Bij een jeugdherinnering van Gezelle
Piro te Brugge?
Grasduinend in vroegere Biekorfjaargangen botsen we in een vraagwinkel op Den Piro uithangen (Biekorf, 1962, blz. 224). Daar vraagt J.V.H. zich af of hij hangt were den piro uit (Menen) met de Franse Pierrot verband houdt, de kluchtige maskerade figuur, gekleed in wit kostuum met puntmuts of zwart kapje.
Later, op blz. 254 van dezelfde jaargang, komen er reeksen antwoorden: van F. Van Es, van Raf Seys, van Guido Altoos. Vlaanderen blijkt plotseling te krioelen van de piro's. Ze duiken op te Gent, te Koekelare, te Zwevezele, bij levende mensen en in de poppenkast. Van de Bruggelingen, die men altijd met de zotskap heeft willen associëren, geen woord: een stilte die boekdelen spreekt...
F. Baur citeert in zijn boek Uit Gezelle's leven en werk (Leuven, Davidsfonds, 1930) op blz. 32 nochtans volgend versje uit Gezelles jeugd:
Courage, Piro, en treurt niet,
Kraakt de broek, z'en scheurt niet,
Kraken de beentjes, 't herte is goed,
Courage, Piro, schept goeien moed!
Hij leest er kleurigen volkszeg in, zoo sappig soms van echt boersche drastiek!
Persoonlijk geloven we nu wel dat ‘Piro’ in het Brugsch taalgebruik voorkomt (voorkwam?), maar bewijzen kunnen we niet zo meteen. Men moet voorzichtig omspringen met de kneedbaarheid van zijn herinnering... Trouwens: waar haalde Baur het volksrijm vandaan? Onder het gedichtje citeert hij Gezelle: ‘Kraken de beentjes, 't herte is goed!’ zei Grootheere altijd, zaliger memorie, en hij leefde tot 95 (31). Bij voetnoot (31) op blz. 183 van zijn studie vinden we: Zie R.d.H., IV (1869), blz. 72. Op die plaats bevat Rond den Heerd echter alleen maar dat ene zinnetje van Gezelle, geen verwijzing naar het volksrijm zoals we gehoopt hadden. Baur heeft het vers dus zelf ge-kend, en daardoor Gezelles spreuk her-kend.