Biekorf. Jaargang 84
(1984)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 88]
| |
Een vergelijk tussen het leenhof van Ieper en de raad van Vlaanderen (1540)Voor een exacte kennis van de vele instellingen in de Ancien Regime-tijd is een veelomvattend inzicht vereist betreffende bevoegdheden van allerhande gerechtelijke instanties en bestuurscolleges zowel op centraal, provinciaal, gewestelijk als op lokaal niveau. Daarbij moet men voor ogen houden dat tijdens de zestiende eeuw door Karel V een zeer grote centralisatiebeweging in de Nederlanden werd op gang gebracht om een meer uniforme en een meer gecoördineerde rechtsbedeling uit te bouwen. Belangrijk is eveneens in acht te nemen hoe bepaalde instellingen tijdens die ingrijpende herordening gereageerd hebben. Tegelijk wordt het duidelijk dat het historisch onderzoek daarover, vooral op provinciaal, gewestelijk en plaatselijk vlak, nog maar in een beginstadium verkeert.
In deze context is het dus wel interessant even een uitspraak van de Geheime Raad van 5 maart 1540 toe te lichten betreffende een typisch bevoegdheidsconflict tussen een provinciale en een gewestelijke instelling. Aldus hadden de baljuw, de schepenen en de ontvangers van het leenhof Ter Zale van Ieper een rekwest ingediend bij de genoemde Geheime Raad te Brussel om de bevoegdheid als rechtbank van eerste aanleg gaaf te behouden betreffende la judicature et coignoissance en première instance de toute oppositions ou différens procédans en laditte chastellenie à cause des assiettes et deniers de Sadite Majesté d'entre les commis à faire lesdites assiettes que l'on appelle pointers et setters, ordonnez en chacune parroiche et quartiers appendens et appartenans de ladite chastellenie et les habitans l'icelle...
Het leenhof van Ieper eiste dus dat alle geschillen in de kasselrij Ieper betreffende de pointinge en de zettinge die tussen de specifieke ambtenaren en de bewoners van de verschillende parochies zouden voorkomen eerst voor hun eigen hof zouden worden behandeld en dat dus, in eerste instantie, geen enkele rechtbank deze zaken naar zich toe zou mogen trekkenGa naar voetnoot(1). | |
[pagina 89]
| |
Uit de formulering van de uitspraak blijkt dat de Brusselse Geheime Raad, heel logisch eigenlijk, eerst het advies van de specifieke centrale instelling, nl. de Raad van Financiën, had gevraagdGa naar voetnoot(2). De Geheime Raad heeft daarna duidelijk gestipuleerd dat het Ieperse leenhof, voluit recht had om dergelijke belastingskwesties te behandelen. Het was daarbij met name voor de provinciale Raad van Vlaanderen niet toegestaan dergelijke zaken naar zich toe te trekken par voye d' appel ou réformacion que préalablement la matière n'ait esté déduicte et décidée en première instance par sentence diffinitive pardevant lesdits suppliansGa naar voetnoot(3). De aanleggende partij, zijnde het leenhof van Ieper, haalde volledig haar slag thuis en kon dus over iedere kwestie of geschil betreffende zaken van pointinge en zettinge in eerste aanleg beslechten.
Misschien is het niet helemaal ver van de historische waarheid als men hier voorop stelt dat de centrale Brusselse instelling zich wat soepeler opstelde tegenover het leenhof van Ieper omdat het uiteindelijk om fiscale zaken gingGa naar voetnoot(4). De Raad van Vlaanderen mocht en kon dus slechts optreden - uiteraard vaak ten gunste van de vorst - als vooreerst de plaatselijke instanties over deze specifieke zaken hun juridische inspraak hadden verkregen. m. baelde |
|