Filologie in de 16e eeuw
Een Arrianus-uitgave van Bon. Vulcanius
Genève, 1575
Recent kon de Brugse Stadsbibliotheek de door Bon. De Smet (Vulcanius) in 1575 uitgegeven Anabasis van Flavius Arrianus: De Expeditione Alexandri Magni Historiarum Libri VIII verwerven. Dit werk van de ‘andere Xenophon’, geconcipieerd te Athene tussen 147-170 na Christus, wordt meteen de oudste Vulcaniusdruk te Brugge. De vijf andere te Brugge bewaard zijn resp. de Batavia, 1586, Aristoteles, 1591, Apuleius, 1594, Iornandes, 1597 en zijn magistrale Thesaurus utriusque linguae uit 1600, dit laatste ook een recente aanwinst voor Brugge.
De omstandigheden die tot de druk uit 1575 leidden zijn vrij bekend gebleven. Henri Stephanus (Estienne), zoon van de Parijse drukker Robert Estienne (1503-1559), week uit naar Genève, en zou in het totaal 58 Latijnse en 75 Griekse auteurs op zijn pers leggen, waaronder achttien in editio princeps. De Arrianus-uitgave hier, een complement op de geschiedenis van Alexander de Grote, waarvan Estienne zelf in 1561 (2e uitgave reeds in 1581, in-fol) de tekst van Xenophon had klaargemaakt, kwam geheel onverwacht op naam van de Brugse filoloog Vulcanius. Deze was op zoek naar een uitgever voor zijn Cyrillus-studie, en zou bij Estienne een kans krijgen, als hij eerst voor hem de Arrianus klaar maakte.
In december 1574 gaf de drukker-filoloog zelf hem een ‘corrupt’ Konstantinopolitaans handschrift, met de bedoeling op de boekenbeurs te Frankfurt van september 1575 de tekst te presenteren. Zo Zo commercieel kon dit liggen.
Vulcanius werkte eraan tot juni 1575, een zestal maand dus. Waar deze de bedoeling had eerst dit handschrift te vergelijken met een ander hem bekend hs. van de stadsbibliotheek te Augsburg, en verder een juxta-lineaire vertaling mee af te drukken, van de hand van ofwel P. Vergerio, een leerling nog van Petrarca, of van Barth. Faccius (in 1508 in druk verschenen te Pesaro), ging geen van deze ‘wetenschappelijke’ plannen door. Ten eerste omdat de tekst uit Augsburg hem pas in juli 1576 bereikte, en deze van Vergerio helemaal niet. Bovendien bleek de tekst van Faccius zo ongeordend en onbeargumenteerd, dat Vulcanius besloot een eigen vertaling te maken. Wat dus de hoofdprestatie van deze uitgave is.
Wat B. Vulcanius nu met de Griekse tekst deed was miniem: alleen lichte tekstemendaties werden uitgevoerd; de dubieuze passages liet hij ongemoeid, wat overigens het beste was. Hij beloofde, in de inleiding op het werk, bij een tweede editie deze passages te zullen uitzuiveren. Positief was verder dat hij in de uitgave van 1575 parallelteksten afdrukte: over 65 blz. het leven van Alexander, in de versie van Plutarchus, verder 2 blz. nota's uit Livius, en twee keer 1 blz. uit Justinus resp. Curtius. De eigenlijke tekstuitgave bedroeg 198 blz. in-folio.
Zoveel kwalijke moeite hielp Vulcanius uiteindelijk weinig vooruit. H. Estienne weigerde reeds in augustus 1575 de Opera van Cyrillus op zijn pers te leggen, terwijl hij hem in februari 1577 duide-