Biekorf. Jaargang 83
(1983)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 194]
| |
De dakpannenfabriek van AlveringemIn het Westland bestonden er vroeger enkele pannenfabrieken, die daktegels en dakpannen produceerden. Sommige kleilagen in de leemstreek ten zuiden van de lijn Poperinge-Kortrijk schikten uitstekend om er allerlei steengoed, pijpen, pannen en kruiken uit te bakken.
De dakpannenfabrieken in de leemstreek ten zuiden van Kortrijk (Pottelberg, Sterreberg, in Aalbeke en Marke) hebben vooral sinds het einde van de vorige eeuw de naam en de faam van de Westvlaamse dakpan ook buiten onze provincie uitgedragen. In oudere tijden kunnen we het bestaan aanwijzen van een pannenfabriek in Waasten. Ze was in handen van Felix Lenoir, die ze uitbaatte nevens zijn kalkoven aan de boorden van de Leie. Sinds 1792 lag deze pannenfabriek (tijdelijk?) stil. Waasten zal in de streek een centrum van pannenfabricatie geweest zijn. In de Franse Tijd waren er niet minder dan drie fabriekjes waar dakpannen en stenen vloertegels werden gebakken. Over de grootste en belangrijkste tuilerie uit het Westland, de dakpannenfabriek van de familie Dacquet in Alveringem, is het dat wij enkele gegevens willen mededelen.
De zaak dateerde van 1762. Op 10 november 1762 verwierf sieur Dacquet uit Veurne een keizerlijk octrooi voor de oprichting en de exploitatie van een fabrique de pannesGa naar voetnoot(2).
De familie Dacquet (d'Acquet) was een vooraanstaand Veurns geslacht, afkomstig van Oostkerke bij Diksmuide, dat een eigen wapen voerde en tot de kleine landelijke ambts- | |
[pagina 195]
| |
adel (griffier, ontvanger) van Veurne-Ambacht werd gerekend. In de 19de-eeuwse genealogieën van de familie Dacquet wordt met geen woord gerept over de bedrijvigheid op het stuk van industrie; dit werd blijkbaar door de toenmalige genealogen te min geacht om te vermelden naast de enkele vrij onbenullige, feodale titels waarmee de Dacquets van generatie tot generatie hun stamboom wisten op te smukkenGa naar voetnoot(3).
Pannenfabrikant Dacquet uit 1762 was Pieter-Joos Dacquet. Hij was een zoon van Joos Dacquet, schepen van Veurne-Ambacht, die landhouder van de wet werd in 1756, in welk jaar hij stierfGa naar voetnoot(4) en van Isabella Mesdach de ter Kiele.
Pieter-Joos Dacquet, stichter van het bedrijf, was heer van Borre en BriaerdeGa naar voetnoot(5), ontvanger en tresorier van de stad en de kasselrij Veurne. Hij was geboren te Veurne in 1723 en stierf er in 1786. Hij was gehuwd met de Veurnse Genoviève van der Fosse (Veurne 1725-1789), dochter van Guillaume van der Fosse, ‘seigneur de Vossepoorte et d'Avecapelhove’ (!!), ontvanger-generaal en pensionaris van Veurne-AmbachtGa naar voetnoot(6).
Dacquet was dus een rasechte Veurenaar, verbleef gewoonlijk in Veurne, maar betrok amper tien km. verderaf in Alveringem een buitengoed. In die jaren hadden verscheidene Veurnse families uit de adel en de hogere burgerij een buitenverblijf in Alveringem. Zij volgden hierin het voorbeeld van de prelaat van de Sint-Niklaasabdij die in Alveringem een kasteeltje bezatGa naar voetnoot(7). Nu nog bewaart de Sint-Walburgakerk in Veurne een zilveren kelk met volgende inscriptie: Sacello castrali P.J. Dacquet 1770. Deze sacellum castrale, de huiskapel van Da- | |
[pagina 196]
| |
cquet, lag in AlveringemGa naar voetnoot(8). Pieter Dacquet werd in zijn omgeving ongetwijfeld als een vooraanstaand, gefortuneerd en integer man aangezien; in 1771-82 was hij o.m. syndic van het klooster der kapucijnen in VeurneGa naar voetnoot(9).
Twee van zijn zonen, Guillaume en Charles Dacquet, volgden hem na zijn dood in de pannenfabriek op, maar zoals met de vader het geval was, kan men zich afvragen of ze wel voltijds met de pannenfabriek bezig waren. Guillaume was immers, net zoals zijn vader, te Veurne ontvanger van stad en kasselrij en werd later (1785) nog baljuw van de NoordvierschaereGa naar voetnoot(10), en Charles koos de militaire carrière als capitaine de cavalerie au service des provinces belges unies. Deze Charles stierf kinderloos te Veurne in 1811.
De pannenfabriek werd opgericht in Alveringem nabij de Lovaart, even buiten het dorpscentrum in de richting van Oeren, ten noorden van de wijk Fortem. Ferraris tekent het gehucht aan waar de fabriek lag met de naam Het Pannen-Dorp (ca. 1773) en De Flou geeft Pannendorp op met citaten tussen 1800 en deze eeuw (1913). In de volksmond werd de instelling het fabriekske geheten. De naam leeft nu nog in Alveringem en daarmee wordt de omgeving bedoeld tussen de Vaartstraat en de Groene Dreef, Oostover in Alveringem.
Van bij haar oprichting in 1763 werkte ze met een groot aantal werklieden en ze was de belangrijkste fabriek van de kasselrij Veurne. Ze leverde ronde dakpannen naar Hollands model en van uitstekende hoedanigheid. Deze pannen werden, volgens de douaneverslagen uit de jaren 1770, in grote hoeveelheden aan Frankrijk verkocht. De pannen vormden een retourvracht voor de binnenlanders van Sint-Omaars, die kalk, kalkas en cendres trempées aanvoerden voor de bemestingGa naar voetnoot(11).
In de jaren 1780 werd de uitvoer van Alveringemse dak- | |
[pagina 197]
| |
pannen geschat op 200.000 stuks per jaarGa naar voetnoot(12).
Even vóór de Franse inval stond de pannenfabriek van de gebroeders Dacquet op haar hoogtepunt. Er werkten 37 personen: 25 volwassenen, 10 jongens en 2 meisjes.
De jaarlijkse produktie bestond uit 450.000 tuiles courbes à couvrir, 10.000 cappes ou faitières, 3.000 arretiers en 30.000 daktegels. De nodige klei werd uitgegraven in de onmiddellijke omgeving van de fabriek en jaarlijks waren er circa 90.000 kleine bussels hout nodig om de ovens te stoken.
Dacquets fabriek voorzag niet alleen de omgeving van pannen maar exporteerde vooral naar Sint-Omaars en Duinkerke; naar het scheen waren de meeste moderne gebouwen in Duinkerke gedekt met pannen van Alveringem. De pannen werden verscheept via de Lovaart, die begon in de vesting van Veurne en verbinding gaf met de Ijzer aan de Fintele te Pollinkhove.
In vendémiaire jaar II (sept.-oct. 1793), bij de vroegste Franse invallen, toen het Westen van onze provincie veel schade opliep, werd ook de pannenfabriek van Alveringem zwaar getroffen. Ze werd in brand geschoten door het zesde bataljon des fédérés de la Seine inférieure, dat toen toevallig gekantonneerd lag rechtover de fabriek. Een groot deel van de fabrieksgebouwen, de loodsen, het woonhuis van de eigenaars, machines en gereedschap gingen in de vlammen op of werden geplunderd. Enkele werkmanswoningen in de buurt, eigendom van de fabriek, werden eveneens vernield of beschadigd.
De situatie was zo erg dat de eigenaars erdoor plat geruïneerd waren en over de werklieden wordt gezegd dat ces malheureux se sont refugiés sous les débris de la manufacture; zo schrijft het kantonbestuur aan de prefect te Brugge in een enquête naar de toestand van de bedrijven in het LeiedepartementGa naar voetnoot(13).
Toch zijn de Dacquets erin geslaagd met de zaak opnieuw van wal te steken; het is niet gekend waar ze hiertoe de no- | |
[pagina 198]
| |
dige kapitalen konden vinden. In het jaar VI der Franse Revolutie berichtte het kantonbestuur van Lo, waaronder Alveringem ressorteerde, aan de centrale administratie te Brugge, dat het pannenbedrijf sinds enige tijd weer op gang was gebracht.
De twee Dacquets hadden hun zaak nu ingericht imité sur celle de la Hollande. Ze hadden weer een 20-tal werknemers in dienst en alhoewel ze ook paarden hadden ingespannen in hun fabriek om mankracht te besparen (des chevaux pour moudre l'argile), toch was het bedrijf nog verre van wat het vroeger was. Het kantonbestuur schatte, blijkbaar naar inlichtingen door de eigenaars zelf verschaft, dat de produktie van vóór de Franse Tijd wel 2/3 sterker was dan bij deze aangifte; er werd beweerd dat het nog lang zou duren vooraleer alles weer was zoals weleer!Ga naar voetnoot(14).
De gebroeders Guillaume en Charles Dacquet, die in de Franse Tijd voor de zaak instonden en officieel, en zeker ook in feite, in Veurne woonden, hebben vermoedelijk in de slechte jaren van de eerste Franse bezetting Veurne verlaten om een paar jaar in Brugge te gaan wonen. De oudste kinderen van Guillaume zijn in Veurne geboren, ook het jongste, maar Louis, die de zaak later zou overnemen, is in 1793, juist in die troebele jaren, in Brugge geboren!
Zeker is het daarenboven dat pannenfabrikant Guillaume-Dieudonné d'Acquet in 1822 in Brugge is gestorven; hij is dus na zijn terugkeer in Veurne weer naar Brugge gaan wonen. Zijn zinking in de O.-L.-Vrouwkerk te Brugge wordt vermeld in de kroniek van J.K. VerbruggheGa naar voetnoot(15). Hij schijnt geen bindingen meer met Veurne te hebben gehad en werd begraven in Alveringem waar zijn zoon toen woonde en waar de familie verscheidene eigendommen bezat.
Het is niet met name bekend wie er na de gebroeders Dacquet de pannenfabriek verder uitbaatte. Als de onderneming in handen is gebleven van deze familie, dan kan alleen Louis-Denis Dacquet, zoon van Guillaume-Dieudonné, daarvoor in aanmerking zijn gekomen. Louis Dacquet was | |
[pagina 199]
| |
rijksontvanger der belastingen en gemeenteontvanger van de gemeenten Alveringem, Oeren, Sint-Rijkiers en Eggewaartskapelle en de laatste Dacquet die met Alveringem iets te maken had. Hij was geboren in Brugge in 1793 maar woonde effectief in Alveringem. In 1828 hertrouwde hij en zijn kinderen staan geboekt in de burgerlijke stand van Alveringem tot in 1841. In 1844 verliet hij de gemeente doordat hij benoemd was tot ontvanger der Directe Belastingen in Roeselare. In Roeselare verbleef hij tot in 1864 en werd afgeschreven naar Bovignies (Luxemburg). Hij stierf in 1872 te Sint-Gillis bij BrusselGa naar voetnoot(16).
Wat er verder van de Alveringemse pannenfabriek is geworden na het vertrek van de laatste Dacquet uit Alveringem, valt niet te achterhalen. Misschien betekende zijn vertrek wel het einde van de zaak.
In 1836 was de pannenfabriek nog in volle bedrijvigheid. Ph. Vandermaelen vermeldt une tuilerie onder Alveringem, ongetwijfeld de pannenfabriek van sieur DacquetGa naar voetnoot(17). | |
[pagina 200]
| |
Latere sporen van de pannenfabriek zijn nergens meer te vinden. Ook in Alveringem zelf is de geheugenis aan een pannenfabriek volledig uitgewist. Alleen de naam 't Fabriekske herinnert in de mond van de oudere Alveringemnaren nog aan de grootste industriële bedrijvigheid die de gemeente vroeger ooit bezatGa naar voetnoot(18). Maar zelfs tot in onze dagen lieten de latere uitgevers van verzamelwerken niet na, ongestoord, alsof alles nog was zoals ten tijde van Vandermaelen, steevast bij Alveringem te vermelden: bekend om zijn dakpannen! Zo doet bvb. de Winkler Prins, uitg. 1947: bekend door haar dakpannenGa naar voetnoot(19). Het Woordenboek van E. De Seyn doet het nog beter in zijn tweede uitgave van 1951: bekend om zijn dakpannenfabrieken (meervoud!)Ga naar voetnoot(20). Redenen te over om de latere afschrijvers van Vandermaelen heel wat minder krediet te gunnen dan hun nauwgezette voorganger!
De pannenfabriek van Alveringem was voor het Veurnse niet zonder belang. Toen de prefect van Brugge zich documenteerde over de huizenbouw in zijn departement (1812), kwam aan het licht dat Veurne-Ambacht zo goed als de enige streek van West-Vlaanderen was waar bijna alle huizen met stenen dakpannen waren gedekt. Dat de dakpannenfabriek van Alveringem, die op dat moment bijna een halve eeuw bedrijvigheid achter de rug had, daarvan aan de basis lag, is meer dan waarschijnlijk en wettigt de regels die wij hier aan haar hebben gewijd. l. van acker |
|