Biekorf. Jaargang 85
(1985)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 429]
| |
Dr. Jos Marechals' bijdragen over Brugge gebundeldDe imposante reeks publikaties die gedurende de laatste jaren over Brugge en zijn verleden op de markt werd gebracht wordt thans opnieuw aangevuld met een merkwaardig boek, getiteld: Europese aanwezigheid te Brugge. De vreemde kolonies (XIVde -XIXde eeuw). Die nieuwe uitgave werd opgenomen als nr. 3 in de reeks Vlaamse Historische Studies, met steun van de Bank van Roeselare en West-Vlaanderen, op initiatief van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge, beter bekend onder de benaming van ‘de Emulatie’-verenigingGa naar voetnoot(1). In een kort Woord Vooraf, opgesteld door dr. Baudhuin Janssens de Bisthoven, vindt men alle gegevens betreffende doel en auteur van de nieuwe publikatie. Voorop stond de bedoeling de ere-conservator van het Brugse Rijksarchief, dr. Jos. Marechal, als historicus te huldigen door een veertiental van zijn vroegere historische wetenschappelijke bijdragen over Brugges verleden, die tot nu toe verspreid waren in tijdschriften en verzamelwerken, in één boek van 279 blz. samen te brengen. Hierna zal kort de vraag worden beantwoord hoe het historisch werk van Marechal is tot stand gekomen en hoe dit geheel van studies en boeken kan geëvalueerd worden. Dr. Marechal heeft zijn historische vorming genoten te Namen en te Gent. Te Namen had prof. Willaert, jezuiet en Bruggeling, de student reeds in de geschiedenis ingewijd, terwijl te Gent de zeer gewaardeerde prof. dr. Hans van Werveke, niet alleen de licentiaatsthesis over Het wezengeld in de Brugse stadsfinancien van de Middeleeuwen had geleid, maar daarna ook voorstelde een doctoraatsproefschrift te schrijven over De Spaanse handelskolonie te Brugge, XIIde eeuw - 1705. Op basis van deze laatste studie werd Marechal op 23 december 1943 te Gent uitgeroepen tot doctor in de Letteren en Wijsbegeerte, groep geschiedenis. Van 1948 tot 1976 bleef Marechal vervolgens in het Brugse Rijksarchief werkzaam. Achteraf bekeken is het dus heel logisch dat een levenslange werkzaamheid over Brugges' verleden werd uitgebouwd; een mooie doctoraatsstudie over de Spaanse kolonie, een passende werkruimte in de Academiestraat, een Brugs stadsbeeld vol unieke reminiscenties aan het verleden, dit alles heeft Marechal ongetwijfeld aangezet om zijn doctoraatswerk verder uit te diepen en uit te breiden, zodat het thans gepubliceerde boek in de eerste plaats moet worden gesitueerd als een belangrijk verlengstuk van zijn oorspronkelijk doctoraatswerk. Een essentieel gedeelte van dit nieuwe boek wordt ingenomen door zes bijdragen betreffende de aanwezigheid van Spaanse kooplui te Brugge (blz. 90-172). Handelaars uit Spanje verbleven reeds periodisch en occasioneel te Brugge sinds de dertiende eeuw. Men kan stellen dat vanaf de veertiende eeuw vijf kolonies Spanjaarden zich permanent in de stad hadden gevestigd, gegroepeerd na verloop van tijd in vier consulaten, nl. het consulaat van Catalonië en Aragon, van Castilië of Spanje, van Biskaja en van Navarra. Ook moet gewezen worden op | |
[pagina 430]
| |
een vroege tussenkomst van het Brugse stadsbestuur tegenover die vreemdelingen. Na de opstand van de Moerlemaye, met vertrek o.a. van kooplui naar Aardenburg, kregen Spaanse en Duitse handelaars van de Brugse stadsmagistraat op 26 augustus 1280 bepaalde privileges, waardoor de persoonlijke veiligheid en materiële faciliteiten voor handel en wandel werden verzekerd. Een tweede gedeelte in het boek, bestaande uit vijf bijdragen, wordt besteed aan de studie van de in Brugge verblijvende Britten, Italianen en handelaars uit Hanzesteden (blz. 13-89). Ook hier is uiteraard geen sprake van homogene nationale groepen maar wel van o.m. Engelsen, Schotten, Genuezen, Florentijnen, Venetianen en handelaars uit Lucca. Op de kaft van het boek staat de loge van de Genuezen (onlangs gerestaureerd), het huis van de Beurze en de loge van de Florentijnen zeer mooi afgebeeld. De Brabantse hertog Jan II, die in 1290 gehuwd was met Margareta van York, dochter van de Engelse koning Edward I, kon veel voorrechten verkrijgen, voor Antwerpen en Brugge; daardoor werd niet alleen het concurrerende Calais verdrongen maar kon tevens de intocht van de Engelsen in Brugge worden gestimuleerd. Een latere Margareta van York, zuster van de Engelse koning Edward, huwde in 1468 met de Bourgondische hertog Karel de Stoute te Damme en zorgde aldus dat een tornooi van de Gouden Boom werd gehouden gedurende acht feestelijke dagen in Brugge. Over de relaties met Schotland leggen recente en vroegere opzoekingen de nadruk op de rol van de vijftiende-eeuwse Anselmus Adornes, lid van de Schotse Orde van de Eenhoorn en begraven in de eigen Brugse Jeruzalemkerk. Uiteraard werden niet alle facetten behandeld. Meer in het bijzonder beschrijft de auteur de relaties met de Brugse geestelijkheid. Het vervullen van de godsdienstige plichten en het zorgen voor het zieleheil van al die handelaars, brachten voor de geestelijkheid bepaalde lukratieve transacties mee. Daarvan hebben vooral de vier bedelorden ‘geprofiteerd’. In een derde en laatste gedeelte (blz. 173-227) beschrijft de auteur vooral de beurs te Brugge, eertijds daarin gestuwd door de publikaties van de toen in Amerika docerende Raymond De Roover. In 1949 kon Marechal een afzonderlijk boek uitgeven, getiteld: Gechiedenis van de Brugse Beurs (Brugge, De Anjelier, 1949, 100 blz.). De schrijver heeft aldaar, met veel gezag tegenover andere historici, de oorspronkelijke omschrijving van de beurs door de zestiende-eeuwse Ludovico Guicciardini bevestigd; deze laatste had geschreven dat het huis van de familie Van der Beursse het middelpunt vormde van het plein dat de kooplieden gebruikten als verzamelplaats om hun zaken af te handelen. Dit beursgebouw vormt een magistrale getuigenis van de grote betekenis van Brugge in de laatmiddeleeuwse internationale handel. Overigens moet de geciteerde familie Van der Beursse niet altijd als voorbeeld van goed burgerschap worden vooropgesteld. In 1270 bijvoorbeeld heeft Jan Van der Beursse na een tumultueus leven de dood gevonden bij een straatgevecht. Jarenlang is over zijn successie tussen vele partijen een zeer complex proces gevoerd. Vermeldenswaard is dat Marechal ook treffende passages heeft besteed aan de grote uittocht van vreemde kooplui op het- einde van de | |
[pagina 431]
| |
15de en tijdens de 16de eeuw. Men moet hier ook aanstippen dat dr. Marechal in 1955 nog het keurige boek Bijdrage tot de geschiedenis van het bankwezen te Brugge heeft gepubliceerd (170 blz. + 8 platen) en dat in 1964, samen met Julien Denduyver, thans hoogleraar economie te Gent, een zeer aantrekkelijke studie werd uitgegeven over het Havencomplex Brugge - Zeebrugge (164 blz. + vele illustraties). Het nieuwe boek van 1985, ook passend in de Europalia-viering, is dus niet een strakke monografie noch een vulgariserende synthese; het is wel een publicatie waarin verschillende historische bijdragen worden afgedrukt in hun volle wetenschappelijke vorm. Vijf artikels zijn in het Frans en negen bijdragen zijn in het Nederlands gesteld; alle voetnoten werden achteraan opgenomen (blz. 229-266); telkens vindt men enkele bronnen in bijlage, sommige worden in het Nederlands of in het Frans afgedrukt, andere zijn te lezen in het Latijn of in het Spaans. Deze specificaties beduiden geenszins dat alleen beroepshistorici met het boek kennis kunnen maken. De reeks bijlagen, de passende illustraties en de leesbare tekst wordt bruikbaarder gemaakt door de opname van een register van persoonsnamen en een index van plaatsnamen zorgvuldig opgesteld door Albert Schoutteet. Voor Brugge zelf werd een onderverdeling opgemaakt in straten, instellingen, huizen en gebouwen. Wie dus iets meer wil weten over bvb. de Engelse Kaai of de Schottendijk of het Stovestraatje of de Sint-Gillisdorpstraat of de Munte of de Minderbroeders, kan dus nu ook bij Marechal uitleg vinden (Het Foreestgoed, besproken op blz. 83, wordt enkel vermeld onder de noemer Sint-Andries). Na dit alles kan het nieuwe boek en de gehele produktie van Marechal positief geëvalueerd worden. Alhoewel sinds een paar decenniën de opbouw van een stadsgeschiedenis tijdens de late Ancien-Régimetijd een aanpak vol nieuwe ideeën en technieken vereist, en niettegenstaande de klassieke stelling van Pirenne over de determinerende economische factoren bij het ontstaan van middeleeuwse steden thans wel wordt afgezwakt, is het evident dat dr. Marechal de geschiedenis van Brugge in zijn essentiële stedelijke karakteristieken tijdens de late Middeleeuwen kritisch heeft geanalyseerd en in studies van blijvende waarde heeft vastgelegd. M. BAELDE |
|