Biekorf. Jaargang 84
(1984)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 298]
| |
Enkele oude week- en jaarmarkten in het LeidepartmentIn de Franse Tijd werden meer dan eens pogingen ondernomen om de markten in een republikeins kleedje te steken. Vooreerst moesten markten en jaarmarkten worden gehouden op welbepaalde en voorgeschreven dagen van de nieuwe republikeinse kalender. Aangezien de meeste markten weekmarkten waren, en de decade niet zeven maar tien dagen telde, betekende dit dat de traditionele ontmoetingen van boeren, ambachtslui en kopers sterk in aantal verminderden en in een nieuwe onbekende en onnatuurlijke regelmaat moesten verlopen.
Ook wilde het Franse Bestuur de markten reglementeren, zelfs enigszins uniformizeren, de data onderling logischer schikken en de hand houden aan allerlei details die behoorden tot de politionele sfeer, die tot dan toe het terrein was van de lokale autoriteiten.
In de jaren V en VI (1796-1798) werden zo door de Centrale Aministratie te Brugge inlichtingen ingewonnen bij de kantonbesturen over de situatie van de markten in het Leiedepartement. De bedoeling bestond om een tableau des foires op te stellen, waaraan iedereen zich diende te houden. Deze tableau is er inderdaad gekomen en werd gepubliceerdGa naar voetnoot(1). Vele lokale besturen hadden echter verwaarloosd de nodige gegevens over te zenden naar Brugge en zo dreigden ze buiten de markten te vallen die door de overheid waren erkend en geduld.
Er zijn eveneens gevallen bekend van kantonbesturen die wel de markt van de kantonhoofdplaats opgaven, maar de markten van de andere gemeenten uit hun kanton ‘vergeten’ waren; een laat staaltje van lokaal chauvinisme.
Inderhaast hebben een aantal plaatselijke besturen dit achteraf willen goedmaken door in extremis opname in de tableau aan te vragen. Over deze ‘vergeten’ markten kwamen in Brugge dan ook supplementaire inlichtingen binnen. Om nog in een volgende uitgave van de tableau te worden opgenomen moesten de kantonbesturen immers bij hun aanvraag aantonen dat hun markten door oude statuten, oc- | |
[pagina 299]
| |
trooien of reglementen gedoogd waren, zoniet mocht er in die gemeenten geen weekmarkt meer gehouden worden.
Enkele municipaliteiten hebben de zaak ernstig aangepakt en heel wat opzoekingen gedaan over het verleden van hun markt of foor om er van de belangrijkheid en de oorsprong in verre tijden aan te tonen.
Het is interessant om lezen wat deze besturen zoal wisten mede te delen over het verleden van hun week- of jaarmarkt. Vaak werden documenten geraadpleegd die nu verdwenen of onvindbaar zijn.
De municipaliteit van Harelbeke, de stad van Liederik de Buck, meldt zo dat de zaterdagmarkt wel hors activité is, maar toegekend werd par octroi de 1300! De Harelbekenaars schieten hiermee de oppervogel af. Van alle verstrekte historische gegevens is dit zeker het oudste, maar het is lang niet zeker dat deze bewering gestaafd kon worden op documenten.. De markten van Dadizele waren in de lijst vergeten. Daarom zond men een kopie op van het privilege om een markt in Dadizele op te richten in 1462. Dit privilege, toegekend door Filips de Goede aan ridder Jan, heer van Dadizele, was in de Franse Tijd nog te vinden in een zwaar register dat berustte op het kasteel van Dadizele, onder folio 87 verso. Dit register begon in 1480, zodat de tekst die naar Brugge ging een vroege kopie was uit 1480 of kort daarna. De markt was een woensdagmarkt en er was ook een vrije jaarmarkt op 15 september. Samen met het marktprivilege werd naar Brugge meegezonden een sauf conduit omme de marct te dadisele van 26 in wedemaent 1463, volgens een geauthenticeerde kopie uit 1769 door J. HolvoetGa naar voetnoot(2). Ook de markten van Zwevezele waren ‘vergeten’. Het kantonbestuur van Pittem had bij de eerste aangifte wel melding gemaakt van de eigen markt, maar geen woord gerept van Zwevezele. Dit werd nu goedgemaakt door kopieën uit de 17de en de 18de eeuw over te zenden van het octrooi van 1471 waarbij de markt van Zwevezele werd ingesteldGa naar voetnoot(3). Lichtervelde was niet tevreden met de voorgestelde data van zijn week- en jaarmarkten en vroeg andere data aan. Om de ouderdom van markt en foor te bewijzen werd een rapport naar Brugge gezonden van Jan vanden Wijngaerde, voogd van Marie van Heule fa. Jan, heer van Lichterveide, van 15 september 1587 waarin deze markten worden beschrevenGa naar voetnoot(4). Het geval van Wakken is heel wat ingewikkelder. Wakken stond | |
[pagina 300]
| |
ook niet op de lijst en de Wakkenaars zonden een afschrift van het koninklijk octrooi, gegeven te Brussel op 7 november 1613 (ingeschreven te Ryssele int register vande saerters beginnende 1515, folio 265 verso). In dit octrooi worden nog oudere marktoctrooien voor Wakken opgegeven, o.m. het octrooi van Filips II uit 1561. Op 11 maart 1604 werd aan Wakken een marktoctrooi voor 12 jaar toegekend. Het eigenaardige is dat in dit tijdelijk octrooi van 1604 terloops wordt gezegd dat de markt van Wakken toen juist 56 jaar bestond, zodat hij zou gesticht zijn in 1548. Het octrooi van 1613 richtte een wekelijkse dinsdagmarkt op mits een vergoeding van 20 pond grooten van 40 grooten aenden ontfanger van Westvlaendre ider jaerGa naar voetnoot(5). In Moeskroen was er een Jaarlijkse foor en een franc marché hebdomadaire sinds oude tijden. Om hun markten op de lijst te krijgen voegden de bestuurders van Moeskroen een uittreksel bij hun rekwest uit le livre féodal van het Hof van Harelbeke uit 1640, waarin beide markten worden vermeldGa naar voetnoot(6). Uit Reninge wordt bericht dat de markt er opgericht werd bij octrooi van 1670. Dit weten we door een klacht van de commissaire van Elverdinge omdat de markt van Reninge ongestoord de oude kalender volgde en men alles wat republikeins was onberoerd liet in ReningeGa naar voetnoot(7). Ten tijde van Jozef II werden enkele markten bij octrooi toegestaan. De markt van Avelgem dateerde van 15 mei 1784. Deze markt vervulde een regionale functie voor de omliggende ScheldedorpenGa naar voetnoot(8). De markt van Waregem dateert van 29 november 1784 en werd toen gehouden op de zaterdagGa naar voetnoot(9). Meulebeke schreef dat zijn vrijdagmarkt in de lijst vergeten was. Meulebeke had eveneens in 1784 een wekelijkse markt aangevraagd en nog hetzelfde jaar bij octrooi bekomen. De laatste markt in de rij waarover nauwkeurige historische gegevens worden medegedeeld was Oostrozebeke. Daar was de wekelijkse woensdagmarkt op 30 frimaire VI (20 dec. 1797) pas enkele maanden oud. Er wordt niet gezegd of hij steunde op een octrooi of een andere vergunning van overheidswege. Tenslotte waren er nog een paar kantons die met een oude weekmarkt zaten zonder octrooi. Het eerste was Ruiselede. Hier werd het getuigenis van oude lieden voorgelegd. Zij verklaarden dat zelfs al hun ouders markt wisten houden in Ruiselede. Hetzelfde met Ardooie, waar het bestaan van de markt geattesteerd werd door enkele tachtigjarige inwoners, die bevestigden dat hun ouders al naar | |
[pagina 301]
| |
de markt trokken, zodat de vrijdagmarkt van Ardooie wel een eeuw oud moest zijn. De bestuurders van Waasten lieten weten dat zij een zeer oude markt hadden de dinsdag (graanmarkt) en de vrijdag, maar dat alle pogingen om hun markten nieuw leven in te blazen zonder enig resultaat waren gebleven
Het is ons niet bekend of al deze markten achteraf toch nog in een nieuwe uitgave van de tableau des foires werden opgenomen. De vraag blijft zelfs gesteld of er wel ooit een tweede uitgave van de tableau is gekomen. Zeker hebben de bureaus van het Leiedepartement te Brugge een tweede uitgave van hun tableau voorbereid; de stukken steken nog in het dossier op het RijksarchiefGa naar voetnoot(10). Maar er zijn ons geen exemplaren bekend van een nieuwe editie.
Verder dan het jaar VI strekken de gegevens uit het Rijksarchief niet. Heeft de Centrale overheid te Brugge het bij een eerste ingreep gehouden? Het is niet uitgesloten dat de administrateurs een zo volks verschijnsel als week- en jaarmarkten verder onverlet hebben gelaten, of toch minder diepgaand hebben willen manipuleren dan aanvankelijk werd beoogd.
De bundel waaruit al deze gegevens werden overgenomen bevat ook opvallend veel brieven en klachten waarbij gevraagd wordt markten, foren en jaarmarkten van omliggende gemeenten te verbieden of naar een minder interessante datum te verschuiven.
De onwil om zich te plooien naar de Franse reglementering was algemeen. De lokale bestuurders waren meestal niet zo ijverig als citoyen Lhermite, de commissaire van Roeselare, die de gendarmes erop af stuurde om de republikeinse marktdagen te doen respecteren.
Als er iets is dat taai en particularistisch is, dan zijn het wel de markten. Ook nu trekken de meeste jaarmarkten, in weerwil van het bestaan van een hele gamma winkels en warenhuizen, nog steeds veel volk en zijn ze uit onze dorpen en steden niet weg te denken.
Als we zien hoe de Westvlaamse markten nog springlevend zijn, dan kunnen we gemakkelijk verstaan dat het onnatuurlijke en dolle hervormsel en de bemoeizucht van de Franse administratie geen schijn van kans had. l. van acker |
|