Biekorf. Jaargang 86
(1986)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 333]
| |
Sint-Arnoldus van Tiegem, patroon van de Brugse brouwers in de middeleeuwenSinds 1984 is het onderzoek naar de verering van de H. Aroldus († 1087) met hernieuwde ijver aangepakt. N.a.v. de negenhonderdste verjaardag van de stichting van de Oudenburgse Sint-Pietersabdij door de H. Arnoldus (1084-1984) heeft J.L. Meulemeester een uitgebreid en grondig overzicht gepubliceerd van de bekende gegevens m.b.t. de iconografie en de verering van deze Vlaamse heiligeGa naar voetnoot(1). Nauwelijks een jaar later publiceerde dom Arnoldus Smits O.S.B., de huidige prior van de Steenbrugse Sint-Pietersabdij, een verrassend artikel over de H. Arnoldus als patroon van de brouwers. In deze boeiende studie wijst Smits op de verwarring die tussen de verschillende Arnoldussen heeft bestaan en op het waarschijnlijke verband tussen de Arnoldusverering door de brouwers en de carnavaleske Aernoutsbroeders of volgelingen van de als ketter veroordeelde Arnold van Brescia († 1155). Smits besluit dat in Vlaanderen Sint-Aernout van Tiegem of Oudenburg de patroon van de brouwers werd. In zijn attributen (bierton, stuikmand, roerstokken, maliënkolder, koormantel, mijter en Regel) konden zowel het brouwersgilde als het gilde van de Aernoutsbroeders zich herkennenGa naar voetnoot(2).
De belangstelling voor de H. Arnoldus blijft bestaan: daarvoor zorgt de folkloristisch getinte publiciteit rond het jaar van het Bier (1986) en de aanstaande viering van de negenhonderdste verjaring van de sterfdatum van de H. Arnoldus (1087-1987)Ga naar voetnoot(3). Bij deze gelegenheid kan de studie rond de persoon en de devotie van de H. Arnoldus nog tot nieuwe resultaten leiden. In deze korte bijdrage worden in elk geval al enkele nieuwe gegevens aan het licht gebracht over de verering van de H. Arnoldus bij de Brugse brouwers in de late middeleeuwen.
Tot nu toe gold als oudste vermelding van Arnoldusverering | |
[pagina 334]
| |
door de Brugse brouwers een bron uit 1457 waaruit bleek dat de brouwers zeker in dat jaar op bedevaart naar Oudenburg trokken en er door de plaatselijke magistraat op wijn getrakteerd werdenGa naar voetnoot(4). Het is waarschijnlijk dat de Brugse brouwers Sint-Arnoldus van Oudenburg of van Tiegem al eerder vereerden. De tot nu toe vroegste bekende verwijzing naar Arnoldus als patroon van de brouwers in Vlaanderen is echter pas te vinden in een register van de Gentse brouwers en dateert uit 1453Ga naar voetnoot(5). J.L. Meulemeester stelt dat er zeker vanaf de 15de eeuw een devotie tot de heilige bestond. Eventuele vroegere verering sluit hij niet uit, maar bij gebrek aan bekende gegevens plaatst hij hier een vraagtekenGa naar voetnoot(6).
‘In welke kerk of kapel de Brugse brouwers hun kerkdiensten lieten verrichten is niet met zekerheid gekend’, aldus J.L. Meulemeester nog in 1984Ga naar voetnoot(7). In 1985 heeft R. Strohm echter aangestipt dat de Brugse brouwers tot de weldoeners behoorden van het plaatselijk karmelietenkloosterGa naar voetnoot(8), dat gelegen was op de plaats van het huidige Sint-Leocollege, in de Carmersstraat. Nader onderzoek van Strohms bron zorgde voor een verrassing: de tot nu toe oudste vermelding in een Vlaamse tekst van Arnoldusverering door de brouwersGa naar voetnoot(9). ‘Int jaer ons Heeren als men screef duusent drie hondert viere ende neghentich up den vi-e dach van lauwemaent’, d.i. op 6 jan. 1395 n.st., werd een overeenkomst getroffen tussen broeder Goosin van Ardenburch, prior, en het convent van de Brugse karmelieten, enerzijds, en de brouwer Jacop Everbout, als deken, en Gillis de Goedeman, Ryckart Clampart, Michiel vander Scuere en Hendric de Jonghe, als zorgers ‘vander ghilden van mijn heer sent Arnouldt die de brauwers houden’, anderzijdsGa naar voetnoot(10). Prior en convent stonden bij die gelegenheid aan het gild voor altijd het gebruiksrecht af van ‘den grondt ende de capelle van | |
[pagina 335]
| |
mijn heere sent Arnouldt, dats te weten totter dhuere vanden ommeganghe alzo verre als de traelgie gaen zal, ende de dhuere vanden choor verset ende den steegher sonder tsconvents cost.’ De ligging van de kapel wordt verder ook bepaald: ‘ende es de capelle staende ande noordtzijde vanden choor in onse kercke (...) vanden westghevele tot den oostghevele’. Deze tekst is bewaard in het cartularium ‘liber oblongus’ dat in 1529 werd samengesteld voor het Brugse karmelietenklooster en kopieën bevat van alle verbintenissen van de karmelieten inzake fundaties, jaargetijden, kapellen e.d.m. van buitenstaanders in het klooster.
De overeenkomst van 1395 bevat verder nog bepalingen inzake het begrafenisrecht in de Sint-Arnolduskapel. Behoudens vroegere overeenkomsten mocht voortaan niemand meer worden bijgezet in de Sint-Arnolduskapel, tenzij met toestemming van deken en zorgers van het gild. In principe bleef de Sint-Arnolduskapel voorbehouden voor de begrafenissen van leden van het brouwersgild, tegen bepaalde voorwaarden. Daarop kan hier niet verder worden ingegaan. Hoofdzaak is dat er te Brugge vóór 1395 een Sint-Arnoldusgilde voor brouwers bestond, die zich begin 1395 in een kapel binnen de karmelietenkerk wou vestigen. De oorkonde van 6 januari verwijst weliswaar naar een kapel, maar uit de verdere beschrijving blijkt overduidelijk dat die nog helemaal moest worden ingericht binnen de kloosterkerk, op kosten van het gild.
Het is weinig waarschijnlijk dat de Brugse brouwers in 1395 een andere Sint-Arnoldus vereerden dan in 1457, toen ze naar Oudenburg pelgrimeerden. Er werd overigens al eerder naar Sint-Arnoldus in Oudenburg op bedevaart getrokken. A. Smits vermeldt een Oudenburgse tekst uit 1429 waarin sprake is van ‘den pelgrims daer Sint Aernoude comende versoukende’Ga naar voetnoot(11). Op basis van de oorkonde van 1395 mag thans worden verondersteld dat zich onder de pelgrims naar Sint-Arnoldus in Oudenburg ook toen al Brugse brouwers bevonden. Het Brugse brouwersgild bleef overigens in de 15de eeuw Sint-Arnoldus vereren bij de karmelieten. Wel dient hierbij te worden opgemerkt dat het gild pas op 28 augustus 1461 een (eerste?) reglementering kreeg van de Brugse schepenenGa naar voetnoot(12). | |
[pagina 336]
| |
‘De ghildebroeders vander ghilde van sincte Aernoude die de brauwers ende andre houden binden convente ende kerke vande broeders vanden carmers in Brugghe’ beschikten toen (1461) over een kapel met altaar. Zij wilden daar dagelijks een mis laten opdragen en daarvoor over zekere en regelmatige inkomsten beschikken. Op hun verzoek beslisten de schepenen dan ook dat een gildebroeder die tevens brouwer was, voor ‘elker braute biers die hi brauwen zal’ 6 d. par. (d.i. 1/2 d. gr.) aan het gild moest betalen. De andere leden van het gild moesten jaarlijks 6 d. gr. betalen. Elke nieuwe brouwer zou voortaan lid moeten worden van het gild en bij zijn intrede drie ons zilver, uitsluitend bestemd voor de eredienst, moeten afstaan aan het gild. Eventueel overschot in de gildekas moest worden besteed aan ‘kerkelike ornamenten ende juweelen’. Een en ander doet veronderstellen dat de Sint-Arnolduskapel, met altaar, wel voltooid maar nog niet voldoende gestoffeerd was. Pas vanaf 1461 heeft men ernaar gestreefd een dagelijkse mis in de kapel te laten opdragen. Het brouwersgild was dus gedurende lange tijd weinig gestructureerd. Doel en werking bleven steeds uitsluitend religieusGa naar voetnoot(13). Het Brugse Sint-Arnoldusgild was zeker geen eigenlijke volwaardige ambachtelijke vereniging, temeer daar ook mensen die geen brouwer waren mochten toetreden.
Toch zijn de teksten van 1395 en 1461 van belang. Samen met al de bekende vermeldingen uit 1429 en 1457 bewijzen deze tot nu toe onbekende bronnen dat de H. Arnoldus van Tiegem of van Oudenburg zeker sinds het laatste decennium van de 14de eeuw als patroon werd vereerd door de Brugse brouwers, die daarvoor een gilde hadden opgericht met een kapel in de kloosterkerk van de karmelieten. De leden van het gilde konden worden begraven in hun eigen Sint-Arnolduskapel, ze trokken op bedevaart naar Oudenburg en vanaf 1461 werd hun gilde steviger gestructureerd, met vaste inkomsten, verplicht lidmaatschap voor alle nieuwe brouwers en een dagelijkse mis in de kapel. De Brugse oorkonde van 1395 is meteen de vroegste verwijzing naar Arnoldus als patroon van de brouwers. N. Geirnaert |
|