Biekorf. Jaargang 86
(1986)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermdIets over de inhoud.Vooral de eerste 5 vermaeningen behandelen de geest en de wijze waarop de Zusters Lamotte hun armenschool moeten besturen en bezielen, al keert de priester ook in de latere onderrichtingen hierop terug, maar dan op minder uitgebreide wijze. Hij toont zich hierin de echte discipel van Vincentius à Paulo; het is ten andere aan J.B. Van Roo te danken dat de vele diocesane congregaties voor Zusters, die vanaf het derde kwarteeuw van de 18de en gedurende de eerste helft van de 19de eeuw in (West)vlaanderen gesticht werden, een duidelijk uitgesproken Vincentiaans karakter dragenGa naar voetnoot(2). In zijn onderrichtingen steunt J.B. Van Roo zeer sterk op de zachtmoedigheid van de ‘schoolvrouwen’ tegenover de kinders: Heylige schoolvrouwen maken fraaye kinders’, zo heet het. Hoever staan wij hier van het ‘wie zijn kind liefheeft spaart de roede | |
[pagina 373]
| |
niet’, het principe dat vooral Charles Dickens een kleine eeuw later in Engeland zo scherp zal op de korrel nemen! Waar zulks nodig is - en dat gebeurt niet zo zelden - vaart de goede priester scherp uit tegen overbodige strengheid of het onverantwoord doorsturen van de kinders.
Meestal echter gaat het in die vermaeningen over de voorwaarden, vereist tot de kloosterlijke volmaaktheid. In de eerste plaats betreft het de vier deugden die bij een ware religieuze dienen aanwezig te zijn: ootmoedigheid, gehoorzaamheid (zowel aan de overste als aan de biechtvader), ingekeerdheid, zuiverheid van intentie. In principe is hij gekeerd tegen zware straffen, en dat helemaal tegen de geest van de tijd in! Er zijn, beweert hij, in het dagelijks leven gelegenheden te over om de eigenliefde te bedwingen. Hij vraagt dat men de ‘deugd van de maand’ beoefentGa naar voetnoot(3), en dat men zich tijdens elke maand tot driemaal toe versterft. 125 jaar na zijn dood zal men bij de Zusters Lamotte deze praktische stelregels van de stichter bij de opleiding van de jonge religieuzen nog indachtig zijnGa naar voetnoot(4).
Al deze vermaeningen leggen niet alleen getuigenis af van de grote priesterlijke en apostolische ijver die J.B. Van Roo bezielden, maar ook van zijn nuchtere, praktisch ingestelde zin en van zijn dagelijkse mensenkennis. Veel van hetgene in dit schrijfboek is neergepend, schijnt woordelijk van zijn lippen geplukt. Vergeten wij echter niet dat in die tijd - de 18de eeuw -, toen het aantal analfabeten nog zeer groot was, en het aantal mensen dat zich dagelijks aan lectuur wijdde zeer gering, het geheugen, dat het slechts één keer gehoorde woordelijk vasthield, bijzonder sterk ontwikkeld was. L. Devloo |
|