Biekorf. Jaargang 81
(1981)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 197]
| |||||||||||||
[Nummer 3]Onbekend werk van Eduard de DeneHet regeringseinde van Karel V was voor de vorst, maar vooral voor zijn onderdanen, een tumultueuze en sombere periode. Ter inleiding op wat volgt, brengen we uit deze periode en meer bepaald uit de jaren 1551-1553 vooraf enige politieke gegevens samenGa naar voetnoot(1). In 1551 sluit de Franse koning Hendrik II een alliantie met de Duitse protestantse vorsten, en verklaart op 26 september van dat jaar de oorlog aan Karel V. Hendrik II neemt Metz in (10 april 1552), en de Duitse vorsten jagen de keizer in Duitsland zelf op de vlucht. Het beleg van Metz door Alva in januari 1553 levert Karel niets op; de bisdommen Metz, Toul en Verdun blijven intussen Frans bezit. Na keizer Karels nederlaag in Duitsland, en na de mislukking voor Metz, verplaatst de strijd zich naar de Nederlanden zelf. De steden Terwaan en Hesdin - waarvan Hesdin in de loop der jaren 1551-'52 verschillende malen van eigenaar wisselde - worden in 1553 (respektievelijk op 20 juni en 19 juli) door de keizerlijke troepen ingenomen en totaal verwoest. Dit is slechts een beknopte, en bijgevolg onvolledige beschrijving van wat er zich in de rommelige jaren 1551-'53 op politiek vlak afspeelde. Ze poogt echter wel de historische achtergrond te schetsen waartegen men de teksten, die in dit artikel uitgegeven worden, dient te lezen.
1981 lijkt een niet onvruchtbaar jaar te worden voor direct en indirect onderzoek rond de gebeurtenissen van 1553 in Terwaan en Hesdin. Twee zaken kunnen in ieder geval | |||||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||||
al vermeld worden. In het najaar wordt bij de uitgeverij Familia et Patria een studie over Terwaan gepubliceerdGa naar voetnoot(2), en enige tijd geleden maakten A. Dewitte en N. Geirnaert mij attent op twee papieren bladen met werk van de Brugse rederijker Eduard De Dene: twee folio's met gelegenheidspoëzie, geschreven naar aanleiding van de verovering van Terwaan en Hesdin in 1553Ga naar voetnoot(3). De bladen worden bewaard in het stadsarchief en maken er deel uit van de verzameling De MeyerGa naar voetnoot(4), waar ze tussen de bladzijden van het afschrift dat Just. van Damme in 1838 van De Denes Testament Rhetoricael maakte, werden ingevoegd. De folio's bevatten vijftien chronogrammen of jaarverzen (samen 84 regels) waarin telkens het jaartal 1553 werd verwerkt. Acht van deze jaardichten werden door De Dene in zijn Testament opgenomenGa naar voetnoot(5), de resterende zeven (41 versregels) waren tot nu toe onbekend. Geschiedkundig leveren deze folio's uiteraard geen nieuwe gegevens op, maar literair-historisch gaat het hier om een des te belangrijker vondst. Ik groepeerde een aantal motiveringen voor een dergelijke bewering in drie hoofdstukjes. | |||||||||||||
1. Bekend en onbekend werk van De DeneIn het Nationaal biografisch woordenboek geeft A. Schouteet een overzicht van wat er van De Denes werk bewaard bleefGa naar voetnoot(6): een refrein uit 1545 over de Bogardenschool; het bekende Testament Rhetoricael, een 465 folio's tellend ver- | |||||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||||
zamelhandschrift van 1561Ga naar voetnoot(7); de embleembundel De warachtighe fabulen der dieren uit 1567Ga naar voetnoot(8); de inleidende lofdichten bij het traktaat Van de peste van Jan Pelsers (Brugge, 1569) en tenslotte nog de Prijskaert, die hij voor de rederijkerskamer De Drie Santinnen opstelde in 1570. Bij deze reeks kunnen we ook nog de Rhetoricale wercken van Anthonis De Roovere vermelden, waarvan De Dene in 1562 de uitgever was, en waarin hij o.a. een voorbericht schreefGa naar voetnoot(9). Toch is volgens Schouteet nog een aanzienlijk deel van zijn werk verloren gegaan: een verklaring die volledig beaamd mag worden. Zo weten we b.v. dat De Dene herhaaldelijk letterkundig werk voor de Bogardenschool heeft geleverd. In de jaren 1544-1560 zorgde hij er voor verschillende esbattementen, toneelspelen en liederenGa naar voetnoot(10). Ook als factor van De Drie Santinnen moet hij ‘per definitie’ literair productief geweest zijn: een factor was immers ‘de dichter der kamer, belast met het vervaardigen van alle noodige gedichten en tooneelstukken voor bijzondere feesten, met het oplossen der vragen door andere kamers voorgesteld en met het uitschrijven der prijskaarten’Ga naar voetnoot(11). Bij het doorbladeren van zijn Testament ontdekt men dat De Dene bovendien op diverse plaatsen zelf naar eigen werk verwijstGa naar voetnoot(12): | |||||||||||||
[pagina 200]
| |||||||||||||
fol. 15v (23-27)
Myn zeuen spelen vanden helighen sacramente,
By my Tanderen tyden gheComponeert,
ghedaen spelen binder voorkercke vanden convente,
heb ick hemlieden te gheuene gheordonneert,
indient myn weduwe Accordeert.
convente: het Predikherenconvent.
fol. 49v (20-29)
Schoolkyndren vanden Boghaerde,
Die Laet Ick achtere, Eer ick in de eerde zoke
Myn zeuen staende spelen: de ghuene die
tandren tyden ghespeilt zyn daer binder beloke,
zonderlynghe tspel der gheestelicker Loterie;
indien dat naermaels noch eens geschie
dat die anderwaerf speelwys vertooght mochten wesen,
doch een Aue maria gheboghender knie
Bid ick dat zy ouer myn ziele Lesen.
zoke: van zoken, slaap, sluimer (RG. blz. 528; vgl. ook De Bo en Loquela i.v.). staende spelen: spelen van zinne (zie MNW VII, 1884, RG 400 en Matthijs de Castelein, De conste van rhetoriken, Gent, 1555, blz. 220).
fol. 143r (8-12)
Van myn diueerssche spelen end Esbatemenlen,
zouder yemandt nemen in gheen behaeghen
dan dat hyder wilde zyn zeghel an Prenten,
Laetse dan Liefuer tscrudeniers draeghen
en den versmader met sulpherhulst zyn poorte vaeghen.
zyn zeghel prenten an: synonieme uitdrukking van zyn poorte vaeghen met. Ook verwijst De Dene op enkele plaatsen blijkbaar naar boeken waarin hij eigen werk samengebracht had:
fol. 59r (11-16)
De Ionghe baghynekens daer vanden choor,
die kerstdaeghe naer vespren doen debuoir
om Leyssen, wieghende iesum tkyndeken cleene,
daer menich comt ghewandelt om hebben ghehoor,
die ion ick myn Leyssebouck, end anders gheene,
| |||||||||||||
[pagina 201]
| |||||||||||||
ten dienste van die zynghen can (...)
maer stonder myn weduwe ieghens te kyfuene,
Ten minsten omme dese drie huut te scryfuene
hemlieden tbouck Leene.
die debuoir doen: syn debuoir doen, die hun best doen, zich inspannen. Leyssen: zingen (niet in MNW, RG of WNT); een leis (verkorting van kyrieleis) is in de 16e eeuw de benaming voor een kerstlied (WNT VIII, 1500); hier: kerstliederen zingen. dese drie: de onmiddellijk op deze verzen volgende drie liederen.
fol. 131r (13-31)
Myn kynderen
Nu en Can ick my niet onvaderlick veynsen,
al es myn sterfhuus ghenough bezwaerst,
zo moet ick oock om myn kynderen peynsen;
dies gheefze - Al zouder zommich vp greynsen -
de schoone Partyen hier naer verclaerst.
Van drie groote Voluumboucken van Rhetorycken
gheef ick elck van myn Ioncxste zuenen eene;
den oudsten en Can ick niet veronghelycken,
gheef ick myn Viercantbouck (...)
welck bouck inhoud sticken, Al by my ghemaect.
Nu offer deis drie wilden twistich naer Rauelen,
datse elck naer zyn kiesynghe zou oorbooren,
neen: daer de .H vpstaet, zal hans zonder cauelen,
daer de .V., vincentken, achter en vooren,
en daer dees .v. vpstaet, victoorken toebehoorenGa naar voetnoot(13).
deis drie: zijn jongste zonen. Rauelen: dobbelen (WNT XII, 171). datse: -se, de Voluumboucken. kiesynghe: verkiezing, keuze (WNT VII, 2852). oorboren: gebruiken, tot zijn voordeel aanwenden (WNT XI, 1451). zonder cauelen: 1) zonder er om te loten (vgl. Rauelen) of 2) zonder het in delen te splitsen, zonder het op te delen (WNT VII. 1900-1901).
Conclusie: we hebben wel enige zekerheid over het feit dat De Dene heel wat meer geschreven heeft dan datgene wat we van hem overgeleverd gekregen hebben. Vermoedens die echter tot nu toe door niets concreets (i.c. enig literair werk) gestaafd werden. Alle nieuwe stukken (zoals deze twee bladen chronogrammen), hoe fragmentarisch of hoe miniem ook, | |||||||||||||
[pagina 202]
| |||||||||||||
en om het even of ze bekend of onbekend materiaal bevatten, verdienen dan ook tenvolle onze aandacht. Dit geldt in feite voor de meeste oudere teksten: getuigen van periodes die (zoals middeleeuwen en renaissance) literair gezien nogal gehavend tot in de 20e eeuw geraakt zijn, mogen altijd met enig respect behandeld worden. Maar het geldt zeker voor iemand als De Dene, die tot de meest vooraanstaande rederijkers van zijn tijd wordt gerekend. | |||||||||||||
2. Een autograafEen tweede en gewichtiger reden waarom deze nieuw ontdekte jaardichten belangrijk zijn, is dat het hier - net zoals bij het Testament Rhetoricael - om een autograaf gaat: we herkennen het geschrift inderdaad onmiddellijk als de sierlijke en geoefende hand van de klerk De Dene. Autografen zijn stukken waar men zuinig op moet zijn: onze (oudere) letterkunde is immers uiterst schaars gezegend met dergelijke exemplaren uit de pen van de auteur zelfGa naar voetnoot(14). Waar plaatsen we deze autograaf nu binnen het oeuvre van De Dene, of anders gezegd, waar komen de twee bladen vandaan? Het kan zijn dat de twee folio's een tijdlang samen met het Testament bewaard werden en dat de copiist van dit Testament, in wiens afschrift de chronogrammen aangetroffen werden, de bladen er uitlichtte omdat ze er toch geen wezenlijk deel van uitmaaktenGa naar voetnoot(15). Het uitzicht van de bladen lijkt er echter ook op te wijzen dat ze geruime tijd apart bewaard gebleven zijn. Over de volle lengte en breedte vertonen de bladen nl. gelijklopende vouwen (één lichtere in de lengte, en drie duidelijkere in de breedte): blad één werd blijkbaar op blad twee gelegd en zo tweemaal in de breedte en éénmaal in de lengte geplooid. Daarnaast kan men op enkele van de horizontale vouwen een aantal op elkaar passende gaatjes ontdekken, die ontstaan | |||||||||||||
[pagina 203]
| |||||||||||||
lijken te zijn doordat de twee bladen ooit met een touw werden samengebonden. De ommezijde van het tweede folio is tevens tussen twee van de horizontale vouwen duidelijk donkerder en vuiler dan de rest. Dit kan te verklaren zijn doordat dit deel de bovenkant vormde van het samengebonden duo en doordat de twee bladen ergens lange tijd in die toestand bleven liggen, waardoor de kleur kon verschieten. Waar ze op die manier de jaren doorkwamen blijft voorlopig een open vraag. Ondertussen blijft ook de oorsprong van de twee bladen nog steeds zo'n open vraag. We hebben er al op gewezen dat ze niet tot het Testament Rhetoricael behoren. Ook dat ze als een soort voorwerk, een ‘klad’ voor een stuk uit de verzamelcodex hebben gefungeerd, is uitgesloten: daarvoor is het schrift te mooi en de afwerking te verzorgdGa naar voetnoot(16). De chronogrammen lijken trouwens ouder te zijn dan het Testament, een conclusie die ik baseer op de (subjectieve) veronderstelling dat De Dene wel geen uitgebreide reeks chronogrammen meer zal schrijven ongeveer tien jaar na de feiten waarvan sprake (nl. eind 1561, bij het samenstellen van zijn verzamelhandschrift)Ga naar voetnoot(17). Iets vastere grond kreeg ik echter onder de voeten bij een vergelijking van (ogenschijnlijk minder belangrijke) varianten in deze stukken, vergeleken met de corresponderende tekst in het TestamentGa naar voetnoot(18). Een laatste argument om de ‘kladwerk-hypothese’ af te wijzen, is het feit dat de auteur het tweede blad aan het einde van de recto-zijde met zijn naam ondertekende, iets wat men bij kladwerk waarschijnlijk wel niet direct zal doen. Moeten we de folio's dan als een op zich staand stuk beschouwen? Dat zou kunnen: de eenheid naar vorm en inhoud (het zijn allemaal jaarverzen over dezelfde gebeurtenissen) kan hiervoor pleiten. Ook de ondertekening kan in | |||||||||||||
[pagina 204]
| |||||||||||||
die richting wijzen: de folio's mochten blijkbaar geen ‘naamloze’ bladen midden één of andere verzameling zijn. Misschien waren er voor De Dene welbepaalde redenen (gaf hij de teksten uit handen?) om de bladen op die manier te kenmerken als een afgerond en afzonderlijk werkstukje van zijn hand. Een derde mogelijkheid tenslotte, is dat de bladen ooit deel uitmaakten van nu verloren gegane verzamelhandschriften van De Dene, als de al vermelde groote Voluumboucken van Rhetorycken of het ViercantbouckGa naar voetnoot(19). Veel ‘misschien’ en veel ‘het kan dat’, zo lijkt het. Veel vragen en veel gissingen, die door een grondiger studie van en rond deze bladen wellicht (gedeeltelijk) kunnen beantwoord, bevestigd of ontkend worden. Toch kunnen we een paar zaken met vrij grote zekerheid samenbrengen: de bladen in het stadsarchief zijn ouder dan het Testament Rhetoricael; ze zijn verzorgder en uitgebreider; het Testament bevat op de te vergelijken folio's niets dat deze bladen niet hebben. Deze gegevens maken het ons mogelijk de volgende hypothese op te stellen omtrent de twee folio's en hun geschiedenis: de jaardichten werden kort na de feiten van 1553 geschreven; De Dene selecteerde er in 1561, bij het schrijven van zijn Testament, een aantal chronogrammen uit, zodat de folio's als legger rechtstreeks met het Testament Rhetoricael verbonden zijn. Welke norm of normen de auteur bij zijn selectie hanteerde is niet direct duidelijk. Misschien baseerde hij zich o.a. op de lengte of op de herkenbaarheid van de feiten in deze jaarverzen: de iets langere (bv. de nummers II, VI, IX en XII) werden niet opgenomen, en ook die waarin de naam van Hesdin of Terwaan niet te lezen is komen niet in het Testament voor (bv. III en XIV). Opvallend is ook dat hij de stukjes aan de kant heeft gelaten waarin vooral diernamen de tekst a.h.w. ‘anecdotischer’ maken (nl. II, III, VI en IX). Tenslotte kunnen ook praktische overwegingen (nl. het niet willen of niet kunnen gebruiken van rode inkt, zie voetnoot 16) bij De Dene meegespeeld hebben: hij koos enkel chronogrammen waarin alle ‘telbare’ letters ook moesten meegeteld worden om aan het getal 1553 te komenGa naar voetnoot(20). Jaardichten (zoals o.a. II, VI en IX) waarin met rood moest ge- | |||||||||||||
[pagina 205]
| |||||||||||||
werkt worden om binnen de groep van telbare letters een onderscheid te maken tussen ‘bruikbaar’ en ‘niet bruikbaar’ kwamen dan niet in aanmerking. Enkel het langere nr. VII, waar de jaarletters in een St.-Andrieskruis geschikt werden, schreef hij wel over, waarschijnlijk juist omwille van die speciale ordening. | |||||||||||||
3. Tekstuele elementenDe waarde van deze chronogrammen wordt eveneens bepaald door hun louter tekstuele elementen: ze vormen een aardig en interessant stukje rederijkersliteratuur. Niet alleen aardig en interessant omdat ze onbekende teksten of variantenmateriaal opleveren, maar ook omdat ze literair en vooral literair-technisch van het talent van de auteur getuigenGa naar voetnoot(21). De Dene lijkt inderdaad over ruimschoots voldoende technische rederijkersbagage te beschikken, om jaardichten te maken die nergens geforceerd of te gezocht aandoen. In het Testament Rhetoricael laat hij trouwens herhaalde malen zijn behendigheid in dit soort rederijkerswerk zienGa naar voetnoot(22). Alle carnations - en de begeleidende varianten - bevatten, zoals het bij dergelijke stukken hoort, in (een aantal van) de aanwezige letters m, c, l, i (ij of y) en x het jaartal naar aanleiding waarvan de tekst geschreven werd. Het feit echter dat De Dene de jaarletters vaak als gewone letters schrijft, en niet als kapitalen (wat volgens de definitie in het WNT gebruikelijk isGa naar voetnoot(23)) werkt wel versluierend. Maar meestal is het duidelijk genoeg dat het om een jaarvers gaat: dikwijls staat er een datum in de marge, of leest men boven het dichtstukje het alleszeggende woord carnationGa naar voetnoot(24). Eén keer treft men in het Testament een jaardicht zonder onmiddellijke verduidelijkende mededeling aan (fol. 331r, 15-18)Ga naar voetnoot(25). In de Tafel voorin (zie voetnoot 22) valt het echter wel onder | |||||||||||||
[pagina 206]
| |||||||||||||
de algemene noemer Carnations diueerssche van terwanen ende andere steden. In de hier uitgegeven chronogrammen maakte De Dene het een lezer nog gemakkelijker: zoals al vermeld in voetnoot 16 zijn alle letters of woorden die men bij het optellen nodig heeft, rood onderstreept of in het rood geschreven. Bij de carnations in het Testament deed De Dene dit nietGa naar voetnoot(26). De teksten van het stadsarchief geven ons op die manier, naast de hierboven al genoemde chronogrammen-indicatoren, hun eigen, duidelijke sleutel om een deel van het Testament Rhetoricael (vlugger) te interpreteren zoals het geïnterpreteerd moet worden. | |||||||||||||
TekstuitgaveVerantwoording van de gevolgde werkwijzeBij de hiervolgende editie werd gekozen voor de diplomatische uitgavetechniek: nergens werd de spelling gewijzigd of werd er een hedendaagse interpunctie aangebracht; ook de bladspiegel en het schriftbeeld (gebruik van hoofdletters, het aan- en vaneenschrijven van woorden) werden zo nauwkeurig mogelijk gereproduceerd. De autograaf komt zo het meest tot zijn recht: respect voor de schrijver en zijn eigen handig produkt verdienen in dit geval voorrang boven het gemak van moderne leesgewoontenGa naar voetnoot(27). Bovendien is deze uitgave op die manier uniform met die van het Testament Rhetoricael. Na elke bladzijde volgen twee rubrieken: één met de variantenGa naar voetnoot(28) en de codicologische aantekeningen, en één met woorduitleg. Boven elk stukje wordt aangeduid waar de tekst in het Testament (TR) te vinden is, of of hij nog onbekend (onb.) was. De nummering van regels en chronogrammen werd door mij aangebracht. De rode jaarletters werden cursief gedrukt. Voor de geraadpleegde naslagwerken, zie voetnoot 12. | |||||||||||||
[pagina 207]
| |||||||||||||
Tekst: 1 recto.1. (TR, 330 r 31-33) Carnation van terrevvane
// Tvvitigh vvedemaend / onder de borgoensche / vane //
// Es ghevvonnen, clouckelick, de stede / Terrevvane //
II. (onb.) Een Ander
5[regelnummer]
// Van eenen zalm Neemt dachter helt snel //
// vier / groote Carpers hoofden / niet achterlaet //
// gheuet eender vvuvve / ende / Rekent eens vvel //
// als ghy met drie drievvaerf tot viuen ghaet //
// Telt tIaer dat terrevvane was In soberen staet //
III. (onb.) 10[regelnummer]
Een Ander
Een Vvuvve Riep / cock RiecIk vvel
I IaIe, IaIe meester harde vvel
daer Inne es tIaer Iuuste ghesommeert
Als terrevvane ghewonnen wierdt / en gheRaseert
IV. (TR, 330v 2-6) 15[regelnummer]
van Terrewane en hesdijn
Plus oultre Bourgoengne viue
viue lempreur viue / Adieu hesdin
Soubz Cesar, las terrevane captiue
du tout vous Ruiner aurez la Fin
V. (onb.) 20[regelnummer]
van hesdijn
hesdijn, vvaer, es dijn Conijnck nu
Es dijn moed gheel tonderbleuen
| |||||||||||||
[pagina 208]
| |||||||||||||
Neghentiene Iulet had grooten gru
Liefst es dijn stercte dan ouerghegheuen
| |||||||||||||
Codicologische gegevens en varianten:De teksten van de twee folio's zijn meestal in een humanistische letter geschreven, een gedeelte echter in gotische cursief (zie de hiervolgende aantekeningen); misschien werden de meeste teksten in dit lettertype er (iets) later aan toegevoegd?
r 14 gheRaseert: De Dene gebruikt hoofdletters op een wat speciale manier; niet alleen midden in een zin (vgl. bv. r 5, 7, 9 enz.) maar ook midden in een woord: dan wel steeds na een prefix of aan het begin van het tweede lid van een samenstelling (vgl. 1v21 en 2r5). Hij past dit in het TR vrij consequent toe. Voor meer voorbeelden zie ald. | |||||||||||||
Tekstverklaring:
| |||||||||||||
[pagina 209]
| |||||||||||||
| |||||||||||||
1 verso.VI (onb.) Als de Mesije vvilde den arendt ghelijcken
en vlaender de leeu hem quam vroom by staen
Den Lupaert van verre tspel wilde kijcken
Twee snelle valcken toezaghen met practijcke /
5[regelnummer]
Om de lelie Comen huten velde slaen
En daer de vvuvven vochten om de daermen zaen
Int zelfde Iaer
vvierdt hesdijn Andervvaerf den arend onderdaen
Ende terrevvane gheel gheraseert der Naer
VII (TR, 331r 3-14) 10[regelnummer]
VVeest danchaer god almachtich Van zijnder gracie
Sinte Loys helich fiertere VVas omme ghedreghen
zesten In ougst Coenelick Claer was de stacie
In sint saluators kerke Met een godsvruchtich pleghen
Bourgoensche Clemt In Couraidgen / te velde ghelegen
15[regelnummer]
Alsdoe VVas dyn heyr Inde vransche Landauvven
Van terwane tot In hesdyn victorye VVel vercreghen
doende voorts de franssche macht gheel verflauvven
onsen keyser Plus oultre hopen vvij noch scauvven
wien wy als eenen tvveeden dauit ghelycken
20[regelnummer]
nijemendt zal zijnen verzoenden vyandt betrauwen
dies comt hem daeghlicx volck toe huut allen
ConyncRycken
| |||||||||||||
Cod. geg. en var.:
| |||||||||||||
[pagina 210]
| |||||||||||||
| |||||||||||||
Tekstverklaring:
| |||||||||||||
[pagina 211]
| |||||||||||||
| |||||||||||||
[pagina 212]
| |||||||||||||
2 recto.VIII (TR, 330v 25-28) // 1553 //
A la, mort vilains tue tout tue tous franchois //
TaratantAra ta //
// Tsa hesdijn tsa //
5[regelnummer]
Rendez vous A cesar charles qui AultreFois//
Ta Fortresse gaingna
IX (onb.) // Een Ander //
// Neemt thooft, van een Meerzwijn zwaer
Tachterste, van een bliec vyfvvaerf der naer
10[regelnummer]
grypt ooc, zyn drie middlen In hoymaend beseuen
// gheuet al twee vvuvven vergadert openbaer
Dit tsamen gherekent Rechts vyndy tIaer
Dat hesdijn den vlamynghen was vpghegheuen
X (TR, 330v 7-10) // Een Ander //
15[regelnummer]
// Tfij // dij //
// Potz elementen laet fellic strauen de loere vvalen //
// Dat vvir balde In hesdeijn vrij eijn goede buut halen //
XI (TR, 330v 11-15) // Een Ander //
VVat vvoudes sint feltin tsa vvel op
20[regelnummer]
Fluchs en Feijn //
Potz martel dat dij bloede den Cop
valt an op hesdeijn //
XII (onb.) // Processie generale //
| |||||||||||||
[pagina 213]
| |||||||||||||
Nu zesten In ougst met processie generale
25[regelnummer]
was sinte Loijds fierter doe vrij ghedreghen
naer sint saluators / ende daer bij speciale
den dienst ghedaen tot biddene gheneghen
God eerende der Reijnder victorie bedeghen
1553
// E. Dene //
| |||||||||||||
Cod. geg. en var.:Alle regels (1-28) zijn rood onderstreept, met uitzondering van r 8 tot 13, waar enkel de jaarwoorden Meerzvvijn, bliec, drie middlen en tvvee vvuvven onderstreept zijn; ook tlaer, hesdijn en vlamynghen werden onderstreept.
| |||||||||||||
Tekstverklaring:
| |||||||||||||
[pagina 214]
| |||||||||||||
2 versoXIII (TR, 330v 22-23) .1553.
Quare fremuerunt gentes
Ter causen bij dat terrewane waen/ nv cloucklick ghehent es
XIV (onb.) Au sec au es moer niet thuus // nv alle goe dach
5[regelnummer]
ze spint daer In huer bueterhuus // alsoe zou plach
XV (TR, 330v 16-20) zijnghende
Schoon hesdijn en terrevvane
hoe sterck vvas hu bevveit
En maectet zeere den hane
10[regelnummer]
Licht neder nv nv ghevelt
| |||||||||||||
Cod. geg. en var.:
Onder r 5 een lijn ter afsluiting.
Onder r 10 een lijn ter afsluiting. | |||||||||||||
Tekstverklaring:
DIRK GEIRNAERT WNT, Leiden |
|