Biekorf. Jaargang 83
(1983)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 343]
| |
Variaties in de revolutietijd (1792-1799)Joseph Van Huerne de Puyenbeke over apotheker MichotIn zijn verzameling drukwerken uit de revolutietijdGa naar voetnoot(1) heeft Joseph Van Huerne (1752-1844) een pamfletje bewaard, met de tekst van een redevoering gehouden door apotheker Frans Michot voor de Jacobijnse club van Brugge op 7 december 1792Ga naar voetnoot(2).
Het bevatte heftige anti-clericale taal, waarin Michot onder ander lieftalligheden, de clerus voor ‘Heylige Pylaerbyters’ verweet.
Onderaan het laatste blad van het pamflet schreef Joseph Van Huerne eigenhandig:
‘Den autheur dezer aenspraecke Frans Xaverius Michot apotheker heeft dikwijls verandert van gedachten. Dan kerkelijk als een pylaerbyter, dan vrij geestigh sig distinguerende buyten (m)anderen, immer(s), zonder vaste schijnende gevoelens, dan fransch, nu (1799 wanneer ik die nota maeke) is hij keyzersGa naar voetnoot(3), Zig publiek zoo manifesterende in d(e) cofféhuysen. Wat hij voorders worden zal is mij on kent...’
Van Huerne had derhalve duidelijk enige antipathie voor iemand die zo gemakkelijk van opinie veranderde... | |
Joseph Van Huerne over zichzelfVan Huerne legde zijn verzameling drukwerken aan voor het nageslacht. Ze waren, zo schreef hij op het titelblad van de chronologisch en zorgvuldig ingebonden reeksen ‘curieus om in de familie Van Huerne te worden bewaert, daarin zijnde stucks de selve regarderende’. | |
[pagina 344]
| |
Deze verzameling ordende hij rond de eeuwwisseling, enkele jaren na de gebeurtenissen toen het revolutionair gewoel reeds in de geheugens was vervaagd. Zo was er dan ook een stuk, namelijk de lijst van de leden van de Jacobijnse club, die Van Huerne niet zonder enig commentaar aan zijn nageslacht wou laten. Hij besefte wel dat deze de wenkbrauwen zouden fronsen, wanneer ze zouden vaststellen dat hun voorvader zelf als 150-ste lid tot deze vereniging van revolutionaire heethoofden was toegetreden.
Daarom schreef hij onderaan de ledenlijst het volgende: ‘Jo Joseph Van Huerne en heeft noyt in de vergaderingen van de club geweest en maer enkelijk (als nog andere) geteekent om te contribueren, sonder geweten te hebben wat daer soude verhandelt geweest hebben’Ga naar voetnoot(4).
Lid geworden per abuis, als het ware! | |
Jean Van Hese over Joseph Van HuerneJoseph van Huerne en alle overige protagonisten van de revolutietijd waren reeds lang ‘ad patres’, toen veel generaties later enkele eigentijdse geschriften in het publiek domein vielen, waarin het beeld dat zij van zichzelf post factum wilden geven, enigszins anders te voorschijn kwam.
Zo vond men in het Rijksarchief te Gent een lijst door burgemeester Van Overloope naar de Oostenrijkse overheid gestuurd, waarin hij de namen opgaf van enkele Bruggelingen die einde 1793 (negen maanden dus na de terugkeer van de Oostenrijkers) zich als actieve ‘clubisten’ en revolutiegezinden bleven manifesteren. Joseph Van Huerne was één van hen!Ga naar voetnoot(5).
Maar vooral was er het dagboek van priester Jean Van HeseGa naar voetnoot(6) die over Van Huerne het volgende schreef: ‘Depuis le 12,Ga naar voetnoot(7) il y eut chez les principaux partisans des Français de grands soupers, entr'autres chez monsieur VAN HUERNE, qui était venu le mardy au soir haranguer le | |
[pagina 345]
| |
peuple sur la Grande Place’. Joseph Van Huerne was dus wel méér bij de ‘nieuwe orde’ betrokken dan hij zich enkele jaren later herinnerde.
Van Hese beschreef trouwens ook de kleurrijke ceremonie van eedaflegging door de nieuwverkozen voorlopige stadsbestuurders op 7 december 1792. Deze vond plaats op de Markt onder de Vrijheidsboom en werd besloten met een gekke farandole: ‘Tout le monde, tant représentants, suppléans, clubistes, que le commandant, les officiers, les schaedebeletters, les soldats et le peuple se prirent par la main, et on dansa dans plusieurs cercles la “Carmagnole” à l'entour de l'arbre de la liberté. Hommes, femmes et enfants, pêle-mêle se tenaient par la main et on chanta et dansa à l'instar des sauvages de l'Amérique (...) qui aurait cru que tant des personnes respectables de la ville auraient pu s'avilir pas de semblables extravagances? ... Qu'un Van Caprycke, qu'un Van Huerne, qu'un Van OverloopeGa naar voetnoot(8) et tant d'autres qui forment les magistratures actuelles (1794) auraient pu être tellement infatués et se seraient livrés à de semblables sottises en sautant de toute leur force, publiquement et au milieu de la Grand Place, comme des sauterelles au milieu des Champs?’
Toen de Fransen in juni 1794 opnieuw de Oostenrijkse Nederlanden inpalmden was Joseph Van Huerne afgekoeld. Hij bracht de zomer door op een kasteel te Lembeke en had bij zijn terugkeer te Brugge enige moeite om uit te leggen dat hij niet, zoals vele andere Bruggelingen, gevlucht wasGa naar voetnoot(9). Hij leefde van toen af ambteloos in peis en vrede, pas onder het Hollands regiem werd hij in 1815 voor enkele jaren gemeenteraadslid van Brugge. Ondertussen was hij een respectabele grijsaard geworden, wiens dochter gehuwd was met een Bruggeling die als Oostenrijks officier tegen de Fransen had gestreden: Jean Baptiste de Pélichy, de latere burgemeester van Brugge. Van Huerne was toen reeds lang zijn revolutionaire buitelingen vergeten ...
En priester Jean Van Hese? Deze fanatieke aanhanger van het Oostenrijkse gezag, zou in 1797 één van de weinige | |
[pagina 346]
| |
Westvlaamse priesters zijn die de eed van trouw aan de Franse Republiek zou afleggen...Ga naar voetnoot(10).
‘Wat hij voorders worden zal is mij onbekent’ schreef Van Huerne over Michot.
Dit was ook op hemzelf, ook op Van Hese en op zoveel anderen toepasselijk. Zij waren immers allen gewone stervelingen, geworpen in de verwarrende stroomversnelling van de revolutietijd.
Men kan zich trouwens afvragen of velen onder hen eigenlijk niet standvastiger waren dan men achteraf erover gedacht heeftGa naar voetnoot(11). Van Huerne was een traditionalist: daarom was hij tegen de keizer en vóór de Brabantse Omwenteling en ook vóór de eerste Franse overheersing waarvan hij zoals velen, dacht dat zij de heruitgave van de Belgische Staten zou mogelijk maken. In zijn ogen was de ‘Jacobijnse club’ een voortzetting van het ‘Patriotisch Corps’ uit 1790. Wanneer het duidelijk werd dat er van onafhankelijke staten niets zou in huis komen, haakte hij logischer wijze af.
Bij priester Van Hese was het omgekeerd: hevig anti-clericaal en pro-keizers in 1789-90, was het logisch dat hij vijandig stond tegenover de eerste Franse invasie van 1792 die ook hij als een heruitgave van de Brabantse Omwenteling zag. Toen veel van de ideeën van Jozef II door de Franse Republiek in overtreffende trap werden ten uitvoer gebracht, vond deze priester - die overigens een heldhaftige dood zou sterven - het logisch om de eed van trouw aan de republiek en van haat aan de monarchie af te leggen.
Apotheker Michot zal wellicht ook een bepaalde logica gevolgd hebben, ook al ontsnapt die ons.
Dat er in de revolutietijd veel intellectuele soepelheid en buigzaamheid werd aan de dag gelegd is zeker. Toch mag men, zoals de hier aangehaalde gevallen aantonen, aannemen dat sommige protagonisten standvastiger bleven in hun overtuiging dan op het eerste gezicht wel zou lijken.
a. van den abeele |
|