Biekorf. Jaargang 82
(1982)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 129]
| |
De drukkersfamilie De BusscherOnder bovengemelde titel schreef A. Viaene in Biekorf 1962, blz. 33-40 zijn belangrijk artikel over de Brugs-Gentse drukkers en boekhandelaars Joseph en Guillaume De Busscher. Wij wagen ons aan een aanvulling die voornamelijk over Joseph De Busscher gaat. Zich steunend op Jules de Saint-GenoisGa naar voetnoot(1) en Aug. Vander MeerschGa naar voetnoot(2) schrijft A. Viaene dat Joseph De Busscher in 1770 in de Brugse drukkerswereld verschijnt, ‘en dat jaar in het gild opgenomen (wordt) met vrijstelling van proef, hetgeen laat vermoeden dat hij als meester uit een andere stad was aangekomen’. Volgens J. de Saint-Genois werd De Busscher bij keizerlijk decreet ontslagen van leertijd en meesterwerk. Hij duidt voor deze melding geen bron aan. We moeten ons behelpen met wat we hebben om hier naar enige duidelijkheid te streven. Dit is niet eenvoudig, gelet op de grote leemten die het archief van de Brugse librariêrs vertoontGa naar voetnoot(3). Het is zeker dat De Busscher een octrooi heeft aangevraagd. We hebben er het bewijs van in de ereloonnota van notaris Albert De Gheldere die op 20 maart 1770 het advies van het librariërsgild heeft opgesteld causa de requeste gepresenteerd aan de majesteit bij de weduwe Sloovere tot becommen het vrijdom onder den ambacht voor Joseph De BusscherGa naar voetnoot(4). De vraag is nu: was dit een aanvraag tot het bekomen van octrooi, in het verlengde van het octrooi destijds verleend aan Pieter De Sloovere, of was het daarbij oak een aanvraag tot het bekomen van vrijstelling van proeftijd en meesterwerk? Er is van beide mogelijkheden een voorbeeld bewaard. Op 29 augustus 1778 ontving Macarius Lacroix keizerlijk octrooi het ambacht van drukker en boekhandelaar te Brugge uit te oefenen. Bij de toekenning werd niet verwezen naar zijn lidmaatschap van het gild der librariërs of naar zijn leertijd of meesterproef. Die zullen dus ondersteld aanwezig geweest zijn, gezien gunstig advies door de eed der Brugse librariërs was gegevenGa naar voetnoot(5). Heel wat vroeger, op 31 mei 1762, kreeg Joseph Van Praet, lakenhandelaar te Brugge. eveneens het octrooi als drukker en boekhandelaar te opereren in deze stad, maar tevens werd hij uitdrukkelijk ontslagen van proeftijd en meesterwerkGa naar voetnoot(6). Het is hieruit duidelijk dat het desbetreffende ontslag kon gegeven worden aan aanvragers die op geen enkele wijze het drukkersberoep hadden aangeleerd. Men hoeft het dus niet te gaan zoeken in de mogelijkheid dat de leertijd in een andere stad was doorgebracht. Een Bruggeling die | |
[pagina 130]
| |
niet voor drukker in de leer was geweest, maar bij machte was de investering van drukpers, letterkasten en de aankoop van boeken te doen, alsook de octrooirechten te betalen aan de centrale overheid en de inschrijvingsrechten bij het plaatselijk gild, kon zich minstens vanaf 1762 als drukker-boekhandelaar vestigen. Dat De Busscher niet uit een andere stad kwam, kunnen wij besluiten uit de biografische gegevens die we over hem opzochten. Hij werd immers te Brugge geboren op 6 oktober 1741 als zoon van Amatus De Busscher en Pieternelle De Necker. Hij werd gedoopt in de O.-L.-Vrouwkerk (derde portie) en had Joseph Reyniers en Isabelle Vermeire als peter en meter. In 1761 werd hij lid van de Vrije Archiers te St.-KruisGa naar voetnoot(7). Het sierlijke handteken dat hij ander zijn doodschuldbelofte plaatste toont aan dat de toen 20-jarige jongeman een goede opvoeding had genoten. Op 5 September 1762 werd hij lid van de schuttersgilde St.-Sebastiaan in de CarmersstraatGa naar voetnoot(8); beide gelijkvormige handtekeningen evenals de vermelding filius Amati geven ons de zekerheld dat het wel degelijk de Joseph De Busscher betreft die ons hier interesseertGa naar voetnoot(9). Wat richtte hij uit tussen 1761 en 1770? Wij vonden hierover geen enkel afdoend antwoord, zodat er twee onderstellingen kunnen gemaakt warden: ofwel was hij drukker, ofwel oefende hij een ander beroep uit. In het tweede geval is het niet onmogelijk dat hij wellicht schoolmeester of bediende in één van de Brugse handelszaken, klerk bij een notaris, enz. was. In ieder geval wijst niets erop dat hij toen reeds als drukker, en zeker niet als zelfstandig drukker zou gewerkt hebbenGa naar voetnoot(10). De andere mogelijkheid, uitgaande van de onderstelling dat hij wél het drukkersambacht leerde, brengt ons bij de meesterdrukker Pieter De Sloovere. Deze was in die periode de belangrijkste Brugse leermeester: minstens een half dozijn jonge mannen, die zich achteraf te Brugge vestigden als drukker en boekhandelaar, gingen hij hem in de leerGa naar voetnoot(11). Pieter De Sloovere, geboren in 1713Ga naar voetnoot(12) was op 12 juni 1736 gehuwd met Isabelle Van den Driessche. Zij hadden één dochter, Isabelle, geboren op 11 augustus 1745. Nadat zijn eerste vrouw op 3 december 1758 overleden was, trad De Sloovere,een tweede maal in het huwelijk met Anna Van der Piet. Hij was toen 46 jaar, de bruid was er achttien. Het huwelijk werd op 7 augustus 1759 ingezegend in de O.-L.-Vrouwkerk door | |
[pagina 131]
| |
Pater Antoon De Meester, prior der dominikanen. Zoals men weet was De Sloovere in de Predikherenstraat gevestigd in het huis ‘Den Braembosch’. In de hypothese dat De Busscher bij De Sloovere de stiel zou geleerd hebben en na zijn leertijd bij hem zou blijven werken zijn. zou meteen de verklaring gevonden zijn waarom bij diens overlijden 8 december 1767, drukkerij en boekhandel gewoon bleven verder lopen; de jonge weduwe kon zich in dit geval op De Busscher verlaten. Het feit dat ze 28 jaar jonger was dan haar overleden echtgenoot en dat hun huwelijk kinderloos bleef zal wellicht oorzaak geweest zijn dat ze niet overmatig om zijn heengaan heeft getreurd. Kort na zijn overlijden werd ze lid van de schuttersgilde St.-JorisGa naar voetnoot(13) wat er meteen niet op wijst dat zij uitsluitend aan de zaak moest denken. In 1770 volgde dan het huwelijk tussen de weduwe en Joseph De Busscher. Eerst had op 10 augustus de ondertrouw plaats in de O.-L.-Vrouwkerk, vervolgens op 16 augustus het huwelijk in de St.-Jacobskerk. De getuigen waren telkens Willem De Busscher, broer van Joseph en procureur Karel Loys, oom en peter van de bruid. Zij was 29 jaar, hij was er 28. Zolang geen nieuwe elementen gevonden worden, weten wij dus met zekerheid dat De Busscher te Brugge geboren werd en er leefde, maar weten wij niet of hij drukker van beroep was. Het kan dat hij dit niet was. en net als Joseph Van Praet in het gild opgenomen werd zonder proeftijd of meesterwerk. Het feit dat hij reeds in 1771 deken van het gild werd, wijst erop dat hij zeker niet tegen de wil van de andere drukkers het octrooi met vrijstelling had verkregenGa naar voetnoot(14). Bij de ondertrouw werd de voornaam van De Busscher exact weergegeven: Joseph, terwijl bij het huwelijk de voornaam Jacobus werd vermeld. Een lapsus van de pastoor, of een tweede gebruikelijke naam voor De Busscher? Dit sterkt ons in ieder geval in onze veronderstelling dat de Jacques Busscher, teneur de livres à BrugesGa naar voetnoot(15) die in 1783 voorkomt op de ledenlijst van de vrijmetselaarsloge Les trois niveaux te Oostende, waarschijnlijk Joseph De Busscher wasGa naar voetnoot(16). Na 1775 was er geen vrijmetselaarsactiviteit meer te Brugge: La Parfaite Egalité was ingesluimerd. De dichtstbijgelegen loges bevonden zich te Gent en te Oostende. Was De Busscher toen reeds drukker van logeliteratuur? Niet onmogelijk. In ieder geval zou hier- | |
[pagina 132]
| |
door een filiatie van logelidmaatschap tot uiting komen, gezien zijn zoon Guillaume De Busscher-Marlier later (na 1803) lid werd van de Brugse loge La réunion des amis du Nord en van de Gentse loge Les Vrais Amis (in 1818) en over de nodige houtblokken met maçonnieke symbolen beschikte om voor de loges te drukkenGa naar voetnoot(17). Een bijkomend element is dat een schoonbroer van Joseph De Busscher lid was van de Brugse loge La Parfaite EgalitéGa naar voetnoot(18). Joseph Druart (1732-1797) afkomstig uit Emmery (bisdom Cambrai) was met Maria De Busscher, oudere zuster van Joseph, gehuwd. Hij was huisbewaarder van het landhuis van het Brugse Vrije en tafelhouder. Het was in deze laatste hoedanigheid dat hij als frère à talent lid werd van de Brugse logeGa naar voetnoot(19). Het is dus mogelijk dat Joseph De Busscher langs zijn schoonbroer om met de vrijmetselaarswereld in aanraking kwam. Het is eveneens mogelijk dat hij reeds vóór of na 1770 drukwerk, zoals uitnodigingen, diploma's en huldeadressen. voor ‘La Parfaite Egalité’ bezorgde.
Een ander vraagteken wensen wij te plaatsen achter de omschrijving van De Busscher als ‘bekwaamste en best uitgeruste drukker’ van Brugge. Beschikken we wel over voldoende elementen om de bekwaamheid en de equipering van de verschillende mekaar beconcurrerende Brugse drukkers te evalueren? Het is in ieder geval zeker dat Joseph Van Praet een aanzienlijker hoeveelheid drukwerk produceerde. Hij was immers niet alleen drukker van het Brugse Vrije maar had in 1767 het drukwerk van de stad Brugge verkregen, ten nadele van Pieter De Sloovere. Het ons bekende drukwerk, ook boeken en almanakken, was bij Van Praet Zeker niet van mindere kwaliteit dan bij De Busscher. Ook J. Bogaert betoonde vanaf 1784 heel wat dynamisme, terwijl De Moor, Beernaerts, Van Hese en anderen evenmin onverdienstelijk werk leverden. De oogst van wat men aan drukwerk van Joseph De Busscher kan terugvinden is daarentegen niet omvangrijk. Het ligt daarbij hoofdzakelijk in het verlengde van wat zijn voorgangers Wydts en De Sloovere uitgaven: de Comptoir-Almanach en allerhande praktische zakboekjes met reducties of omzettingen van munten, maten en gewichten. De enige auteur die De Busscher uitgaf, P. de Beaucourt de Noortvelde, drukte ook werk bij De Sloovere. Beaucourt zou trouwens na twee titels bij De Busscher enkele jaren later naar J. Bogaert overstappen. Joseph De Busscher besteedde volgens A. Viaene bijzondere zorg aan de opvoeding van Guillaume, omdat het zijn enige zoon was. De zorgvuldige opvoeding zal er ongetwijfeld geweest zijn, maar niet de motivatie. Joseph De Busscher en Anna Van der Piet had- | |
[pagina 133]
| |
den immers acht kinderen, waarvan zes de volwassen leeftijd bereiktenGa naar voetnoot(20). De oudste zoon, Joseph Pierre De Busscher, geboren op 30 september 1773. werd eerst handelaar (hij staat met dit beroep vermeld op de huwelijksakte van Guillaume in 1798), stond op zijn eigen huwelijksakte in 1801 vermeld als fabrikant, en werd later hoofdgreffier bij de rechtbank van eerste aanleg. Hij woonde bij zijn overlijden op 2 april 1843 in het mooie 18de eeuwse huis van het Brugse Vrije, Hoogstraat 4. Joseph De Busscher was gehuwd met Sophie De la Rue, waardoor hij de schoonbroer was niet alleen van notaris Vincent De la Rue, maar ook van Joseph Van der Linden, lid van het Voorlopig Bewind in 1830, later directeur van de Schatkist en liberaal gemeenteraadslid te Brugge. Joseph Pierre liet een belangrijke verzameling boeken na, waarvan men kan onderstellen dat hij ze gedeeltelijk van zijn vader had geërfdGa naar voetnoot(21). Na Guillaume-Joseph De Busscher-Marlier (1774-1852) de bekende drukker, en na André-Antoine De Busscher (o 1776, jong gestorven) waren er nog: Charles-Jean De Busscher (o 5 maart 1777, overleden vóór 1826) die brouwer werd en gehuwd was met Marie Fonteyne; Anne-Jacqueline De Busscher (1778-1825) die huwde met de geneesheer Jacques de Mersseman seniorGa naar voetnoot(22); François-Joseph De Busscher (o 3 september 1780) die lakenhandelaar werd en in 1810 huwde met Justine Van Outryve, dochter van Jean Van Outryve De Bare; Jacques-Jean De Busscher (o 1783, jong gestorven) en Marie-Isabelle De Busscher (o 14 augustus 1785) die huwde met blauwverwer J. De Smedt. Joseph De Busscher volgde zijn zoon Guillaume niet, toen die in 1815 naar Gent verhuisde. Hij bleef rentenieren in de Boomgaardstraat en overleed er op 21 december 1826: hij had de hoge leeftijd van 85 jaar bereikt. A. VAN DEN ABEELE Leest, merct, ende verstaet,
So siet ghy hoet in de werelt gaet.
Jan Gailliaert, Emden. 1560 |
|