Klankatlas van het Middelnederlands
Pas eind '85 bereikte ons Amand Berteloots studie ter bespreking, een schitterende verhandeling, door de Academie bekroond. Deze studie is zo belangrijk, omdat aan de hand van een doorgedreven onderzoek van bepaalde teksten uit het Corpus Gysseling (siglum CG) hier a.h.w. visueel aanschouwelijk wordt wat ons al bekend was uit de Middelnederlandse klankleer, nu systematisch gestaafd en concreet naar de dertiende eeuw toe. Meteen wordt hier een stuk basis blootgelegd van wat nu nog altijd de verscheidenheid aan dialecten vormt binnen het Nederlandse taalgebied.
De gevolgde methode is uiterst secuur, de selectie van het materiaal zeer precies verantwoord. De tekstverzameling van het CG was op zichzelf al een belangrijke stap voorwaarts voor de neerlandistiek. Uit dit geheel koos A. Berteloot teksten die exact lokaliseerbaar zijn, d.i. in dit geval gekend als behorend tot een welbepaald schrijfcentrum, en die gedagtekend of extern dateerbaar zijn (uitsluitend ambtelijke stukken bijgevolg). Teksten die op taalkundige basis gelokaliseerd of gedateerd werden, liet hij van de eerste tot de laatste buiten beschouwing: zo wordt vermeden dat we een kaart krijgen van bestaaande hypothesen, en levert de klankatlas zowat volstrekte zekerheid. Uiteraard heeft hij ook alleen oorspronkelijke documenten of ontwerpen gebruikt, en hield hij zoveel mogelijk rekening met de inbreng van de individuele scribent en de stilistische verschillen binnen het verzamelde materiaal.
De bespreking van de Middelnederlandse klanken beslaat blz. 48 tot 98 van het eerste gedeelte, en verloopt binnen een glasheldere en bondige systematiek: bij elke klank onderscheiden we 5 rubrieken: beschrijving van het materiaal dat aan de kaart van een welbepaalde klank ten grondslag ligt, opsomming van de vindplaatsen uit de schrijfcentra die niet op de kaart zijn opgenomen, probleemstelling en bemerkingen bij het kaartbeeld, bijzondere vormen die niet meteen op de kaart voorkomen, literatuur. De bespreking van de klinkers verloopt vanuit fonologisch standpunt; voor de medeklinkers koos de auteur uit de klankleer van Van Loey de taalgeografisch interessante consonanten.
Voor het tweede gedeelte werd een grondkaart van het toenmalige Nederlandse taalgebied ontworpen, bij gebrek aan een standaardkaart voor taalgeografisch onderzoek voor de betrokken periode. Op de kaarten treffen we symbolen aan, telkens aangebracht op de plaats van een exact omschreven schrijfcentrum: ‘stempelkaarten’ dus. En terecht, want hoe overzichtelijk en verleidelijk een verdeling van het taalgebied in isoglossen ook had kunnen lijken, het ware al te riskant geweest en te grof veralgemeend op basis van het overgeleverde materiaal.
Al bij al een zeer overzichtelijke en innoverende studie, die geen geïnteresseerde over het hoofd zal mogen zien.
J. Van Iseghem
Amand BERTELOOT, Bijdrage tot een Klankatlas van het dertiende-eeuwse Middelnederlands. Deel I (tekst), 128 blz., deel II (platen), 150 platen. Verhandeling bekroond door de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Uitg. Leonard Willems-Halettfonds, XIe reeks, nr. 6, 1984.