J.L. Vives over zijn schoonmoeder
1524
Het huldeadres dat wij hierna uit het Latijn vertaalden, is niet alleen een model van exacte waarneming doch tevens een voorbeeld hoe Vives argumentatie vanuit de werkelijkheid voorrang geeft op theorie van de grote voorgangers. Bovendien brengt hij hier, net als in zijn De Subventione Pauperum uit 1526, een praxis waar hij zelf volkomen achterstaat: mannen dienen kordaat te zijn, maagden kuis, echtgenotes kwaliteitsvol en weduwen op hun hoede. Hoe zwaar die kwaliteiten kunnen zijn wordt door Vives zonder omhaal op een rijtje gezet, alsof het helemaal niet tot de privésfeer behoort. Vives' eigen echtgenote wordt niet in de tekst vermeld; wel had zij een broer Bernard Valldaura, zelfde naam als de hier voorkomende schoonvader, die medicus werd en door A. Sanderus filoloog wordt genoemd. Hij zou o.m. een ‘De nummis antiquis’ hebben geschreven naar het voorbeeld van Goltz. De Clara Cornelia Valldaura die in 1600-1601 een Hemelvaart-triptiek ter nagedachtenis aan J.L. Vives aan de Donaaskerk restitueerde (zie Biekorf 1979, blz. 48-49), zal dus diens dochter zijn geweest.
A. Dewitte
‘... Hoezeer deugd in het duister glanzen kan kunnen zowel ik als mijn Brugse vrienden getuigen uit het voorbeeld van een vrouw, Clara, een zachte uitzonderlijk begaafde maagd die ten huwelijk werd gevoerd aan Bernard Valldaura.
Wanneer zijn bruid hem zag, toen was hij 40 jaar oud, de avond van hun huwelijk, zat hij geheel onder de verzweringen, beide benen omzwachteld met ingeoliede stroken linnen. Zo begreep zij dat ze een man had gehuwd die ontegenzeggelijk ziek, kaduuk, niet te genezen was.
Zij verachtte hem hierom niet, toen niet en ook later niet, toen hij zo zwaar onder zijn ziekte gebukt ging dat de dokters geen hoop meer gaven. Zij en haar moeder, integendeel, waren geheel bezorgd om het ziekenbed bezig, en bleven zes weken na mekaar te been, met alleen af en toe een uur rust, om de patient te hulp te zijn die aan de zo besmettelijke ziekte van Napels of Spaanse ziekte leed. De dokters overtuigden, poogden dit althans, de vrouwen hem niet aan te raken noch dichtbij te komen; hetzelfde hoorden ze van de familie en vrienden, die meenden dat eerder zijn ziel nu dan zijn lichaam zich op de dood moest voor bereiden.
Hierover toonde de echtgenote geen verwondering, en zij voedde hem elk uur door zijn lippen met drank te bevochtigen, en steeds opnieuw boven en onderlakens te verversen, steeds opnieuw vuil van het conti-