Biekorf. Jaargang 84
(1984)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Nog het doopsel aan doodgeboren kinderenIn Biekorf werd een oproep gericht om gevallen mede te delen van kinderen die doodgeboren werden of stierven vóór het doopsel en die door een mirakuleuze tussenkomst weer tot leven kwamen, net lang genoeg om toch nog, tot geruststelling van de ouders, gedoopt te worden en zo in de hemel te gerakenGa naar voetnoot(1).
De studie van dit verschijnsel werd onlangs ondernomen voor heel Frankrijk. Men kwam er op het spoor van circa 250 sanctuaires à répit waar zich zulke ‘mirakels’ hadden voorgedaan. Het gebruik hield stand tot even vóór 1914.
Onze zeer voorlopige conclusie was dat de meeste mirakels van tot leven opgewekte kinderen in Vlaanderen te situeren zijn nabij de Franse (taal)grens. Het geval uit Poperinge (1479) is ongetwijfeld het meest vermaarde. Maar ook de Brugse mirakelliteratuur kent iets dergelijks (H. Bloed) en verderop in Zuid-Nederland konden we enkele zeldzame doopselmirakels aanwijzen.
Vooral kerken onder de aanroeping van Sint-Jan Baptist (Sint-Jan de Doper) komen ervoor in aanmerking en steeds is Onze-Lieve-Vrouw hier de grote mirakelbewerkster. Aanroeping van andere heiligen komt weinig voor.
Tot hiertoe heeft deze oproep geen enkel nieuw gegeven aan het licht gebracht; niemand beantwoordde de vraag uit Biekorf. Het kinderdoopselmirakel is bijgevolg een thema dat eertijds in Vlaanderen in brede lagen van de bevolking wel bekend zal geweest zijn, maar dat toch veeleer zelden voorkwam en/of zeer lang geleden gebeurde, langer alleszins dan in Frankrijk, waar nog gevallen werden geteld in deze eeuw.
Ter aanvulling willen we een paar bijkomende gegevens mededelen, die dan op hun beurt misschien weer bijkomende vragen kunnen oproepen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Het mirakel van GullegemHet mirakelboekje van Onze-Lieve-Vrouw van Gullegem deelt het verhaal mee van Ysabelle vander Cruuce, huisvrouw | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
van Willem de Jonghe uit Lendelede, die in 1503 stierf na een dracht van drie maanden en drie weken, waarin ze tvorseide kint levende ghedreghen had. Het onvoldragen kind werd geboren mids hulpe vanden vrauwen vorseyt, zoe hadde zy een levende kint ter weerelt commende dwelcke ghedoopt was ende levende naerdien wel drie vierendeels heurs oft een heure luttel min of meerGa naar voetnoot(2).
In Frankrijk komen talrijke gevallen voor van doopsels aan foetus abortivi. Het geval van Gullegem-Lendelede, het enige van die aard dat wij kennen in Vlaanderen, is merkwaardig omdat het laat vermoeden dat het volksgeloof van bij ons op dit stuk gewoon aansluit bij wat in Frankrijk voorkomt. Een foetus van amper vier maand is niet levensvatbaar, het is een typisch geval van doopsel aan een doodgeboren kind dat mirakuleus levend werd (hier: levend bleef) om gedoopt te worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||
In Noord-NederlandHet belangrijkste centrum van mirakeldoopsels in het Noorden van ons taalgebied was 's-Hertogenbosch.
Van de Zoete Lieve Vrouwe van Den Bosch in de Sint-Janskerk aldaar is een oud mirakelboek bewaard. Het bevat de beschrijving van 481 mirakels, genoteerd tussen 1381 en 1603. Van de opgetekende wonderen gebeurden de overgrote meerderheid vóór 1400.
Tien mirakels van doodgeboren kinderen die levend werden om ze te laten dopen staan erin beschreven. Het zijn:
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Er blijkt dat de Lieve Vrouw van Den Bosch in heel Midden Holland werd aangeroepen en dat deze stad dus ‘de’ bedevaartplaats bij uitstek hiertoe was. De tweede bevinding is dat zulke mirakels uitsluitend in de beginjaren van het mirakelboek voorkomen en na 1386 in het geheel niet meer gebeurd zijn ofwel niet meer werden opgetekend.
Een andere eigenaardigheid is dat telkenmale in deze mirakelverhalen staat te lezen dat het kind weer levend werd na aanroeping van de Lieve Vrouwe, maar steeds staat er ook uitdrukkelijk vermeld dat uit dank de bedevaart naar Den Bosch werd aangevat met het levende kind mee! Het verrezen en gedoopte kind stierf dus niet na verloop van korte tijd (een uur?), maar bleef verder leven.
Voor het overige vertoont Den Bosch grote gelijkenis met O.-L.-Vrouw van Poperinge; juist zoals in Poperinge was het een Sint-Janskerk van Sint-Jan de Doper, waarin de mirakuleuze Lieve Vrouw werd aangeroepen.
In Amersfoort, waar een beroemde Onze-Lieve-Vrouw wordt vereerd, bestaat een mirakelboek dat gaat van 1444 tot 1543 met niet minder dan 542 ‘mirakels’. Bijna alle gecatalogeerde wonderen vielen, net als in Den Bosch, voor in de beginjaren; 395 mirakels dateren van vóór 1450, in de eerste zes jaren van het mirakelboek. Mirakel nr. 361 (niet gedateerd, maar te plaatsen even vóór 1450) is het wonder van een doodgeboren en mirakuleus weer levend geworden kind dat gedoopt werd op voorspraak van deze Lieve VrouwGa naar voetnoot(4). | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ook uit Roermond is ons een geval bekend. In 1613 verscheen te Leuven een werk Ruraemunda Illustrata dat beschouwingen ten beste geeft over de oude geschiedenis van Roermond onder de vorm van declamaties en spreekbeurten, voorgedragen door de studenten van de rhetorica bij de paters Jezuïeten in Roermond.
De negentiende en laatste voordracht bespreekt het mirakel van een ongedoopt kind dat tot leven werd gewekt onder aanroeping van Onze-Lieve-Vrouw van Roermond. ‘Een zeer jong, nog ongedoopt kind, herrees uit de dood. Ofschoon het door bezoedelde handen verloren dreigde te gaan, werd het alsnog door het heilig doopwater gered. Bevrijd van de erfzonde ging het daarop naar de hemel’Ga naar voetnoot(5).
Het mirakel van Roermond is niet gedateerd, maar zal wel ver in het verleden (15de eeuw?) opklimmen.
Samenvattend mag dus worden gezegd dat in Noord-Nederland het kinderdoopselmirakel bekend was gelijk in Zuid-Nederland, maar in een enigszins gewijzigde (en dus afgezwakte?) vorm, dat de mirakels reeds vroeg voorkomen maar ook vlug en voorgoed verdwijnen, alleszins vroeger dan in Vlaanderen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
KinderkerkhovenIn 1928 stootte men bij vergrotingswerken aan de Sint-Janskapel in Weelde (Antw.) naast deze kapel op resten van graven van kleine kinders en foetus abortiviGa naar voetnoot(6).
M. Gielis, die in 1978 dit verschijnsel bestudeerde in het licht van de kinderdoopselmirakels, verwijst naar de gezaghebbende Franse historicus François Lebrun die beweert dat in Frankrijk dergelijke kinderbegraafplaatsen werden ontdekt en dat dit veelal gemeenschappelijke kerkhoven zijn van kinderen die op mirakuleuze wijze uit de dood tot leven werden opgewekt om gedoopt te worden, na zeer korte tijd weer stierven en dan samen in gewijde aarde werden begravenGa naar voetnoot(7). | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
M. Gielis, die het over Weelde heeft, besluit als volgt: ‘De aanwezigheid van graven van pasgeboren kindjes en foetussen doet ons vermoeden dat ook in de Sint-Janskapel, waar O.-L.-Vrouw blijkens het bestaan van een haar toegewijd beneficie veel vereerd werd, gedurende bepaalde perioden als een dergelijke 'kapel van respijt' heeft gefungeerd’Ga naar voetnoot(8).
In Vlaanderen komen gemeenschappelijke kindergraven zelden voor. Ons is het geval bekend van Sint-Anna-ter-Muiden, waar in 1962 bij bodemkundig onderzoek een aantal gave laatmiddeleeuwse aarden potten werden ontdekt met daarin beenderen en resten van zeer kleine kinderen. De vraag is natuurlijk of het hier geen begraafplaats buiten de kerk of zelfs buiten het eigenlijke kerkhof zou zijn, waar de ongedoopte kinderen samen werden begravenGa naar voetnoot(9).
Tot dusver hebben de archeologen hun aandacht wellicht te veel toegespitst op de aarden potten zelf en zich niet de vraag gesteld of ze hier soms niet stonden voor middeleeuwse gemeenschappelijke begraafplaatsen van mirakelkinderen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Sint-Jan en zijn vereringSint-Jan wordt bij ons algemeen gediend tegen alle mogelijke ziekten, plagen en ongemakken aan hoofd en keel, zowel bij mensen als bij dieren. Sint-Jan werd immers onthoofd, en daarom is hij de grote voorspreker geworden bij hoofdkwalen. Verwarring met Sint-Jan de Evangelist is niet uitgesloten.
Maar een andere specialiteit haalt hij uit zijn naam Joannes de Doper. Daarom zijn oude Sint-Jansbedevaartplaatsen wel eens sanctuaire à répit en liggen ze in vele gevallen nabij het waterGa naar voetnoot(10). | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Tussen Langemark en Merkem en inde prochie van beixscoten bewesten sinte jans der vonte up de beike (1421) lag de Sint-Janswijk met een kapel toegewijd aan Sint-Jan waar werd gediend en gebedevaartGa naar voetnoot(11).
Voor Staden, waar Sint-Jan de kerkpatroon is, merkt K. De Ceuninck op dat er in oude tijden nabij de kerk een grote waterput lag, de zogeheten Sint-Jansput. Er was ook een Sint-Jansommegang die opklimt tot vóór 1535, en hij besluit: ‘Hoogst waarschijnlijk is het dat over oude tijden de pelgrims die Sint-Jan kwamen dienen tot gezeiden put gingen water halen en er gebruik van maakten tot genezing van zekere kwalen’Ga naar voetnoot(12).
In onze tijden is de bekendste en drukste Westvlaamse bedevaart tot Sint-Jan die van Kachtem, gelegen aan de Mandel. Voor zoverre de beschikbare bronnen het toelaten werd Sint-Jan in Kachtem als kerkpatroon vereerd en bezocht tegen de kinderziekten. In de 18de eeuw waren er zelfs twee altaren te zijner ere; het ene droeg een schilderij van Sint-Jan dopend in de Jordaan, het andere een doek met Sint-Jan predikend in de woestijn. In 1749 noteert het dekanaal verslag dat de stichtingsakte van de broederschap niet meer te vinden is, een vermoeden dat de broederschap zelf zeer oud kan zijnGa naar voetnoot(13). Een bedevaart naar Sint-Jan in Kachtem wordt terloops vermeld in 1490 in het mirakelboekje van GullegemGa naar voetnoot(14).
De verering van Sint-Jan gaat in Kachtem dus terug tot vóór de Geuzentijd, tot de tijd dat de mirakeldoopsels voorkwamen.
Een grote en oude Sint-Jansverering in West-Vlaanderen, naast Kachtem en Staden, was ook Anzegem, waar de kerkpatroon Sint-Jan de Doper is en waar vroeger een bedevaart | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
naar Sint-Jan bestond, die nu heel vervallen en vergeten is.Ga naar voetnoot(15).
In Oost-Vlaanderen komen eveneens enkele oude Sint-Jansbedevaarten voor. Grammene op de Leie, Ouwegem (waar de begankenis al bestond in 1447), Sint-Jan-in-Eremo, en vooral Hemelveerdegem, waar zich in de kerk een beroemd retabel bevindt met taferelen uit het leven van Sint-Jan, dat dateert uit de 16de eeuwGa naar voetnoot(16).
Waarvoor Sint-Jan ook mocht gediend worden, mens of dier, hoofd- of keelkwaal, altijd ook is hij een vaste voorspreker in de ziekten van zuigelingen, kleuters en hele kleine kinderen. En van doodgeboren en weer levend geworden kinderen tot zuigelingen en levende kleuters is maar een halve stap!
Het is dan ook niet verwonderlijk dat de naam Jan in de middeleeuwen en zeker nog in de jaren 1500 de meest voorkomende voornaam was die in het doopsel aan jongens werd gegeven (Maria voor de meisjes), en een overtuigend bewijs van de populariteit van Sint-Jan de Doper (en de Evangelist). Een summier onderzoek in het Brugse Vrije bracht zelfs aan het licht dat hij in de 18de eeuw de plaats moest ruimen voor Petrus, wat mogelijk kan uitgelegd worden door het feit dat de mirakuleuze kinderdoopsels, waarbij hij vroeger betrokken was, in de 17de en de 18de eeuw in Vlaanderen niet meer voorkwamen en dus vergeten warenGa naar voetnoot(17). De zaak is belangrijk genoeg om ze uit deze gezichtshoek verder te onderzoeken. | |||||||||||||||||||||||||||||||
MirakelheiligenDe grote meerderheid van deze mirakels gebeurde op voorspraak van Onze-Lieve-Vrouw. Sint-Jan de Doper staat bij ons weten nergens beschreven als mirakeldoener; maar vele malen valt het mirakel voor na aanroeping van de Moeder Gods in een Sint-Janskerk (Poperinge, Den Bosch, Weelde,...). | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
In West-Vlaanderen kennen we maar twee gevallen waar Onze-Lieve-Vrouw niet tussenkwam. Het oudste is het mirakel uit Brugge waar een kind door het Heilig Bloed weer levend kwam om het te dopen (1470).
Het tweede is een geval dat voorviel in Oostrozebeke in 1527 en waar de plaatselijke pastoor Jan vande Vyvere (Vivarius) een kind kon dopen dat weer levend kwam door bemiddeling van Sint-GandolphusGa naar voetnoot(18).
Sint-Gandolf of Gangulf is een heilige die in de middeleeuwen op verscheidene plaatsen in onze streken werd vereerd (Vijvekapelle, Sint-Donaas en Sint-Gillis te Brugge, Belle, Paulatem, Oosterzele, Ronsele), maar de verering bij ons die het langst stand hield was Oostrozebeke. In het leven van Sint-Gandolphus, die stierf in de streek van Langres (Fr.) in 760, komt niets voor wat wijst op een bijzondere macht inzake doopsel of genezing van kinderen, zodat het geval van Oostrozebeke wellicht een unicum is bij de doopselmirakelsGa naar voetnoot(19). | |||||||||||||||||||||||||||||||
Tijdslimiet en frekwentieIndien alle mirakelboekjes van Onze-Lieve-Vrouw en van andere heiligen (Sint-Jan,...) konden nagekeken worden, dan zou men een beter overzicht krijgen van deze mirakels in tijd en ruimte. Nu reeds is het opvallend dat het verschijnsel der mirakeldoopsels bij ons vóór 1550 ligt. In Vlaanderen tekende men het laatste mirakelkindje op in 1536 (Dadizele).
Volledigheidshalve dienen we nog het alleenstaande en late mirakel van Gravelines (Grevelingen, Nord. Fr.) te vermelden dat voorviel op 28 juli 1624, maar dat zal wel een apart geval zijnGa naar voetnoot(19bis). Grevelingen, dat al in 1658 voorgoed voor de Nederlanden verloren ging, lag in 1624 nog net in het graafschap Vlaanderen. De Franse taalgrens was er toen al zo dicht | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
genaderd, dat rechtstreekse invloed van het Franssprekende ommeland (zoals in het nabije Sint-Omaars) er wel erg voelbaar moest zijn, zodat dit mirakel beter onder te brengen is bij de Franse mirakels dan bij de Vlaamse.
Het komt ons voor dat doopselmirakels bij ons nooit zeer talrijk waren. Het mirakelboekje van Gullegem dat begint in 1450, gaat tot 1503 en 19 mirakels beschrijft, bevat maar één enkel mirakel van een kind dat weer levend werd om gedoopt te worden (1503).
Het mirakelboek van Dadizele, van even vóór 1333 tot 1617 met in totaal 29 mirakels kent er twee, de nummers 25 en 26, uit 1503 en 1536Ga naar voetnoot(20). Het mirakelboek van de Potterie in Brugge met 16 mirakels tussen 1499 en 1525 bevat geen doopselmirakel, maar O.-L.-Vrouw van de Potterie werd speciaal aangeroepen door ‘de moeders in barensnood, door haar tussenkomst zal het in alle omstandigheden mogelijk zijn tenminste het levende kind te kunnen dopen’Ga naar voetnoot(21).
Er zijn maar zeer weinig middeleeuwse mirakelboeken tot ons gekomen en ze werden nog niet eens systematisch en comparatief onderzocht. Over het algemeen is het bestaan van zulke mirakels wel bekend, zodat W. Giraldo in zijn studie over deze mirakelboeken besluit: ‘Herhaaldelijk komen in de mirakelboeken verslagen voor van opwekking van ongedoopt gestorven kinderen door tussenkomst van heiligen. De ontwaking gebeurde dan aan het altaar, doch kort daarop sterft het kind weer. Intussen heeft men echter de gelegenheid gekregen het te laten dopen, wat dan een geruststelling betekent voor de ouders. Uit al deze gevallen treedt de angst der volwassenen om het niet-gedoopt-zijn van hun kleintjes sterk naar voor’Ga naar voetnoot(22).
De even zeldzame mirakelboekjes van na de Geuzentijd vermelden nergens meer mirakels van levendgeworden en nog gedoopte kinderen. Dit van O.-L.-Vrouw van Lombard- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
zijdeGa naar voetnoot(23) of van O.-L.-Vrouw van Groeninge in KortrijkGa naar voetnoot(24) om het bij twee bekende te houden, geven hieromtrent niets meer op. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Leer en praktijkHet verschijnsel van de mirakuleus tot leven gewekte kinderen moet zeker ook worden gezien in verband met de leer over het doopsel, de erfzonde en de zaligheid in het hiernamaals, zoals het in de middeleeuwen werd begrepen. In de loop der tijden werd niet altijd onveranderd hetzelfde voorgehouden of op dezelfde wijze benadrukt; dit heeft zijn weerslag gekregen in de doopselpraktijk zelf. Het feit dat kleine kinders zohaast mogelijk, ja onmiddellijk na de geboorte moesten worden gedoopt, heeft daarmee iets te maken. Nu worden de kinderen bvb. later gedoopt na de geboorte dan in de middeleeuwen, en ook in de eerste tijden van de Kerk werd stellig anders geleerd over het doopsel en anders gedoopt dan in de middeleeuwen.
Kinders, gestorven zonder doopsel, geraakten niet in de hemel, maar in het voorgeborchte van de hel. Vroeger werd zelfs algemeen aangenomen dat zulke kinderen een soort kwelgeesten werden die vooral de ouders achtervolgden en onheil toebrachten. Lijkjes van ongedoopte kinderen brachten verderf over het land. In Engeland begroef men ze daarom onder de dakdrup van de kerkGa naar voetnoot(25). Met alle mogelijke middelen werd dus gezorgd dat het kind kon gedoopt worden.
Dit aspect hebben we niet verder onderzocht, maar het is zonder meer duidelijk dat er een relatie moet bestaan tussen de leer der Kerk in de middeleeuwen en de middeleeuwse kinderdoopselmirakelsGa naar voetnoot(26). | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Waren het allemaal echte mirakels?Vermoedelijk zijn de Noordnederlandse ‘mirakels’ van kinders die doodgeboren werden en weer leefden, niets anders dan gevallen van wat in de geneeskunde als schijndood bekend is. De boreling beweegt aanvankelijk niet en schijnt levenloos te zijn, maar komt pas in beweging en ademt enkele tijd later. Ook nu komt schijndood nog vaak voor.
Kinders, doodgeboren of die werkelijk stierven kort na de geboorte, komen zo vlug niet meer tot leven. Zeer waarschijnlijk was de grote angst van de ouders om hun kind zonder doopsel te laten sterven en het zo de eeuwigheid te zien ingaan, zo groot, dat er wel buitengewoon veel goede wil aanwezig was om de minste beweging, zenuwtrek of wat ook uit te leggen als een teken van leven, zodat het wicht nog vlug door een doopsel voor de hemel kon gewonnen worden.
Het is natuurlijk niet uitgesloten dat er inderdaad mirakels voorvielen; er gebeuren er nog in onze tijd, waarom dus ook niet in de middeleeuwen. Maar de kerkelijke overheid heeft zich zelden geengageerd om de authenticiteit van deze mirakels te erkennen, zelfs niet in een tijd toen men nogal vlug een wondere en onverklaarbare gebeurtenis als een mirakel beschouwde. | |||||||||||||||||||||||||||||||
BesluitHet ‘vaderland’ van kinderen levend geworden door voorspraak van heiligen, liefst O.-L.-Vrouw of Sint-Jan, en die na het doopsel weer stierven, was zeker Frankrijk.
De Noordnederlandse gevallen zijn wel oud, maar het mirakeldoopsel moet er vroeger in onbruik zijn geraakt dan bij ons en in Vlaanderen eindigde het stellig nog heel wat vroeger (vóór 1550?) dan in Frankrijk, waar de eeuwen door zulke mirakels gebeurden en waar er ook een overvloedige en zelfs nog recente historische literatuur aan werd gewijdGa naar voetnoot(27). | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Men zou gaan denken dat het Nederlands taalgebied heel wat minder zulke mirakels kende dan Frankrijk, maar in Vlaanderen ligt alles nog in de lijn van de Franse mirakels; er is inhoudelijk geen verschil te constateren. In het Noorden is het niet zeker dat de levend geworden kinderen weer stierven. Hoe verder van Frankrijk, hoe minder het verschijnsel gelijkt aan het Franse model.
Er kunnen nog andere verschillen worden aangewezen naar het Noorden toe. In Holland werd thuis een belofte afgelegd om, bij opleving van de dode boreling, hem naar Den Bosch te dragen en zijn gewicht in weit en wijn op te offeren (af te kopen)Ga naar voetnoot(28). In Vlaanderen, en zeker ook in Frankrijk, werd het dode kind gebracht naar de kerk of de kapel om het mirakel af te smeken. In Poperinge bij voorbeeld werd het dode kind op het altaar neergelegd (1479). Offers in natura of opwegen komen bij ons weten niet voor.
De eredienst tot Sint-Jan is bij ons gekoppeld aan het begrip hele kleine kinderen; vermoedelijk bestaat hier verwantschap met de doopselpraktijk en de doopselmirakels uit de middeleeuwen.
Voor het overige zou een systematisch doorgevoerd onderzoek van dit verschijnsel, vergeleken in Europees verband, ongetwijfeld nog juister de plaats afbakenen die Vlaanderen in deze eigenaardige godsdienstige folklore inneemtGa naar voetnoot(29). Laten we verhopen dat dit eens gebeuren mag.
En... Biekorf staat intussen nog steeds open voor allerlei mededelingen omtrent deze mirakels!
l. van acker |
|