Biekorf. Jaargang 81
(1981)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 169]
| |
Ieperse spotliederen tegen muziekmaatschappij van Brugge, 1808Het naamfeest van keizer Napoleon werd gedurende de dagen van 14 tot 16 augustus 1807 te Brugge gevierd met festiviteiten van solemnele en van vermakelijke aard. Het programma, onder de verantwoordelijkheid van burgemeester De Croeser en onder het toezicht van prefect Chauvelin tot stand gekomen, vermeldde o.m. dat alle handboog-, kruisboog-, schermers- en muziekmaatschappijen van het hele Leiedepartement waren uitgenodigd om op zondag 16 augustus, de dag na 's keizers feestdag, naar de uitgeloofde prijzen te dingen. De zeventiende van die maand kon men in het lokale blad het volgende nogal lakonieke bericht lezen: Alle de oeffeningen: mast-klimmen, paeling-trekken, schieten van den vier-vogel, scher-men. schietinge met den hand-boog, stalle-boog, en kampingen der musiekanten van acht onderscheydene Steden en Communen van dit Departement, zyn in het beste order afgeloopenGa naar voetnoot(1). Enkele decennia later zou de mening naar voor worden gebracht dat de stad Brugge met het genoemde initiatief van 1807 het eerste voorbeeld gaf in Belgien van eenen muziekalen wedstrydGa naar voetnoot(2). Althans van één vroegere instrumentale muziekprijskamp voor maatschappijen van verschillende lokaliteiten hebben we weet, namelijk te Tielt in 1804Ga naar voetnoot(3). Enige informatie in verband met de wedstrijd van 1807, en vooral in verband met de daarop volgende muzikale krachtmeting van 1808. treffen we aan in twee spotliederen uit het laatstgenoemde jaar. De hoofdrol is er weggelegd voor het korps van Brugge, met de bekende drukker E.J. Terlinck als muziekmeester. Dit Brugse genootschap had de wedstrijd van 1807 gewonnen, wat kritiek uitlokte bij mensen die vonden dat een bekroning in eigen stad niet paste. De volgende ontmoeting had plaats op 10 augustus 1808 te Ieper. Daar kreeg de maatschappij van Duinkerke de zegepalm, tot groot ongenoegen van de Bruggelingen. Als vorm van protest begonnen ze ter plaatse duizend gekkernijen te plegen (lied A). Ze gooiden bijvoorbeeld snoepgoed op straat te grabbel (lied B, strofe 4). Dit deden ze om duidelijk te maken dat ze het eremetaal niet om zijn geldelijke waarde opeisten. Hun materiële welstand werd overigens in voldoende mate gedemonstreerd door hun rijke uniform, waarmee de schamele dos van het gelauwerde genootschap sterk contrasteerde. De groep van muziekmeester Terlinck weigerde vanzelfsprekend een accessit in ontvangst te nemen. Geef die sukkels uit Duinkerke ook dit stukje blik maar, zo moet het ongeveer uit Brugse mond geklonken hebben. Het verongelijkte gezelschap gaf ook een averechtse exhibitie ten beste met speelgoedtrompetjes, fluitjes en ratels, aldus strofe 5 van lied B. De teksten der beide liederen zijn in handschrift tot ons geko- | |
[pagina 170]
| |
men, gekopieerd door de Brugse priester J.B. Dienberghe die ze in september-oktober 1808 naar enkele vrienden stuurde, met als commentaar, Omtrent en in Y pre hoord en ziet men by menigte van deze liedekens gemaekt, ten smaed der Musyke liefhebbers van Brugge. J. HUYGHEBAERT | |
Bijlage
| |
[pagina 171]
| |
om door 't gespel naa prys te dingen
verrigt tog zulk geen zotheid meer;
of gy zult zelfs aan elk verklaaren
door uw eigen getuigenis
het geen men zei voor lange jaaren:
dat Brugge vol van zotten is.
| |
BLOFSCHAATERENDE GELUYD, uytgegalmd door de Yperlingen aan de konstryke, weenende. blaazende instrumentspeelders van Brugge, die zig waanden den 10 Augst 1808 binnen Yper als Phaëton den zonnen-wagen te mennen Maar zyn door den Duinkerkschen Jupiter in den grond geslagen, waardoor zy een weinig in de herssenen geraakt zyn geworden. Stemme van Katrintjen 1.
Hoort, muzykanten,
die hy d'ezels word gevoed,
gy midas-trawanten
en phaetons gebroed:
gy kreegt voorleden jaar den prys
in eigen stad - dit was niet wys;
thans gy weder zeid
met verwaandheid
het ypers goud te winnen;
gy zyt bedroogen,
want Jupiters blixemshand
sloeg met vermoogen
uw hoogmoed al in 't zand.
2.
By d'Y perlingen
trok gy dus in 't perk van eer
om daar te dingen
naar prys: maar met hertseer
zag gy daar den duinkerkschen stoet
wat kaal gekleed, maar speelden goed;
't zesthien getal,
met bly geschal,
streelden zoo zoet ons ooren.
Duinkerk door jonste
straks den grooten prys geniet;
men zeid de konste
zit in de kleed'ren niet.
3.
Gy waart als aapen
die een meester spel bezien,
en stond te gaapen
naar slegtgekleede lien,
aldaar gekomen zonder trein,
geen een van hun was muskadein;
| |
[pagina 172]
| |
maar gy-lien was
vol hoogmoed ras
als m'u t'eerteeken schonken;
gy zeid al beven:
't volk zonder kleeren of schoen
kont gy dit geven,
zy hebben 't wel van doen.
4.
Het hoofd gezwollen
door den hoogmoed en door spyt,
wat peperbollen
kogt gy, door haat en nyd,
en wat al mokken kogte gy,
met wat oragnie brood daer by,
die gy zoo ras
daar smeet te kras
voor jongens, uws gelyken;
ik moet uytleggen
hoe gy 't brood hong aen uw strot,
dit is te zeggen
wy zyn al dul en zot.
5.
Dan zag m'u loopen
met trompetjens door de sté,
fluitjens met hoopen,
rateljens speelden mé;
gy deed de pluimen van uw kop,
en stak daar pottebessems op,
gy toonde daar
uw zotheid klaar,
gy waart als don quichotten;
men deed u zoeken
ach!... gy waart haast aangevat;
maar lelyke broeken,
gy liep 's nagts uyt de stad.
6.
Gaet, Brugsch rapaille,
vlugt naer Brugge, mat en moe,
zegt ‘de medaillie
kwam ons tot Y per toe,
want wy waeren zoo schoon gekleed
en als cadetjens uitgereed;
de arme lien,
zoo elk kan zien,
hebben ons overtroffen;
't volk 't allen kanten
riep: Duinkerk proficia’,
gy Muzykanten
zing nu: mea culpa.
|
|