[Bladvulling]
Opzoemen (neologisme, vgl. inzoemen op de TV.). In een kliniek: ‘De dokter is in zijn bureau niet, ik zal hem eens opzoemen’ d.i. langs de zoemer of zoemtelefoon oproepen, proberen te bereiken. Analogie met opbellen. Tielt, 1981.
Zijn pijpe uitkloppen: (humoristisch voor) zijn gevoeg doen. (Poperinge, 1981). - Een van de vele ‘deftige’ omschrijvingen, de ene al beeldrijker dan de andere, voor een verrichting waar geen menselijk wezen, hoe heilig of koninklijk ook, aan ontsnapt. Minder bekende zijn: gaan zetelen, gaan broeken, naar den ontvanger gaan... Te Torhout hadden we destijds een tuinman die altijd zei dat hij zijn rikgrate gink gaan uutduwen... (zijn ruggegraat uitduwen)!
Pottekrollen, potbrokken: in eenzaamheid zonder ernstige bezigheid zijn tijd zitten dood te doen. Ramskapelle (IJzer), Werken, 1981. Te vergelijken maar niet verwarren met pottekrauwen: ruttelen en pruttelen, Pollinkhove, 1973.