreken ze kapelle als kapalle uit (in Balle bachten de kapalle); en Kassel is een bult, een heuvel van 176 m. hoogte. Misschien werd het voorlaatste vers: ‘Al op m'n karre’ ook door het gezelschap meegezongen. | |
[pagina 198]
| |
In een liederbundel van J.M. Pierens (Zuidpene bij Kassel, 1880) komt ook een lied voor waaraan ‘Al op m'n karre’ herinnert, nl. Lucifers Waegen, 10 strofen die bijna altijd eindigen op ‘Smyt hem maer op mynen waegen’. Het zou de moeite waard zijn om na te gaan waar dat thema ‘op myn wagen’ vandaan komt.
C. Moeyaert |
|