voeren in de taal van het “vastenboekje”. Zo herinner ik mij nog dat tijdens de droevige oorlogsjaren 1914-1915, toen hij het Heilig Vormsel kwam toedienen in Paris-Plage, een groot gedeelte van zijn toespraak tot de communicanten, waarbij mijn oudste zuster, in de Vlaamse taal werd gehouden, tot grote verwondering van de plaatselijke parochianen. Deze kranige geestelijke kan men geenszins als een sul of dwaas mens betitelen’.
Biekorf is deze erudiete lezers erkentelijk voor hun waardevolle toelichtingen! Laten wij nog even samenvatten:
Het koppelwoord lobbe-dei wordt in drie verscheidene functies aangetroffen: als spot- of toenaam, als personage in een rederijkersklucht en als familienaam. Welke functie historisch de oudste zou kunnen zijn, is niet te achterhalen.
Het woord heeft zich tot eerbare familienaam ontwikkeld in de Westhoek, aan weerszijden van de ‘schreve’, van waaruit deze zich verder heeft verspreid. Ook de spotnaam lijkt zich tot dezelfde regio te beperken. Persoonlijk geloven wij niet dat het Michiel de Swaen uitsluitend om de versmaat te doen is geweest. Hij verwijst uitdrukkelijk naar drie personages die de Veurnse rederijkers ten tonele hadden gebracht.
Volledigheidshalve citeren wij integraal de passus uit J. Lindemans' Vlaamse persoonsnamen, waarnaar A. Vanhuyse verwijst, omdat de betrokken auteur een belangrijke verklaring geeft van de naam zelf
‘LOBRECHT, van *hlod-berht, waarin hetzelfde woord schuilt als in Lodewijk, is eerder zeldzaam. Een Lotbertus komt voor, als getuige, te Gent, in een oorkonde van ca. 996-1028. Te Desselgem was een leendienst genaamd Lobrecht (1570); te Wijnendale, een fn. Lobbrecht (1595). In het Oosten van ons taalgebied ontmoeten we vormen als Lubrecht, Lubbert - Fransch: Lobert, Loubert, Flobert, Flaubert (hl werd fl in de streek ten Noorden van Parijs). - Duitsch: Lubrecht, Lubert.
Zeer oud is de verkorting Lobbe, Loppe, uit *Luppa, voorhanden o.a. in den pln. 1139 Luppengem, Luipegem onder Bornem. De diminutiefvorm op -in, Lobbin, is reeds bekend door een getuige van dien naam, anno 994, te Gent; - Lobbekin, ca. 1200, ook te Gent, en verder inde Westvlaamsche pin.: 1418 Lobbekin brugge (Torhout), 1513 Lobbekens leen (Damme), 1542 Lobbekens stick (Westvleteren). Vgl. verder nog 1415 Lobbes stick (Lampernisse) en de fnn. Lobbe, Lops, Loppens, Lubbe, Lubben. - De Fransche naam Lubin is iets anders: het is de Fransche vorm van den naam van den H. Leobwinus, bisschop van Chartres (†556), die te onzent Lieven geworden is (uit Angelsaksisch Leofwine).’
Tot zover de wetenschap.
G.G.