Biekorf. Jaargang 82
(1982)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 112]
| ||||||||||||||||||||||||||||
De Westvlaamse lintweversDe oudste gegevens over het weven van band en lint in onze streken dateren uit de eerste helft van de jaren 1700. Lintwevers in gildeverband laten we hier buiten beschouwing. Indien er vóór de 18de eeuw linten werden geweven dan zullen alle gegevens terug te vinden zijn in de linnenproduktie, de wolverwerkende of de zijde-industrieën, al naar gelang het ging over linten van garen, wol, zijde en later zelfs van katoen. Het zwaartepunt lag al van bij de aanvang in het Westland, langs de grens met Frankrijk. Lint en twijngaren was een dankbare smokkelwaar en de officiële inlichtingen uit de Oostenrijkse Tijd, die uitsluitend steunen op de rapporten van de douaneofficieren, zijn dan ook met een korreltje zout te nemen, vooral wat betreft produktiecijfers. | ||||||||||||||||||||||||||||
De aanzetEnkele bedrijfjes klimmen op tot de eerste decennia van de 18de eeuw. Een opgave uit 1806 ten tijde van Napoleon, waarin de betrokkenen antwoordden op de vraag sinds hoelang hun onderneming al bestond, geeft volgende nauwkeurige stichtingsjaartallen voor de lintweverij in Ieper: Boelaert 1746, Bonduelle 1781, Parent 1788, Calmeyn 1790 en De Poortere 1800Ga naar voetnoot(1). Voor Poperinge was de weverij Billiau sinds 1766 in bedrijf. Alleen het antwoord van Dehem-Lewille uit Ieper, dat zijn lintweverij precies 200 jaar oud was, zal wel gefantaseerd zijnGa naar voetnoot(2). Menen heeft de oudstbekende lintweverij. Op geloofwaardige gronden mag de weverij van sieur Cornille gedateerd worden op 1732. Dit bedrijfje telde negen werknemers in 1770 en produceerde eveneens garen. Ook elders ging de garentwijnderij veelal samen met de lintweverij. Beide bedrijfstakken gebruikten immers nagenoeg dezelfde grondstoffen. Het fabriekje van Cornille, dat heel zijn bestaan door meer een garenhandel was dan een lintweverij, wordt in de Franse Tijd nergens meer vermeld. Wat we ervan weten sluit aan bij de algemene constatatie inzake smokkel | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| ||||||||||||||||||||||||||||
van garen naar Frankrijk. De afzet van linten gebeurde, althans volgens de officiële douaneverslagen, naar Gent en Bergen. Frankrijk wordt nergens vernoemdGa naar voetnoot(3). | ||||||||||||||||||||||||||||
In de Franse TijdMet de Franse Tijd komen de eerste concrete gegevens over omvang en betekenis van de Westvlaamse lintweverij. Ze was een eigen specifieke tak van de linnenweverij geworden en werd bijna uitsluitend beoefend langs de grens met Frankrijk. Aan de hand van diverse tellingen en opgaven kunnen we de volgende tabel opstellen, waaruit de toestand van de lintweverij in ons departement juist vóór de Franse Revolutie nauwkeurig geschetst wordt (toestand circa 1791-92). De gegevens werden ingewonnen in 1794-96, maar beschrijven een bestaande toestand.
Rond deze stadjes waren hier en daar alleenstaande lintwevers aan het werk, zoals de weduwe J. Vermeersch in Izenberge, die in het jaar VI een patent betaalde als rubanière, en Gaspar Verhelst uit Roeselare, gepatenteerde lintwever eveneens in het jaar VIGa naar voetnoot(4). Verderop in het Leiedepartement kwamen maar zeer sporadisch lintwevers voor. Te Brugge was er één lintwever bekend, Bruno Maertens, die zijn patent als lintwever aanvroeg voor het jaar VIIIGa naar voetnoot(5). In de opgaven van het jaar 1794 staat ook welke grondstoffen nodig waren en in welke hoeveelheden. Gewoonlijk was dit du fil gris et blanc. Ook bleu d'asur en stijfsel komen voor (Komen) en Pieter Ghyselen uit Ieper was de enige die indigo en andere verfstoffen gebruikte. De hoeveelheden lagen aan de lage kant. Band en lint zijn hierin niet te vergelijken met de gewone stoffen. Het produceren | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| ||||||||||||||||||||||||||||
van twijn en naaigaren gebeurde in bijna alle lintweverijen. Ongeveer de helft van de opgegeven werknemers waren kinderen van minder dan acht jaar! Alleen in Komen werkten een paar vrouwen mee. Elders uitsluitend mannen en jongens. | ||||||||||||||||||||||||||||
Hoe belangrijk was de lintweverij?De belangrijkheid van deze tak der weverij blijkt uit de enquêtes gevoerd naar aanleiding van de oprichting van de Kamers van Koophandel in onze gewesten. Aanvankelijk werd immers gedacht afzonderlijke consultatieve kamers of commissies in te stellen per bedrijfstak, en wel zo uitgebreid mogelijk per gewest of per stad. Inlichtingen daterend van december 1806 en bedoeld om te vernemen welke consultatieve kamers nodig waren in het Leiedepartement, geven de volgende verdeling, die meteen een waardeschatting is, voor het arrondissement Ieper, het enige arrondissement waar er lintwevers in verband met deze kamers worden vermeld:
De onderprefect van Ieper vroeg in februari 1807 zes kamers aan voor de zes bijzonderste bedrijfstakken. Hierin was er één voorzien voor de lintwevers. Deze vraag, die vergezeld ging van een opgave waarin zeker niet te laag werd geschat, geeft voor het arrondissement leper tien lintweverijen op, wat ongeveer overeenstemt met de tabel uit 1794 (zie hoger), maar met 225 tewerkgestelden. Dit was zeker overschat. De bekende Mémoire Statistique van prefect Viry geeft voor het jaar IX (1800) maar acht meesters en 50 compagnons in het hele departement! Ook dit kan, zeker voor wat de cijfers der tewerkstelling betreft, niet juist zijn. Viry telde toen zelfs geen enkele apprenti in onze lintweverijGa naar voetnoot(6). | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Alle gegevens tonen duidelijk dat onze lintweverij een kleine maar zelfstandige tak van de textielindustrie was en meestal bij garentwijnders en dergelijke manufacturen aanleunde. De lintwevers behoorden tot de meer begoede negocianten. Bij de instelling van een departementele commission de commerce (arrest van 6 therm., jaar IX) werden volgende fabricans de rubans de fil et laine uit het Ieperse aangeschreven om er deel van uit te maken (aug. 1801). Uit Ieper Boelaert (Oude Houtmarkt), De Poortere (Torhoutstraat), Pareit (id.), Ovyn (Mesenstraat) en Ghyselen (Lange Meers). Uit Komen Lowyck, maire van Komen, qui occupe beaucoup de métiers. | ||||||||||||||||||||||||||||
Bloei der lintweverijIn de Franse Tijd heeft de lintweverij ongetwijfeld haar voorspoedigste tijd gekend. De opgave van 1794 Wijst erop dat de productie met ongeveer een derde was gedaald in Ieper, maar zich kon handhaven in Komen, en dat de arbeidsbezetting overal lichtjes geslonken was. In de eerste maanden na de invallen kende handel en nijverheid inderdaad een plotse inzinking. Maar de onder Napoleon volgende maatregelen ten voordele van de industrie hebben ook de lintweverij krachtig gestimuleerd. Het feit dat nu plots de markt van het Franse Keizerrijk open lag, markt waar naartoe vroeger alleen kon gesmokkeld worden, bevorderde in niet geringe mate de expansie van de Westvlaamse lintweverij. De Poperingse lintwever Billiau bekloeg er zich niettemin over dat de Hollandse en Duitse linten nu ook vrij en zonder rechten mochten ingevoerd worden (1797). De cijfers der tewerkstelling, verzameld in 1794, geven circa 150 werknemers in deze sector. Nieuwe namen duiken nog op (Ovyn) en nieuwe bedrijven ontstaan door splitsing (De Poortere). De inzinking uit 1794, op een derde van het vroegere volume geschat, was vlug voorbij en in 1807 is de lintweverij zo bloeiend dat men het cijfer 225 durft vooropstellen. De overheid beschouwde de lintweverij als een bloeiende tak van de industrie, waarvoor het verantwoord was afzonderlijke handelskamers in te richtenGa naar voetnoot(7). | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Het vervalHoe het met onze lintwevers verging na Napoleon, toen de Franse markt opnieuw door een grens werd afgesloten, is minder duidelijk. Vermoedelijk waren de eerste decennia nog voorspoedig. In 1820 exposeerden enkele Westvlaamse lintwevers hun produkt in de grote Nijverheidstentoonstelling te Gent, waaraan talrijke industriëlen uit Noord en Zuid deelnamen. Band en lint kreeg er een afzonderlijke afdeling. De Poorter-Roffiaen uit Ieper dont la fabrique est très importante bekwam een zilveren medaille als eerste prijs. Hij deed zaken met het buitenland en zijn linten en banden uit garen en wol waren ongemeen sterk. In dezelfde expositie bekwam Hypoliet Boelaert uit Ieper een bronzen medaille en Pierre Billiau uit Poperinge een eervolle vermelding. Vergeleken met het totaal en de kwaliteit van de overige deelnemende lintwevers uit het Koninkrijk der Nederlanden sloeg West-Vlaanderen een goed figuur en lag het zwaartepunt van onze nationale lintweverij ongetwijfeld in het Ieperse. Naast de Westvlamingen namen alleen een zijdelintwever uit AntwerpenGa naar voetnoot(8), een Gentenaar, twee lintwevers uit 's-Hertogenbosch en één uit Doornik deel aan deze nationale tentoonstelling. Zij konden alleen een bronzen medaille en een paar eervolle vermeldingen in de wacht slepenGa naar voetnoot(9). In 1834 was de Westvlaamse lintweverij nog steeds springlevend. Dit lezen wij in het verzamelwerk van Louis BelletGa naar voetnoot(10). Bij Ieper wordt opgegeven dat er weverijen bestaan van zijden, wollen en garen linten. Ook Wervik zou un grand nombre de fabriques de rubans hebben geteld. Komen en Poperinge worden niet meer vermeld, maar Wervik zal hier wel bij vergissing voor Komen staan? Waarschijnlijk heeft de algemene lijnwaadcrisis der jaren 1847-50 zware slagen toegebracht aan deze specifieke tak der linnennijverheid; mechanisatie zal ook hier de kleine bedrijven voor grote problemen hebben gesteld. Bedenken we verder dat het overvloedig gebruik van linten en strikken, van band en rijgkoorden, eigen aan de mode uit grootmoeders tijd, concurrenten kreeg. Het elastiek kwam op: | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| ||||||||||||||||||||||||||||
ritssluiting en meer andere nieuwigheden verdrongen meer en meer lint en band. In de provinciale expositie te Brugge, 1880, ter gelegenheid van 's Lands Halfeeuwfeest, waar West-Vlaanderen met de grootste diversiteit van zijn producten naar voren trad, lagen geen linten meer en waren de lintwevers niet meer present. In de kantonnale almanakken en provinciale wegwijzers van halfweg de vorige eeuw werden bijna geen lintwevers meer opgegeven. Alleen Seys in de Elverdingestraat te Ieper en d'Ennetières-Forge uit Komen, houden stand tot aan de eerste wereldoorlog. De oorlog 1914-18 die het thuisland van de Westvlaamse lintwevers grondig verwoestte, heeft de laatste geheugenis aan deze uitloper van een oude manufactuurnijverheid voorgoed uitgewist. l. van acker |
|