Scheepsvlaggen als havenpromotie
Dat een stadsvlag geen statusbetekenis had (Biekorf 1985, blz. 299) wordt bevestigd in de Maritieme Geschiedenis der Nederlanden van drs. L.M. Akveld, dr S. Hart en dr W.J. Van Hoboken, deel II, blz. 71, waaruit wij citeren dat vooral op koopvaardijschepen naast de nationaliteitsvlag ook nog andere vlaggen werden gevoerd, bijvoorbeeld de rederijvlag terwijl de Oostindische Compagnie ook de stadskleuren gebruikte van de plaatsen waar haar kamers gevestigd waren, steeds vergezeld van de initialen VOC.
‘Op andere koopvaarders trof men deze stadskleuren eveneens aan in de vorm van stadsvlaggen. Vaste voorschriften bestonden er in dit verband niet. Witsen bevestigt dat deze vlaggen tot sieraad dienden en “ten pronke”. Iedereen mocht erin schilderen wat hem zinde. Toch bestonden ook hier zekere gewoonten voor de vlagvoering: aan de bezaansmast werd de vlag met het stadswapen van de woonplaats van de schipper gevoerd, aan de fokkemast die van de woonplaats van de reder. Op Vlaamse schepen kwamen vlaggen van steden vrijwel niet voor, behalve op die van Oostende, die een horizontaal rood-geel gebaande vlag voerden. De oorzaak hiervan is dat in deze periode Oostende vrijwel de enige haven was, waar een aantal koopvaardijschepen uitvoer. Over dergelijke vlaggen van andere Vlaamse havens is tot dusver niets bekend.’
De citaten uit de Brugse stadsrekeningen hebben hun belang voor de vlagvoering op de koopvaardijvloot.
P. Kerckaert
Bijsmete
Geh. Aartrijke 1986, in de bet. van: bijverdienste.
Geldweeldig
Geh. Aartrijke 1986. 'n geldweeldig mens (spreek uit: geldwildig) is iemand die er warmpjes in zit, die rijk is.
Goedje
passim in de uitdrukking: 't is me 't goedje', d.i. volk van niemendalle, schoremorrie, janhagel.
Van Jantje naar Toontje zenden
Geh. Aartrijke 1986: synoniem van ‘van Pontius naar Pilatus sturen’.