De synode in het oude bisdom Doornik
Daniël Lambrecht liet Biekorf in 1982 met zijn bijdrage ‘Werd Jacob van Maerlant door de synode veroordeeld?’ (blz. 253-260) een voorsmaakje proeven van wat nu voor ons ligt als een voldragen en indrukwekkende studie over de synode in het oude bisdom Doornik:
De synode was een soort strafgerecht door de Kerk uitgeoefend op de leken in de middeleeuwen. Langs visitaties om, gewoonlijk jaarlijks door de bisschop ondernomen, kon deze zich vergewissen van de toestand in zijn bisdom. Hij kon ook bestraffend optreden. De bisschop liet zich bijstaan door synodale getuigen. Meestal werden boeten opgelegd. Dit was de synode of in het middelnederlands de seend.
Over synodes is weinig literatuur voorhanden, speciaal in het bisdom Doornik, waaronder onze streken ressorteerden. Het instituut synode als zodanig is dan ook weinig bestudeerd en is zo goed als onbekend. De schaarse vermeldingen die er tot hiertoe over bestaan slaan de bal mis of zijn sterk onvolledig. In de Reinaert lezen we nochtans een passage waarin Reintje voor de synode of seend diende te verschijnen om zich te verantwoorden voor zijn euveldaden.
De materies die tot de bevoegdheid van de synode behoorden zijn de volgende: moord en verminking van het lichaam, echtbreuk en ontucht, diefstal en roof, meineed, echtbreuk en aanzetting daartoe, valse getuigenis, mensenroof, tovenarij, bijgelovigheid en heidense gebruiken, vergrijpen tegen de kerkelijke orde en verwaarlozing van de christelijke plichten.
Aanvankelijk waren alle standen aan de synode onderworpen, maar al van in de vroege middeleeuwen, zeker in de 13de eeuw, werd de synode ernstig in vraag gesteld en ontmoette ze felle tegenstand en concurrentie van de wereldlijke rechtbanken. De laatste sporen van synodaal ingrijpen bij ons dateren uit de 18de eeuw, maar toen was de instelling reeds eeuwen in onbruik voor de meeste van de boven aangehaalde strafdelicten.
Het werk van D. Lambrecht over de synode behandelt grondig de Doornikse synode vanaf de 11de eeuw tot in 1559, de opkomst van de nieuwe bisdommen in de Nederlanden. Heel het boek door wordt verwezen naar en vergeleken met analoge toestanden en bevindingen in naburige bisdommen en situaties in andere landen van West-Europa. Wat bij ons in de bronnen ontbreekt, wordt dus aangevuld; de conclusies zijn steeds raak maar voorzichtig geformuleerd. Deze werkwijze, de enige mogelijke in het geval van het bisdom Doornik dat een groot stuk van zijn archief zag verloren gaan, veronderstelde echter bij de auteur een meer dan gewone belezenheid en een enorme eruditie op het stuk van buitenlandse en gespecialiseerde bibliografie.
Dat de auteur deze lacunes in zijn documentatie op zulke schitterende manier kon aanvullen en dat hij ons toch een samenhangend en zeer genuanceerd beeld van de synode in het bisdom Doornik kon voorleggen, maken dat het boek een studie van blijvende en grote waarde is.
L.V.A.
D. LAMBRECHT, De parochiale synode in het oude bisdom Doornik gesitueerd in de Europese ontwikkeling, 11de eeuw-1559, nr. 113 van de Verhandelingen van de Kon. Academie voor Wetensch., Letteren en Schone Kunsten van België (Brussel, 1984) 328 blz.