Verleidingskunsten der muzen
Deel negen van de nieuwe reeks ‘Algemene Colleges van de Haagse Leergangen’ (Dick Coutinho, Muiderberg, 1986) is Verleidingskunsten der Muzen getiteld. Het boekje zal in alle eer en deugd heel wat Westvlamingen weten te verleiden, want hun landstreek komt in twee van de zes opstellen ter sprake. J.J.M. Westenbroek onderzoekt hoe Guido Gezelle zijn trouwdicht voor het Kortrijkse echtpaar Petrus de Wachter - Prudence Dublicquy (16 september 1874) heeft afgestemd op mensen die wel wat anders dan poëzie aan hun hoofd hadden. Karel Bostoen belicht ‘de reclame van een renaissancedichter’ in een gedicht waar jonker Jan vander Noot het huwelijksfeest mee opluisterde van de Roeselaarse burgemeestersdochter Johanna Coucke met Antonio Gallo Salamanca, een Bruggeling van Spaansen bloede (11 april 1589).
De neerlandicus Bostoen heeft al meer westflandrica in de belangstelling gebracht, bv. De Historie van Broer Cornelis in het tijdschrift Literatuur, jg. 1984. In verband met zijn bijdrage over Vander Noot's ‘Houwelijck-Sangh’ dient gewezen te worden op een voortreffelijke studie van John Goddeeris, met belangrijke aanvullingen omtrent Gallo en de Coucke's: De Sint-Michielskerk te Roeselare in Rubens' tijd, in de Gidsenkring, XX, nr. 2, april 1982, blz. 4-36.
Ook andere gelegenheden dan huwelijksfeesten zijn voor muzen goed om verleidelijk te doen. Westenbroek ziet ze het zelfs in Gezelle's ‘Blootakker’ doen, een winters gedicht van 1897. ‘Men mag zich met recht afvragen, in hoeverre het omvallen van een rij populieren ten gevolge van ijzel op hun takken een reeel gevaar mag heten’, merkt de auteur nogal nuchter op. Niet zo nuchter klinkt zijn mening dat bejaarde Westvlamingen meer dan hun leeftijdgenoten van andere gewesten ‘de weemoed van de winter ondergaan’.
J. Huyghebaert