| |
| |
| |
De uitspraak van het Brugs
Enkele aantekeningen N.A.V. het ‘woordenboek van de Vlaamse dialekten’
II
Bijlage 1
Werkwijze en verklaring van het opgenomen materiaal
Een aantal probleemwoorden waar onze bijdrage over handelt, hebben we onderling in zinnen verwerkt en aan Brugssprekenden voorgelegd Het gaat in het totaal om een tweehonderdtal woorden. Bij de samenstelling hebben we er zorg voor gedragen dat de zinsbouw niet toeliet het probleem te omzeilen. Zo hadden we voor zin 41 eerst geschreven: Die haas in de pot, en de pot op het fornuis; wat we veranderden in Die haas moet in de pot, enz., omdat de controle ([òòəs] of [òòəzə]) in verband met punt V van onze tekst over de doffe eind-ə in het eerste geval onmogelijk was: op het woord haas volgde in, een voorzetsel dat begint met een volle klinker. In zinsverband is er hier meestal een spontane elisie, waardoor het antwoord op de eigenlijke vraag niet te horen zou zijn geweest. In een aantal gevallen behielden we de zinsbouw met gelegenheid tot elisie (bij voorbeeld bij krul in zin 6), maar vroegen we na de uitspraak van de zin om een of andere bijkomende verduidelijking, zodat we het woord nogmaals in een verschillend zinsverband te horen kregen.
Tevens brachten we bij de samenstelling van de zinnen de ‘probleemwoorden’ bewust met een reeks andere samen. Zo probeerden we te vermijden dat zegslieden volgens een automatisme gingen antwoorden dat tijdens de test zelf gegroeid zou zijn, en konden we de steekproef toch nog bondig houden.
De zinnen zijn soms dialectisch getint en niet altijd een schoolvoorbeeld van goed Nederlands. Dit deden we o.a. waar we een specifieke dialectterm of klank uit de bus wilden laten komen. We vermelden slechts de woorden baan voor weg (zin 9), sneukelaar voor snoeper (zin 12), kassei (zin 15,), de uitdrukking 't jeukt een beetje (zin 24), stoof voor kachel (zin 52), rakel voor hark (zin 58). enz. We wisten niet telkens hoe we dat via Nederlands - zonder omschrijving of toelichting - konden bekomen; over afbeeldingen, enz beschikten we niet. Vermits de test eigenlijk uitsluitend de uitspraaksystematiek betrof en niet het lexicon, meenden we daar geen bezwaar in te hoeven zien.
De woorden waarover de proef gaat, staan voor de duidelijkheid in de zinnen nu gecursiveerd. De lezer moet wel weten dat dit pas achteraf gebeurde. De zegslieden kregen de tekst in zijn geheel, zonder die aanduidingen. We hoopten op die manier een spontaner beeld van hun dialect te verkrijgen.
| |
| |
Een aantal klanken namen we in de reeks niet op, en de medeklinkers lieten we als rubriek bijna helemaal achterwege: dit omdat ze in onze ogen niet meteen problemen opleverden.
In bijlage 2 vindt de lezer gegevens over de zegslieden, hun afkomst en hun taal. Via de hoofdletter voor hun naam kan hij ze thuiswijzen in de kolommen van bijlage 4. Bijlage 3 bevat de zinnen van de eigenlijke test. In bijlage 4 staan de betrokken woorden gerangschikt a) per klank, aansluitend bij de verschillende onderdelen van de bijdrage; b) binnen elke klankgroep telkens alfabetisch, uitgezonderd bij de doffe eind-ə waar de Nederlandse de-woorden, het-woorden en twee bijwoorden afzonderlijk alfabetisch gerangschikt staan; c) met vóór het woord een nummer dat naar de zin van bijlage 2 verwijst; d) met in de diverse kolommen de uitspraak van elke betrokken zegsman, zoveel mogelijk in een fonetische transscriptie die overeenkomt met die van het WVD Afwijkingen verklaarden we in voetnoot (2).
Het is zeker nodig de gebruikte tekens uit de verschillende kolommen bondig te verklaren.
Een blanco vakje (nooit in kolom A) wijst erop dat de zegsman voor dit woord dezelfde uitspraak van A gebruikt; van de taal van A zijn we telkens uitgegaan bij de vergelijking, omdat we die persoonlijk het best kenden.
Wanneer enkel een vraagteken in een vakje staat, wijst dat erop dat de betrokken zegsman het woord als dusdanig niet kende, of de zin in zijn geheel bv. liever anders formuleerde, waardoor het bedoelde woord wegviel. Een aantal vraagtekens komen vooral in groep voor; dit omdat we een aantal woorden en/of uitdrukkingen meteen wilden testen op hun algemeen geldigheid binnen het Brugse dialect (bv. het woord woerd in zin 6). Dit heeft voor deze bijdrage verder geen belang, en daarom gaan wij er hier ook niet verder op in. Wanneer dat evenwel fonetische of fonologische implicaties heeft, worden de woorden in bijlage 5 verklaard.
Een notitie als? / stoent (bij voorbeeld bij deel II, 1 - de korte klank a; woord stak, zin 60, zegsman F) betekent dat de spreker eerst aarzelt (vandaar het vraagteken) en dan uiteindelijk toch kiest, hier voor stond in plaats van voor het oorspronkelijke stak. Meestal doet dit zich voor bij ongewone woorden (hert, dal, enz.).
Staat het vraagteken na de vorm (bij voorbeeld bij deel II, 1 - de korte klank a; woord Maldegem, zin 9, zegsman H), dan betekent dit dat of wijzelf of de spreker een vraag of een opmerking aan de gebruikte vorm toevoegden. De verklaring hiervoor kan de lezer in bijlage 5 vinden.
Gebruikt een spreker twee verschillende vormen naast mekaar (o.a. als wij opzettelijk vroegen een zin even te herhalen), dan lezen we bij voorbeeld braak = brak (deel II, 1 - de korte klank a; woord brak, zin 44, zegsman A).
Staat een klank tussen haakjes, dan betekent dit dat die soms wel, soms niet gerealiseerd wordt; ook dat werd pas bij een herhaling duidelijk. Uitleg kan de lezer weer in bijlage 5 vinden. (Voorbeeld: deel II, 1 - de korte klank a; bij het woord kassei, zin 15, zegsman A).
| |
| |
Soms gebeurde het ook dat een spreker een uitspraak gebruikte, maar achteraf duidelijk vertelde dat de mensen vroeger (ouders, kennissen. enz.) het anders zegden. Die oudere uitspraak staat telkens als tweede genoteerd. Een voorbeeld vindt men bij deel IV, 2 - de tweeklank ei; woord beitel, zin 30, zegsman H: bèèətel / bertəl. Veelal duikt hier het oudere Stadsbrugs op waarover we het hadden in punt I van onze bijdrage.
Bijlage 5 tenslotte excerpeert alle vraagtekens en dubbelvormen uit bijlage 4 en geeft hierbij verklaring waar die nuttig kan zijn.
| |
Bijlage 2
Gegevens over de zegslieden
A | Karel Van Iseghem
Sint-Arnolduslaan 126, 8200 Sint-Michiels Brugge 2
Leraar technische vakken, VTIB
Geboren 16 april 1923
Ouders allebei Bruggeling van geboorte
Steeds in Brugge op school
Datum test: maandag 26 april 1982 |
B. | Wilfried Denoyel
Blijdenburg 7, 8200 Sint-Michiels Brugge 2
Bediende, CM Brugge
Geboren 9 december 1933
Ouders allebei Bruggeling van geboorte
Steeds in Brugge op school
Datum test: woensdag 28 april 1982 |
C. | Marc Janssens
Kamiel Van den Busschestraat 41, 8320 Assebroek Brugge 3
Gegradueerde psychiatrische verpleegkundige, St.-Lucaskliniek
Geboren 16 oktober 1953
Ouders allebei Bruggeling van geboorte
Steeds in Brugge op school
Datum test: donderdag 29 april 1982 |
D. | Alfons Dewitte
Sint-Sebastiaanstraat 9, 8202 Varsenare
Licentiaat geschiedenis, St.-Lodewijkscollege Brugge
Geboren 21 mei 1934
Vader Bruggeling, moeder uit Loppem afkomstig
Tot vóór universitaire studies steeds in Brugge op school
Datum test: vrijdag 30 april 1982 |
E. | Monique Maurus
Dampoortstraat 84, 8310 Sint-Kruis Brugge 3
Huisvrouw
Geboren 24 januari 1925
Ouders allebei Bruggeling van geboorte
Steeds in Brugge op school
Datum test: maandag 3 mei 1982 |
F | Albrecht Van de Voorde
Kaproenenhof 22, 8200 Sint-Michiels Brugge 2
|
| |
| |
| Gepensioneerd boekhouder; schreef sedert 1962 wekelijks en ononderbroken de zgn ‘Brugsche Krabbels’ in het Brugsch Handelsblad, onder de naam Siessewat
Geboren 21 augustus 1915
Ouders allebei Bruggeling van geboorte
Steeds in Brugge op school
Datum test: maandag 3 mei 1982 |
G | Julien De Groote
Karel Mirystraat 6, 8000 Brugge
Opsteller bij het stadsbestuur, stadsarchief Brugge
Geboren 4 januari 1930
Ouders allebei Bruggeling van geboorte
Steeds in Brugge op school
Datum test: dinsdag 4 mei 1982 |
H. | Christiaan Devyt
Molenmeers 17, 8000 Brugge
Rechter, arbeidsrechtbank Brugge
Geboren 7 maart 1927
Vader uit Vivekapelle, moeder uit Brugge afkomstig
Tot vóór universitaire studies steeds in Brugge op school
Datum test: woensdag 5 mei 1982 |
I. | Arthur Steelant
Clarastraat 64, 8000 Brugge
Gepensioneerde kachelsmid
Geboren 14 november 1898
Vader uit Snellegem, moeder uit Brugge afkomstig
Steeds in Brugge op school
Datum test: vrijdag 7 mei 1982 |
| |
Bijlage 3
1. | Smijt die bal maar naar hier. |
2. | Een kalf kan geen melk geven. |
3. | De smid sloeg het ijzer op de hoef van het paard. |
4. | 't Gebeurt wel meer dat een ezel een raap eet. |
5. | Vader maakt de geit met dat touw aan de muur vast. |
6. | Een woerd? Dat is een eend met een krul op zijn staart. |
7. | Er hangt geen haak aan die kraan. |
8 | Er woont geen timmerman op de Spiegelrei. |
9. | Langs de baan naar Maldegem staan er braambessen. |
10. | Mijn gebuur, die aan de balie is, heeft een baardje. |
11. | Ze moesten die valsaard achter de tralies steken. |
12. | Mijn zoon, dat is een zoetemondje en een sneukelaar. |
13. | 't Is maar nà de regen dat de merel een worm pikt. |
14. | De koe staat op stal. Hoe? Waarom niet in de wei? |
15. | De straat achter de halletoren is nu ook een kassei. |
16. | Je moest er door een valluik in de kelder gaan! |
17. | Bij de abdij was er een schuur met een prachtig bewerkte eiken balk. |
18. | Er stak daar een matroos zijn neus naarbinnen. |
19. | Je moet voor dat geld geen gal spuwen, jongen. |
| |
| |
20. | De trouwfoto werd boven op dat duin genomen. |
21. | De vrouw van de brouwer doet het gordijn dicht. |
22. | 't Was allemaal goud- en zilverwerk. |
23. | Dat ei is van die gans. |
24. | Hij wil nu naar Leuven: 't jeukt toch een beetje! |
25. | Vroeger werd je hemd gebreid: toen had je 't nog warm aan je rug. |
26. | Mijn arm, mijn hiel, mijn oog en mijn hart: 't doet allemaal pijn. |
27. | Als de klok van de kerk luidt, hoor je het galmen tot bij de molen. |
28. | Als je in zo'n weer wil gaan vissen, doe je vest maar aan. |
29. | Waar is de tijd dat we op school nog met de griffel schreven |
30. | Mijn beitel zit er nog maar door, en ik ben al moegewroeteld. |
31. | Een oude koning peinst voor hij beslist. |
31. | Hij is zo glad als een paling, en daarbij nog zo vals als de duivel zelf. |
33. | Die bij vliegt naar de wilg: het nest zit eronder. |
34. | Het duurde lang voor hij eindelijk keizer schoot. |
35. | Hij vertrok zonder boe of ba; ineens was achter hem de deur toe. |
36. | Ik ben moe van al dat hout te sleuren. |
37. | Als het zo koud is aan je voeten, doe dan toch je kousen aan! |
38. | Doe alles heel braaf, hou je kalm en maak geen ruzie. |
39. | Wil je die prei helpen snijden? |
40. | Als mijn heup begint te jeuken, hangt er regen in de lucht. |
41. | Die haas moet in de pot, en de pot op het fornuis. |
42. | In de meimaand ligt een sprei van bloemen op het dal. |
43. | Dat hert wipte over de distels, en liep langs de beek het bos weer in. |
44. | Het schaartje brak toen ik die harde kaart wou snijden. |
45. | Geef het kaartje met de rekening maar zonder blozen aan het bestuur! |
46. | Mensen uit de stad kennen geen zeug en geen hengst meer. |
47. | Er kroop een konijn uit de buis. |
48. | De saus is vet van de boter, en de soep smaakt veel te zout. |
49. | Het gezicht van de blinde stond vol rimpels. |
50. | Na een zoete maaltijd smaakt het bed dubbel. |
51. | Dat smaakt niet zuur, dat smaakt naar peper! |
52. | Ik krijg geen vuur in die stoof. Hoe komt dat nu? |
53. | Schalies op het dak van het schuurtje? Dat wordt een dure boel! |
54. | Zeven, dat is een heilig getal. |
55. | Doe zalf aan je hand, dwaze knuppel. |
56. | Dat klein reisje van deze zomer dreigt in het water te vallen. |
57. | De haan rekte zijn nek en kraaide vanuit de put. |
58. | Een Waal is als een rakel: grote brokken blijven tussen zijn tanden. |
59. | Luister naar mijn raad: gebruik eens beter alaam. |
60. | De wagen is tegen de paal gevlogen die uit de graskant stak. |
| |
| |
| |
Bijlage 4
Bij deel II,1: de korte klank a
|
A |
B |
C |
D |
38 alles |
oləs |
|
oləst |
|
1 bal |
bolə |
|
|
|
44 brak |
brak = braak |
brakt |
braak |
braak |
42 dal |
? |
? |
?/dal |
? |
19 gal |
holə |
|
halə |
halə |
27 galmen |
halmən |
holmən |
? |
? |
54 getal |
hətal |
|
? |
hətol |
32 glad |
hlat |
|
? |
hlat/? |
60 graskant |
haskaŋt |
|
haskant |
? |
15 (de) halletoren |
dolətorə |
|
|
|
55 hand |
aŋt |
|
ant |
|
44 harde |
artə |
|
|
|
2 kalf |
kolf |
|
|
|
38 kalm |
kalm |
|
kalmə |
|
15 kassei |
kolsiej(ə)n |
? |
kasiejə |
|
9 Maldegem |
moldəhem |
|
|
|
(18 en) 60 stak |
staak = stak |
staakt |
staak |
stak |
14 stal |
stol |
|
|
|
16 valluik |
volə |
? |
? |
? |
32 vals |
vols |
|
|
|
11 valsaard |
volsòòərt |
|
volshòòərt |
|
55 zalf |
zolvə |
|
|
zalvə |
|
E |
F |
G |
H |
I |
38 alles |
ol |
|
|
|
|
1 bal |
|
|
|
|
|
44 brak |
|
braak |
braakt |
brak |
|
42 dal |
? |
? |
dol/? |
dal/? |
? |
19 gal |
? |
holmən |
|
|
? |
54 getal |
|
(hətol)? |
|
|
hətol |
32 glad |
|
|
|
|
|
60 graskant |
haskant |
|
|
haskant |
|
15 (de) halletoren |
|
|
|
|
|
55 hand |
|
|
|
ant |
|
44 harde |
|
|
|
|
|
2 kalf |
|
|
|
|
|
38 kalm |
? |
kalm(ə) |
kaləmə |
|
koləm |
15 kassei |
kolsieja(n) |
|
|
kasiejə |
|
9 Maldegem |
|
|
|
maldəhem/? |
|
(18 en) 60 stak |
?/stoent |
?/stoent |
staakt |
|
staak |
14 stal |
|
|
|
|
|
16 valluik |
? |
(kaldər)volə |
? |
|
|
32 vals |
|
|
|
|
|
11 valsaard |
|
|
|
|
|
55 zalf |
|
|
|
|
|
| |
| |
| |
Bij deel II,2: de korte klank e
|
A |
B |
C |
D |
19 geld |
halt |
|
|
|
39 helpen |
alpən |
|
|
|
16 kelder |
kaldərə |
kaldər |
kaldər |
|
2 melk |
malk |
|
|
|
4 wel |
wal |
|
|
|
32 zelf |
zalve |
|
|
|
|
E |
F |
G |
H |
I |
19 geld |
|
|
|
helt |
|
39 helpen |
|
|
|
|
|
16 kelder |
|
|
|
keldər/kaldər |
|
2 melk |
|
|
|
|
|
4 wel |
|
? |
|
|
|
32 zelf |
|
|
|
|
|
| |
Bij deel II,3: de korte klank i
|
A |
B |
C |
D |
49 blinde |
blendən |
|
|
|
43 distels |
distəls |
|
? |
? |
29 griffel |
hrifələ/? |
hrifəl(ə) |
hrifəl |
hrifəl |
49 rimpels |
rompəls |
|
rimpəls |
|
3 smid |
smit |
|
|
smet/? |
8 timmerman |
timərman |
|
|
|
33 wilg |
wilhə |
|
|
|
43 wipte |
wiptə |
? |
? |
? |
22 zilverwerk |
zalvərwerk |
? |
zilvərwerk/? |
zalvər |
|
E |
F |
G |
H |
I |
49 blinde |
|
|
|
|
|
43 distels |
? |
|
|
|
distəls/? |
29 griffel |
|
(hrifəl) |
? |
? |
? |
49 rimpels |
|
|
|
|
|
3 smid |
|
|
|
|
|
8 timmerman |
|
|
|
|
|
33 wilg |
? |
? |
wulhə(ɱbeujm) |
wulhə |
? |
43 wipte |
|
|
|
wuptə/? |
|
22 zilverwerk |
|
|
|
zalvərə |
|
| |
Bij deel II,4: de korte klank u
|
A |
B |
C |
D |
50 dubbel |
dobələ/? |
? |
dubələ |
dubəl |
55 knuppel |
? |
knupələ |
knupəl |
? |
6 krul |
krulə |
|
|
|
40 lucht |
lut |
|
|
|
57 put |
pit |
|
|
|
25 rug |
rik |
|
|
|
|
E |
F |
G |
H |
I |
50 dubbel |
? |
|
dubələ/? |
|
dubəl |
55 knuppel |
? |
? |
knupələ/? |
knupəl/? |
? |
6 krul |
|
|
|
|
|
40 lucht |
|
|
|
|
|
57 put |
|
|
|
|
|
25 rug |
|
|
|
|
|
| |
| |
| |
| |
| |
| |
Bij deel III,2: de lange klank ee
|
A |
B |
C |
D |
43 beek |
beejkə |
|
|
|
6 eend |
èèəndə |
|
|
|
4 eet |
it |
|
|
|
4 ezel |
eejzəl(ə) |
|
|
|
4 meer |
mèèər |
|
|
|
51 peper |
peejpərə |
|
peejpər(ə) |
pee(j)pər |
40 regen |
reejhən |
|
|
|
54 zeven |
zeejvənə |
zeejvən |
|
|
|
E |
F |
G |
H |
I |
43 beek |
? |
|
|
? |
? |
6 eend |
|
|
|
|
|
4 eet |
|
|
|
|
|
4 ezel |
|
|
|
eejzəl |
eejzəl |
4 meer |
|
? |
|
|
|
51 peper |
|
|
|
pee(j)pər |
|
40 regen |
|
|
|
|
|
54 zeven |
zeejvən(ə) |
|
|
|
|
| |
Bij deel III,4: de lange klank oe
|
A |
B |
C |
D |
35 boe |
boe |
|
|
? |
53 boe l |
boeəl |
? |
|
? |
38 doe (alles) |
doe('doləs) |
|
doe(woləst) |
doeton'oləs/? |
37 doe (dan) |
doe(ton) |
|
|
|
14 hoe |
oeə |
|
|
|
52 hoe (komt dat) |
oe(ə)('komta) |
oe'komta |
oe'komta |
|
14 koe |
koeə = koejə |
koeə/(koejə) |
koejə |
koeə |
36 moe |
moeə |
m |
|
|
30 moegewroeteld |
moe(ə)həvroetəlt |
? |
? |
|
48 soep |
soepə |
|
|
|
50 zoete |
zoeətə |
|
|
|
12 zoetemondje |
zoe(ə)təmoentjie |
? |
|
|
|
E |
F |
G |
H |
I |
35 boe |
|
|
|
|
|
53 boe l |
|
? |
|
|
? |
38 doe (alles) |
doe'tol |
|
|
|
|
37 doe (dan) |
doe(to) |
|
|
|
|
14 hoe |
|
|
|
|
|
52 hoe (komt dat) |
oe'komta |
|
oe'komta |
oe'komta |
oe'komtadə |
14 koe |
koeə/? |
koeə/? |
koejə |
koeə |
koejə |
36 moe |
|
|
|
|
|
30 moegewroeteld |
|
|
|
|
? |
48 soep |
|
|
|
|
|
50 zoete |
? |
? |
|
|
|
12 zoetemondje |
|
|
|
-tjə |
? |
| |
| |
| |
| |
| |
| |
| |
| |
Bij deel IV,1: de tweeklank ij
|
A |
B |
C |
D |
17 abdij |
abdiejə |
|
? |
|
33 bij |
biejə |
|
|
|
1 smijt |
smiet |
|
|
|
39 snijden |
sniejən |
|
|
|
|
E |
F |
G |
H |
I |
17 abdij |
|
|
|
|
? |
33 bij |
|
|
|
|
|
1 smijt |
|
|
|
|
|
39 snijden |
|
|
|
|
|
| |
| |
| |
|
A |
B |
C |
D |
54 heilig |
ilə |
|
|
|
34 keizer |
keejzər(ə) |
|
keejzər |
keejzər |
56 klein |
klèèən |
|
|
|
42 meimaand |
meejmòòənt |
|
|
? |
31 peinst |
peejst |
|
|
|
39 prei |
preejə |
preiə/preejə |
|
preiə/? |
56 reisje |
reejzətjie |
|
|
? |
8 Spiegelrei |
speejhəlreejə |
? |
?/speejhelreejə |
spiehəlreejə/? |
42 sprei |
sprèèə |
|
|
? |
14 wei |
? |
wèèə |
wèèə |
wèèə |
|
E |
F |
G |
H |
I |
54 heilig |
|
|
|
|
|
34 keizer |
keejzər |
|
|
|
|
56 klein |
|
|
|
|
|
42 meimaand |
|
|
|
meimòòənt |
|
31 peinst |
|
|
|
|
|
39 prei |
pareejə |
pəreejə/? |
|
pareijə = pareejə |
|
56 reisje |
|
|
|
[= pret |
|
8 Spiegelrei |
|
|
|
|
|
42 sprei |
|
|
|
|
? |
14 wei |
|
|
wèèə |
|
|
| |
Bij deel IV,3: de tweeklank ui
|
A |
B |
C |
D |
47 buis |
buuzə |
|
|
|
20 duin |
? |
duunə |
duunə |
|
32 duivel |
duuvəl(ə) |
|
duuvəl |
|
41 fornuis |
? |
|
|
|
59 gebruik |
həbruukt |
|
|
|
27 luidt |
luu t |
|
|
|
59 luister |
luustərt = urkt |
|
|
luustərt |
47 uit |
uut |
|
|
|
|
E |
F |
G |
H |
I |
47 buis |
|
|
|
|
|
20 duin |
|
duunə |
duunə |
duunə |
|
32 duivel |
|
duuvəl(ə) |
duuvəl |
|
|
41 fornuis |
|
?/fərnòòəjs |
|
fərnooəjs |
fərnooəjs |
59 gebruik |
|
|
|
|
|
27 luidt |
|
luuht |
|
luutj/?. |
luuwt |
59 luister |
luustərt |
|
luustərt |
luustərt |
|
47 uit |
|
|
|
|
|
| |
Bij deel IV,4: de tweeklank ou
|
A |
B |
C |
D |
21 brouwer |
broowərə |
|
|
|
22 goud |
hoekt |
|
hoet |
|
36 hout |
oekt |
|
oet |
|
37 koud |
koekt |
|
koet |
|
37 kousen |
koesən |
? |
|
|
31 oude |
oeɡdə |
|
|
|
|
E |
F |
G |
H |
I |
21 brouwer |
|
broowər(ə) |
|
broowər |
|
22 goud |
|
|
|
hoet/(hoekt) |
|
36 hout |
|
|
|
oet/(oekt) |
|
37 koud |
|
|
|
koet |
|
37 kousen |
|
|
|
|
|
31 oude |
oedə/oeɡdə/? |
|
|
oedə/oeɡdə |
|
| |
| |
|
A |
B |
C |
D |
5 touw |
toowə |
|
|
|
20 trouwfoto |
troowfotoow |
|
|
|
21 vrouw |
vroowə |
? |
|
? |
48 zout |
zoekt |
zoet |
zoet |
|
|
E |
F |
G |
H |
I |
5 touw |
|
|
|
toowə/teuwə |
|
20 trouwfoto |
|
? |
|
troowfot |
|
21 vrouw |
? |
|
|
|
? |
48 zout |
|
|
|
zoet/zoekt |
|
| |
Bij deel IV,5: de tweeklank au
| |
Bij deel V: de doffe eind-
|
A |
B |
C |
D |
1) mannel. zn. |
|
|
|
|
26 arm |
òòərmə |
|
|
|
1 bal |
bolə |
|
|
|
17 balk |
bolkə |
|
|
|
57 haan |
òòənə |
|
|
|
41 haas |
òòəzə |
òòəs |
|
|
46 hengst |
ieŋst |
|
eŋstə/? |
|
26 hiel |
ieələ |
|
|
|
3 hoef |
oevə |
|
|
|
19 jongen |
joeənə |
|
joeŋ |
|
7 kraan |
kròòənò |
|
|
|
18 matroos |
matròòəs |
? |
?/matròòəzə |
? |
13 merel |
maerəlòòərə |
|
maerel |
maerel |
57 nek |
nekə |
|
|
|
6 woerd |
? |
|
woeərt/? |
|
13 worm |
wormə |
worm |
|
worm |
12 zoon |
zeujnə |
|
|
|
|
E |
F |
G |
H |
I |
1) mannel. zn. |
|
|
|
|
|
26 arm |
|
òòrəm |
òòərəmə |
òòrəm |
|
1 bal |
|
|
|
|
|
17 balk |
|
|
|
|
|
57 haan |
|
|
|
|
|
41 haas |
òòəs/? |
òòəs/? |
òòəs |
|
|
46 hengst |
ieŋstə |
|
enŋtə |
|
|
26 hiel |
|
|
|
|
|
3 hoef |
? |
oevə/? |
|
? |
? |
19 jongen |
|
|
|
joeŋ |
|
7 kraan |
|
|
|
|
|
18 matroos |
? |
matròòəs/? |
|
? |
|
13 merel |
|
|
maerəl = |
|
maerəl = |
57 nek |
|
|
maerəlòòərə |
|
maerəlòòərə |
6 woerd |
|
|
|
|
|
13 worm |
|
worm(ə)/? |
worm/? |
worm |
|
12 zoon |
|
|
|
zeunə |
zeu(j)nə |
| |
| |
|
A |
B |
C |
D |
2) onz. zn. |
|
|
|
|
50 bed |
bedə |
|
|
|
20 duin |
? |
duunə |
duunə |
|
21 gordijn |
hordieŋə |
hordienə |
hordienə |
hordienə |
26 hart |
ertə |
[-ieŋə |
|
|
25 hemd |
emdə |
|
|
|
43 hert |
ertə |
|
|
|
26 oog |
oowhə |
|
|
oowhə/eujhə |
5 touw |
toowə |
|
|
|
28 vest |
vestə |
|
|
|
28 weer |
weejrə |
|
weerə |
weerə/wir |
3) bijw. |
|
|
|
|
30 erdoor |
dərdeujrə |
dərdeurə |
dərdeurə |
|
33 eronder |
dəroendərə |
|
|
dəroender(ə) |
|
E |
F |
G |
H |
I |
2) onz. zn. |
|
|
|
|
|
50 bed |
|
? |
|
|
|
20 duin |
|
duunə |
duunə |
duunə |
|
21 gordijn |
hordienə |
hordienə |
hordienə |
hordienə |
hordieŋən/? |
26 hart |
|
|
|
|
|
25 hemd |
|
|
|
|
|
43 hert |
|
|
|
?/ert |
ertə |
26 oog |
|
oowhə/eujhə |
|
|
|
5 touw |
|
toowə |
|
toowə/teuwə |
|
28 vest |
|
|
|
|
|
28 weer |
|
|
|
|
wir |
3) bijw. |
|
|
|
|
|
30 erdoor |
|
|
|
dərdeurə |
|
33 eronder |
|
dəroendərə/? |
|
dəroendər |
|
| |
Bij deel VI: nasalisering van de korte a
|
A |
B |
C |
D |
23 gans |
haŋzə |
|
hã(n)zə |
hã(n)zə |
60 graskant |
haskaŋt |
|
haskant |
? |
55 hand |
aŋt |
|
ant |
|
58 tanden |
taŋdən |
|
tan(dən) |
|
|
E |
F |
G |
H |
I |
23 gans |
|
hãnzə/haŋzə |
|
(hãnzə/haŋzə) |
|
60 graskant |
haskant |
|
|
haskant |
|
55 hand |
|
|
|
|
|
58 tanden |
|
|
|
|
|
| |
| |
| |
| |
Bijlage 5
Bij deel II,I: de korte klank a
44 | brak
Over de verleden tijd van breken lopen de meningen nogal uiteen. Drie personen (A. E en I) gebruiken bij de herhaling van dezelfde zin al meteen een andere vorm: [braak] (V̄) en [brak] (V̆) wisselen af. Zegsman A beweert de vorm met V̄ alleen te gebruiken wanneer brak het laatste woord van de zin is. Dat doet hij consequent met [stak] en [staak] in de zinnen 18 en 60. E en I geven geen verklaring voor het dubbele gebruik. We krijgen daarnaast nog systematisch korte [a] bij H; lange [aa] bij C D en F. Bovendien zijn er nog twee vormen met eind-t: V̆ + t bij B, V̄ + t bij G. Vergelijk met de opmerkingen bij stak in zin 60. |
42 | dal
Dat dit woord moeilijkheden zou opleveren, wisten we bij de samenstelling van de zinnen al. Het alledaagse leven in Brugge geeft immers geen aanleiding tot dit woord. We kunnen stellen dat het in dit dialect niet bestaat. De meeste zegslieden aarzelen daarom ook: we zien één rij vraagtekens, soms gecombineerd met een soort gok. Wel legden wij telkens achteraf de Brugse straatnamen voor: Maagdendal, Rozendal en - ter vergelijking met een geval van lange [aa] - de naam van een school Hemelsdaele. Hier verschijnt overal een vorm op -[dolə] of met de verkleinvorm -[dolətjie]. Voor de school krijgen we [ee(j)malsdòòələ]. Vermits straatnamen, enz. fonetisch wel het minst evolueren. kunnen we aannemen dat dit hier een eerder oudere uitspraak is. |
27 | galmen
Blijkbaar galmden in Brugge niet overal de klokken. Naast [halmən] en [holmən] krijgen we kleppen (C) en klinken (D). E omschrijft hoor je hem; I: hoor je 't lawaai, [laweejt]. |
54 | getal
C aarzelt en verkiest cijfer, [siefər]. Na de uitdrukkelijke vraag of het woord wel degelijk gebruikt werd. aarzelt ook F; waarna hij kiest voor hetzelfde synoniem. |
32 | glad
C en D verkiezen gleddig, [hledə]. |
60 | graskant
D omschrijft van opzij, [vanupsiets]. |
38 | kalm
E omschrijft hou je koest, [oekjəkoestə]. |
15 | kassei
A, D. F, G en I gebruiken dit woord steeds in het meervoud
B omschrijft gekasseid, [həkolsiet].
E gebruikt spontaan meervoud; maar enkelvoud kan ook volgens haar. |
9 | Maldegem
H gebruikt als enige niet de vorm met korte [o]. Hier is invloed
|
| |
| |
| van de plaatselijke Oostvlaamse vorm mogelijk, vermits deze persoon van de streek rond Moerkerke afkomstig is, dat uiteraard veel dichter bij Maldegem ligt als Brugge zelf. Zeker is dat echter niet. |
60 | stak
Vergelijk met de opmerkingen boven over (44) brak.
A gebruikt in zin 60 [staak], in zin 18 [stak]. Verklaring hiervoor hebben we onder (44) brak gegeven.
E en F omschrijven die aan de graskant stond. Verder weer de vormen met [a], met [aa], mét of zonder [t]. |
16 | valluik
Wat we vermoedden bij de samenstelling van de zinnen, blijkt ook juist te zijn: [volə] wordt door de meesten alleen gezegd van een valluik dat tot een zolder toegang geeft. Voor kelders moet er een speciaal woord bestaan hebben, beweert D; maar dat woord duikt nergens op. C kiest voor [luuk], luik dus, in onze ogen niet zo gelukkig. F spreekt van een [kaldərvolə]. Maar bij alle zegslui gaat het uitgelokte gesprek onbetwistbaar over een [volə], met korte [o] dus. in tegenstelling tot de beschrijving in het WVD. |
| |
Bij deel II,2: de korte klank e
4 | wel meer
F beweert dat dit niet gezegd werd; hij stelt voor 't zou kunnen gebeuren. |
| |
Bij deel II,3: de korte klank i
43 | distels
Enkele zegslieden verkiezen een ander woord. C: [tieŋəls], D: [nitəls], E: [struukən]. I maakt een onderscheid tussen distels en netels, hetzelfde als het Algemeen Nederlands. We hebben de indruk dat dit ook het meest de werkelijkheid van het Brugs benadert. |
29 | griffel
A signaleert het woord [toesə], une touche, de Franse term die in het Brugs was ingeburgerd en die méér gebruikt werd als het Nederlandse equivalent. Drie personen (G. H en I) beweren zelfs dat ze alléén het Franse woord gebruikten. F zegt dat hij de Nederlandse term enkel kende omdat die in klas verplicht was; op de speelplaats werd over [toesən] gepraat. We stippen terloops aan dat de eind-ə hier zeldzaam is, in tegenstelling tot wat in het WVD wordt beweerd, nl. dat alle woorden op -[əl] en op -[ər] meestal -[ə] krijgen (blz. 83). Dit kan hier gedeeltelijk te verklaren zijn uit het feit dat [hrifəl] een klaswoord was en geen echt volksdialect. Maar dat niet voorkomen van de eind-ə vinden we ook bij knuppel, distel, kelder, enz.: niet àlle zegslieden voegen er [ə] aan toe. |
3 | smid
Bij uitdrukkelijke navraag wordt door meerdere zegslui beweerd dat de vorm [smet] geen Stadsbrugs is. A kende mensen uit As- |
| |
| |
|
sebroek die van [smet] spreken; een bepaalde plaats aldaar heette [tsmestjə]. verkl.w. van smisse dus. Aleen D gebruikt eerst spontaan [smet], maar corrigeert onmiddellijk door te zeggen dat zijn moeder uit Loppem dit wel zei, maar zijn Brugse vader niet. Hij geeft dan eveneens [smit]. |
33 | wilg
Bij dit woord twijfelen we. A beweert nadrukkelijk [wulhə] niet te kennen als Brugse vorm. E spreekt eenvoudig van een boom; volgens haar werd het onderscheid zo goed als niet gemaakt. F en I verkiezen [troenkə], tronk. G gebruikt steevast [wulhə], en geeft als oudere vorm [wulhəɱbeujm] op. We laten de zaak open. Invloed van plattelandstaal is bij dit woord zeer goed mogelijk. de meeste wilgen stonden immers buiten de stad. |
43 | wipte
B, C en D gebruiken liever [sproeŋk], sprong.
H gebruikt [wuptə], maar citeert als uitzondering wel het volksliedje Maria van Egypte, had entwat die wipte.
Zelf hebben we de indruk dat in dit rijm de normale vorm besloten ligt; de meeste zegslieden blijkbaar ook. |
22 | zilverwerk
B gebruikt [zalvərə] in plaats van zilverwerk; maar dus toch [a].
C beweert [zalvərwerk] zeker duidelijk gehoord, maar zelf nooit gebruikt te hebben; hij geeft dit aan als een oudere uitspraak. Terloops weze opgemerkt dat hij als jongste zegsman de enige is die de vorm met [i] gebruikt |
| |
Bij deel II, 4: de korte klank u
22 | dubbel
De vraagtekens wijzen erop dat men de hele zin anders formuleerde, waardoor het woord zelf veelal wegviel. (Hier gaat het nota bene om een uitdrukking die men ons als Brugs voorschotelde, maar die geen enkele Bruggeling blijkt te kennen) We krijgen allerlei versies:
- | Als we eens goed gegeten hebben. smaakt het bed nog zo goed (E). |
- | Na goed eten (B). |
- | Achter een goe mulletiie (C en H). Maaltijd wordt door C naar de begrafenissfeer verwezen; iets wat I weigert te bevestigen: volgens hem hield men vroeger na begrafenissen niet eens een maaltijd; dat geld hadden de mensen niet. Hij liet dan ook de hele zin over. |
- | Achter een copieuzen diner (D). |
- | 't Buikstje vol. 't hertje vraagt de ruste (F). |
Het woord maaltijd moet een woord zijn dat enkel gebruikt of ingevoerd werd door de middengeneratie die wij bereikten, de mensen van rond en in de vijftig jaar. Ouderen kennen het niet in hun dialect. |
55 | kuppel
Bij dit woord begingen we zelf de vergissing het niet in zijn letterlijke betekenis in te lassen. De figuurlijke betekenis, waarvan we meenden dat die ouder was als onze eigen generatie,
|
| |
| |
| blijkt in werkelijkheid erg jong te zijn. Maar dat leverde wel een leuke reeks scheldwoorden op.
B en C gebruikten de term figuurlijk zonder problemen, en menen dat dit ook ouder Brugs is.
Anderen beweren die figuurlijke betekenis nooit gekend te hebben.
A verkiest dwaze knul of kortweg dwazen.
D neemt onnozelen tuut.
E [dwòòəzəneejzələ], dwaze ezel.
F dwaze kloefe, kloefe of kloefenoenkel.
G en H zouden de term zoals ze staat wel gebruiken, maar verkiezen toch iets wat beter klinkt: dwazen uil (G) of tjoeten (H). Toch vroegen we hen wat een knuppel dan eigenlijk was; de verklaring kenden we wel op voorhand, maar zo hoorden we toch de uitspraak van het woord in zijn letterlijke betekenis: een uitspraak die overal [u] heeft; nergens de [i] van het WVD. |
| |
Bij deel III, I: de lange klank aa
59 | alaam
Waar we bij de vorm [̍olam] eerst meenden met een idiolect te maken te hebben (A), dook dezelfde uitspraak weer op bij andere zegslieden: E. F en I. We menen dat dit juist is; E was de dochter uit een zaak in de Jeruzalemstraat, waar men vroeger gereedschappen voor schoenlappers verkocht. Zo kwam zij met dit woord heel dikwijls in contact. De uitspraak [olam] is volgens haar de enige juiste oud-Brugse, merkwaardig genoeg - bij deze vier zegslui allemaal - met de klemtoon op de eerste lettergreep. Bij I komt het woord zelfs voor als [oləm]; een zak voor gereedschappen was een [oləmzak]. G zegt de vorm met korte [a] niet te kennen, wel het woord [olaam]: korte [o], lange [aa] en klemtoon op de tweede lettergreep. C relativeert; zonder enige reden, zegt hij, heeft hij dit woord van kindsbeen af een ‘raar’ woord gevonden en gereedschap gebruikt. B, (C), D en H geven [alaam], met klemtoon op de tweede lettergreep. |
10 | baardje
Ongetwijfeld is de versie van A een idiolect. Alle anderen gebruiken de vormen zonder ə-infix. F. H en I verklaren [barətjie] als een woord dat werkelijk bestond. Door visverkoopsters werden kleinere vissoorten voor de verkoop op een houten plankje geschikt, en zo per [barətjie] verkocht: het woord was dus zowel geldig voor het plankje zelf, als voor de aanduiding van een bepaalde hoeveelheid; al was die dan natuurlijk erg relatief. In onze ogen hebben we hier te maken met een verkleinvorm van berd. Het Middelnederlands kende de vormen bort, bart en bert naast mekaar. Het WNT vermeldt als nevenvorm ook wel bard, en geeft als negende betekenis blad van eene tafel; dit wordt geïllustreerd met V. KEIRSBILCK en V. LOVELING. De vorm bestond ook in Brugge: thuis heette het uitschuifbare gedeelte van een tafel een [taafəlbart]. In het WNT vinden we als afleiding wel berdel (een kleine plank); echter géén barretje. De visplankjes waarvan sprake kan men nog zien op de tekeningen
|
| |
| |
| van Jules Fonteyne. Wie de Catalogus neemt die Guillaume Michiels samenstelde voor de Retrospectieve tentoonstelling Jules Fonteyne in het Groeningemuseum (12 mei tot 17 juni 1973), vindt daarin visverkoopsters genoeg. Bij de afgedrukte tekening met catalogusnummer 35 zien we de verkoop van een grotere (droge?) vis: per stuk. De nummers 99 en 137 tonen naast de viskorven (de bennen) de barretjes: plankjes met erop kleine visjes geschikt, die voor zover we konden achterhalen zoveel mogelijk samen werden verkocht. Maar ook buiten de visverkoop waren er [barətjies]. Zegsman H signaleert ons de uitdrukking gekweekt lijk een kiekstjie op een barretjie; nu zou het een kiekstjie up een stokstjie zijn. Achteraf zagen we dat De Bo onder het lemma berd dezelfde uitdrukking vermeldt. Maar hij kent blijkbaar toch de barretjes van de vismarkt niet. |
10 | balie
Overal vinden we de uitspraak [bolie].
C, F en I gebruiken het woord niet: men werkte aan 't gerecht; iemand dagvaarden was iemand op de Burg doen komen. H spreekt als enige van [baalie], maar de invloed van zijn beroep als rechter en zijn werkmidden zullen daar waarschijnlijk niet vreemd aan zijn. Toch twijfelt hij eraan of dit woord onder het gewone volk wel bekend was.
In Brugge is er echter een Baliestraat. Aan alle zegslui vroegen we achteraf hoe die straat heette: telkens is het de [boliestròòətə], met zeer duidelijke korte [o] |
55 | dwaze
Lees in dit verband onze opm. onder (55) knuppel (deel II, 4 over de korte u). D en H gaven een alternatief, waarin het woord dwaze niet meer voorkwam; vandaar de vraagtekens. |
7 | haak en 44 kaart
D gebruikte deze woorden niet; vandaar geen dialectuitspraak. |
50 | maaltijd
Alle verklaring onder deel II. 4: de korte klank u; zie het woord (50) dubbel. |
59 | raad
D omschrijft: luister naar wat ik zeg. |
44 | schaartje
Vergelijk met (10) baardje. Ook hier vormde A een verkleinwoord met ə-infix. blijkbaar opnieuw volgens een idiolectisch patroon. Bij alle anderen is [sharetjie], scharretje een visje zoals in het Algemeen Nederlands: de kleine schar, een platvis. Bij A klinken schaartje en scharretje homoniem. |
11 | tralies
I gebruikte de uitdrukking niet, wel in 't gevang steken.
Het woord [trolie] komt bij hem voor - eveneens met korte [o] -, maar dan voor [kieəkədòòət]. |
58 | Waal
A en E: gebruiken normaal [woləkop], Walekop dus. |
60 | wagen
Bij zowat alle zegslui krijgen we een vraagtegen: zij spraken
|
| |
| |
| enkel van een [karə], een kar. Zelfs de wagens die bij voorbeeld in de H. Bloedprocessie worden meegereden, noemen ze een [par̍sesiekarə]. |
| |
Bij deel III, 2: de lange klank ee
43 | beek
E. H en I verkiezen [hrat], gracht. |
| |
Bij deel III, 3: de lange klank oe
35 | boe
De uitdrukking zonder boe of ba beweert D nooit gebruikt te hebben. |
53 | boel
Ook hier ziin er personen die synoniemen verkiezen.
B: kostelijke grap.
D en F: dat zal [dieərəkostən]. duur kosten.
F: [dieərəkra̍weeje]. dure karwei; ook wel een [dieərz̍oowtjie], letterlijk een duur zootje. Zootje werd ook als maataanduiding gebruikt: een hoopje, een handsvol. Wanneer bij voorbeeld een handsvol meel op tafel lag. sprak men van een [zoowtjie̍mil]. |
14 | koe
Hier duiken er twee vormen op: [koeə] en [koejə].
Volgens twee zegslieden komt de vorm [koejə] alleen in een figuurlijke betekenis voor. schertsend of misprijzend voor vrouwen.
E: een [koejə] van een [wuuf]. letterlijk een koe van een wijf.
F: als spottende uitdrukking wanneer iemand (eerder ongewoon) gearmd met zijn vrouw op straat loopt. Men vroeg dan wel eens of 't Onze-Vrouwedag was; of men zei spottend: hij is met zijn [koejə] naar den bilk, hij is met zijn koe naar de wei.
In de letterlijke betekenis gebruikten E zowel als F [koeə]. |
30 | moegewroeteld
B verkiest moegewerkt. C moe zonder meer. I spreekt van [moeəhəsleejhən], moegeslagen. |
50 | zoete
We verwijzen weer naar de opmerking bij (50) dubbel. Van E en F konden we het woord in zinsverband maar niet te horen krijgen. |
12 | zoetemondje
B zegt dit nooit gebruikt te hebben; I verkiest [zoeətəmuulə]. |
| |
Bij deel III, 5: de lange klank oo
45 | blozen
Bij alle zegslieden een vraagteken Het woord [bleujzən] bestaat immers wel, maar betekent blozen van gezondheid, van warmte, van de kou of van een inspanning. Er zijn blozende kaken, kersen, appels, enz. Men kon blozen lijk een iepe (F) en [bleujzəkakstjies], blozende kaakjes, werden ook wel [bleujzend̍ieəpən], blozende iepen genoemd (G).
|
| |
| |
| Meestal omschrijft men: je moet niet beschaamd zijn ..
Twee personen lezen [blòòəzən], maar aarzelen meteen omdat ze dit woord als homoniem met blazen herkennen. |
60 | gevlogen
E en I willen per se gereden. |
47 | kroop
C zou liever [kwaam], kwam gebruiken. |
| |
Bij deel III, 6: de lange klank eu
40 | jeuken
I zegt de eerste maal zéér duidelijk [joowkən]. Bij vraag om de zin te herhalen klinkt het eerder als [jeujkən]. Hierbij voegen we een opmerking van F. die ons bij de kennismaking vertelde hoe vroeger de [oo] en de [eu] werden ‘omgewisseld’. Bij vraag om toelichting geeft hij een voorbeeld: boven was [beujvən], de keuken was de [koowkənə]. Dit is wel de taal. zegt hij, die hij als kind zelf van de oudere mensen hoorde; het was wat men noemde het Boergoensche Brugs. Bargoens dus? In ieder geval kan hij gelijk hebben: zelf werd hij geboren in 1915; zegsman I. die [joowkən] gebruikt, in 1898. Die [oow] komt echter alleen sporadisch bij de twee oudste zegslui voor.
Anders is het wel met die oo die [eu] wordt, ook buiten de woorden die klassiek volgens de ingweoonse verschijnselen tot het reeksje met [eu] behoren. Vader, (A), heeft aan vele gevallen van [beujm] voor boom herinneringen; bij H noteren we [teuwə] voor touw, [toowə] Bij G en H krijgen we [seuwlə] of [sheuwlə] voor school; bij G is er zéér frequent iets als [euwk] voor ook, en [wulh əɱbeujm] voor wilgeboom. Bij E noteren we zelfs naast [beujm] ook [bum] voor de Pruttelinge. Die [eu] moet herhaaldelijk, in vele situaties, tot [u] zijn verkort in het Brugs, ongeacht de taalkundige herkomst.
Voorbeelden bij de vleet. Wonen, 3 p. enk. wordt [jəweujnt] maar ook [jewunt] (zie zin 8); bij Nederlandse eu krijgen we hetzelfde: het gebeurt [təburt], het jeukt [tjukt], hij sleurt [jəslurt], Nederlandse oo in [boowm], [beujm] en [bum]. Nederlandse uu in gebuur: [həbeuər] tot [həbur], muur [meur] tot [mur], zuur [zeur] tot [zur]. Bij die laatste reeks geniet de korte [u] in het Brugs systematisch voorkeur boven de algemener-Westvlaamse vorm met [eu]. |
| |
Bij deel III, 7: de lange klank uu
45 | bestuur
G gebruikt eerst [bəstuuər], corrigeert dan [bestieər].
Misschien was er hier wel invloed van het werkmidden, waar het woord vaker in zijn Nederlandse vorm naast dialect gebruikt wordt.
I spreekt enkel van een bestuurder. |
53 | dure
Voor B en F: zie onze opmerking bij (53) boel onder III, 4. |
| |
| |
38 | ruzie
C omschrijft met zoek geen boel. |
| |
Bij deel IV, 1: de tweeklank ij
17 | abdij
C en I gebruiken het synoniem klooster. |
| |
Bij deel IV, 2: de tweeklank ei
56 | dreigt
Alleen zegsman A heeft geen vraag. De anderen omschrijven (B, C, D, E, F, I) of vragen om te omschrijven na uitspraak [drèèət] (G en H). Dreigen betekent in het Brugs iets anders nl. bedreigen: dreigen met de vuist, met een mes. Cfr. verdreigen van te |
34 | eindelijk
In het Brugs blijkbaar vaker verward met dialectvormen van eigenlijk.
A aarzelt tussen (1) [eejhəntlik] en (2) [endəlieŋə]; kiest (2). |
E idem, maar kiest (1). |
F kiest spontaan [indəlieŋə], aarzeit echter achteraf en geeft een synonieme uitdrukking voor ten tangen laatste afkomstig uit het Frans [dəfienə̍fektə] |
I gebruikt spontaan [endəlik]; dan geeft hij de twee vormen van A als aanvulling erbij. |
|
42 | meimaand
D verkiest [meejə], mei. |
39 | prei
D gebruikt spontaan [preijə], maar corrigeert meteen [preejə]. Hij vermoedt dat de vorm [ei] van zijn moeder komt uit Loppem. |
E gebruikt [pareejə]. |
F [pəreejə]. Op onze vraag naar het gebruik van [pareejə] door E, antwoordt hij dat dit een vorm was die te Sint-Andries buiten Brugge werd gebruikt. Hij kan gelijk hebben. Thuis hoorden we vader. (A), ooit nog [pareejə] gebruiken; hij heeft zelf als kind een tijdlang te Sint-Andries gewoond. Bij de test gaf A echter zéér besluitvast te kennen dat die vorm met [a] bestaat, maar géén Brugse vorm is. Dit komt zeer duidelijk met de anderen (uitgenomen met E) overeen. Ook H geeft andere vormen op, maar is in feite afkomstig van de streek ten noorden van Brugge; [pret] was volgens hem voorbehouden voor soepgroenten. |
|
56 | reisje
D gebruikt [vwajòòəzətjie], voyagetje. |
8 | Spiegelrei
Een spiegel is bij allen een [speejhal(ə)].
Enig dispuut is er wel over de uitspraak van de straatnaam.
B behoudt de [ie]. C aarzelt en kiest dan [eej]; D behoudt eerst [ie], gaat dan bij de vraag met [eej] ook akkoord. |
| |
| |
42 | sprei
D omschrijft met stinkt het van de blommen; een uitdrukking die inderdaad bestaat en betekent: er zijn er ontelbaar veel.
I: aarzelt omwille van het beeld, en gebruikt ongelukkig bilk. |
14 | wei
A, E, F, H, en I: kiezen uitsluitend bilk. |
| |
Bij deel IV, 3 I: de tweeklank ui
20 | dat duin
A, D, E en I beweren dat dit woord enkel in het meervoud bestaat.
B, C, F, G en H aanvaarden het enkelvoud [duunə]. Maar bij allen is het een de-woord: de of die duun. |
41 | fornuis
Voor alle Bruggelingen een probleem, soms omdat ze het woord helemaal niet kennen, soms omdat dat de dialectterm fornuis iets dekt waarop helemaal geen hazen in potten gekookt werden. (Cfr. de tweede betekenis in van Dale: kookkachel).
A, B, C, D, E en H gebruiken [stoowvə], stoof, kachel dus.
F vraagt wat we eigenlijk bedoelen, en definieert dan het woord fornuis: een ketel voor het koken van varkensvoeder, 70 à 90 cm hoog; het vuur werd onderaan gemaakt in een deurtje dat met een rooster afsloot; meestal gegoten uit één stuk. De boeren kwamen in de winkels in stad fornuizen kopen.
H gebruikt de term met dezelfde uitspraak: [fərnooəjs].
I geeft ons ongeveer dezelfde uitleg als F, maar voegt er wel aan toe dat ook de slagers in de stad fornuizen bezaten Bij hem hebben we ongetwijfeld informatie uit de eerste hand: hij was kachelsmid van beroep. |
27 | luidt
Verschillende vormen: [luuht], [luut], [luujt]. Bij H vroegen we naar de infinitief: hij gebruikt [luuwən]. |
59 | luister
A gebruikt liever [urkt], hoort. |
| |
Bij deel IV, 4: de tweeklank ou
37 | kousen
B spreekt enkel van [zokən], sokken |
31 | oude
E maakt onderscheid tussen [oet], betekenis oud, d.i. van vroeger, en anderzijds [oekt], in de betekenis bejaard. |
20 | trouwfoto
F gebruikt trouw portret, uitspraak [troowpətraet] tot [treuwpətrae̅t] met een lange [] cfr. het woord [prt] |
21 | vrouw
B, D en E verkiezen de term [wuuf], wijf. |
| |
Bij deel V: de doffe eind-ə
| |
| |
41 | haas
E en F gebruiken [òòəs]. Wel zeggen ze tot een vlugge kerel: je bent een haas, [jəziedən̍òòəzə]. |
46 | hengst
C beweert dat men geen onderscheid maakte, het waren allemaal paarden. |
3 | hoef
E, F, H en I gebruiken liever poot dan hoef. |
18 | matroos
B, D en H kenden dit woord niet; ze gebruikten [marienə].
E en F maken onderscheid tussen [matròòəs], een zeeman en [marienə], een militair, lid van de zeemacht. Dit zal wel te maken hebben met de eigen Brugse situatie; op Sint-Kruis bevindt zich een kazerne van de Belgische zeemacht, zodat de meeste matrozen die men in stad ziet of als matroos herkent, inderdaad militairen zijn.
I gebruikt [matròòəs] of [zèèəman]. |
6 | woerd
Iedereen is het erover eens dat dit woord in het Brugs niet bestond. |
13 | worm
F gebruikt in zinsverband [worm]; maar: ‘Dat is een dikke [wormə]!’ G antwoordt op een vraag dat [wormə] nooit gezegd werd. |
50 | bed
Zie weer onze opmerking bij (50) dubbel bij de korte u. |
20 | (het) duin
Zie onze opmerking bij (20) duin onder de tweeklank ui. |
21 | gordijn
B en G geven de vorm op [- ŋə] als ouder op.
I gebruikt in het meervoud zeer duidelijk [hordieŋən]; in het enkelvoud echter [hordienə]; dit tot driemaal toe. Bij A, B, C, D, E, F en G krijgen we het woord spontaan met het lidwoord ‘de’ gebruikt. |
26 | oog
Bij D en F duikt de oudere vorm [eujhə] op. |
33 | eronder
F geeft als voorbeeld van ouder (‘Boergoensch’) Brugs het woord [dəroeərə], eronder; [tsitəroeərə], het zit eronder. Helemaal onderaan was dan [oeərədəroeərə], letterlijk onder eronder. |
60 | graskant
D omschrijft van opzij, [vanupsiets]. |
27 | luidt
Zie onze opmerking boven de tweeklank ui. |
29 | schreven
D omschrijft met werkten. |
J. VAN ISEGHEM
|
|