Biekorf. Jaargang 81
(1981)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 154]
| |
Twee rivaliserende leraren in de 15e eeuw: Gerard Stampe en Jan van den Veren1. Gerard Stampe, de Moderne Devotie en het onderwijs.Al enige tijd geleden hebben we in Biekorf aangetoond dat het regulierenklooster Nazareth te Damme zijn ontstaan in 1456 te danken had aan het optreden van twee Broeders van het Gemene Leven, Arnold van den Hende en Gerard Stampe, die daar in samenwerking met het stadsbestuur van Damme een Latijnse school wilden oprichtenGa naar voetnoot(1). Elders hebben we een overzicht van de ontwikkeling van het klooster Nazareth gepubliceerdGa naar voetnoot(2). Toen hebben we ook aangestipt dat Gerard Stampe blijkbaar niet akkoord ging met de overgang van de Broeders van het Gemene Leven te Damme naar het geregelde kloosterleven van de reguliere kanunniken: in 1458 en in 1459 wordt Gerard Stampe, priester, vermeld als opperkoster van de Onze-Lieve-Vrouwekerk te Damme; hij was toen geen lid van de kloostergemeenschap van NazarethGa naar voetnoot(3). Men kan terecht de vraag stellen waarom Stampe de evolutie van de gemeenschap o.l.v. Arnold van den Hende niet heeft goedgekeurdGa naar voetnoot(4). Het antwoord op deze vraag geeft overigens de gelegenheid even in te gaan op de verhoudingen tussen enkele leraren in de Latijnse scholen van Damme, Oudenburg en Middelburg (Zeeland), en op enkele bijzondere kenmerken van de Broeders van het Gemene Leven. De Moderne Devotie, de religieuze beweging die op het einde van de 14e eeuw onder impuls van Geert Grote een aanvang nam in het Noordnederlandse Overijssel, ligt aan de basis van twee merkwaardige reeksen stichtingen: de huizen van de Broeders en Zusters van het Gemene Leven, en de kloosters van reguliere kanunniken en kanunnikessen, die de Regel van Augustinus volgden. De belangrijkste regulierenkloosters zouden zich groeperen in de Congregatie van Windesheim. De Broeders en Zusters van het Gemene Leven (‘fraters’ en ‘fratressen’) verkozen echter een lossere structuur. Vooral de fraterhuizen stelden prijs op deze losse structuur, die ze onderscheidde van de gewone kloosters. Zij vormden vrije gemeenschappen, waar priesters, clerici en | |
[pagina 155]
| |
familiares samenleefden naar het voorbeeld van de eerste christenen, in gehoorzaamheid aan de kerkelijke overheid, zonder geloften en op basis van de opbrengst van eigen arbeid. Zij legden zich in hoofdzaak toe op de jeugdzorg met als resultaat het verwekken van vele ernstige priester- en kloosterroepingenGa naar voetnoot(5). Verscheidene recente auteurs hebben gewezen op de rol van de Moderne Devoten, zowel Windesheimers als fraters, in het laatmiddeleeuwse geestesleven, dit nadat wijlen mgr. R.R. Post hun rol in het intellectueel leven had geminimaliseerdGa naar voetnoot(6). De Leuvense hoogleraar W. Lourdaux heeft bij herhaling gewezen op de belangrijke rol van de Broeders van het Gemene Leven in het onderwijs in onze strekenGa naar voetnoot(7). Thans is duidelijk dat de Broeders van het Gemene Leven Latijnse scholen hebben georganiseerd o.a. in 's-Hertogenbosch, Luik, Leuven, Gent, Kamerijk en Geraardsbergen. Elders waren zij van dichtbij betrokken bij het onderwijs in de bestaande scholenGa naar voetnoot(8). In 1972 heeft A. Dewitte al gewezen op het feit dat de Broeders niet actief zijn geweest te BruggeGa naar voetnoot(9). In dit verband zij hier opgemerkt dat de fraters meestal niet spontaan overgingen tot een stichting, maar daartoe werden uitgenodigd door één of andere ingezeteneGa naar voetnoot(10). Verder recruteerde de Gentse fratersschool een gedeelte van haar studenten in BruggeGa naar voetnoot(11). De Broeders zijn echter wel actief geweest op enkele kilometer van Brugge, te Damme, waar zij, blijkbaar op aanvraag van het stadsbestuur, in 1456 de Latijnse school hebben georganiseerd en bestuurdGa naar voetnoot(12). | |
[pagina 156]
| |
Gerard Stampe was van dichtbij betrokken bij de stichting van deze Latijnse school. Samen met Arnold vanden Hende voerde hij tijdens de maanden maart en april van 1456 onderhandelingen met het stadsbestuur van Damme. Priester Gerard Stampe was rector geweest van de Broeders te Geraardsbergen, waar hij vermeld wordt in de oorkonden vanaf 1 april 1444 n.s. Toen de Broeders van Geraardsbergen in 1452 omwille van de oorlog van Filips de Goede met Gent hun intrek namen bij hun Gentse confraters van het Hiëronymushuis, werd Stampe ook tot rector van de Gentse Broeders verkozen. Hij wordt in deze functie vermeld in een stuk van 10 november 1453. Hij bleef blijkbaar ook de Geraardsbergse gemeenschap leiden, want op 19 februari 1457 treedt hij nog op als rector van de Geraardsbergse Broeders te Gent. Zijn gedwongen overplaatsing naar Gent heeft blijkbaar zijn activiteiten aangewakkerd, want samen met zijn confrater Vanden Hende was hij ook nog betrokken bij de stichting van het fraterhuis te Brussel, dat, net als het regulierenklooster te Damme, de bijbelse naam Nazareth kreegGa naar voetnoot(13). De onderhandelingen van Vanden Hende en Stampe met het stadsbestuur te Damme i.v.m. de organisatie van een Latijnse school zijn ook van belang voor de geschiedenis van de fraterhuizen te Gent, Geraardsbergen en Brussel. Men mag dan namelijk aannemen dat deze Broeders van het Gemene Leven ook in Brussel, Gent en Geraardsbergen actief waren in het onderwijs. Overigens bestaan er latere bronnen waaruit blijkt dat in deze drie fraterhuizen onderwijs werd verstrekt. Al bij al behoren de sporen van de onderhandelingen van Stampe en Vanden Hende in de stadsrekeningen van Damme tot de oudste getuigenissen van de onderwijsactiviteit van de Broeders van het Gemene Leven in de Nederlanden. De Moderne Devoten zijn te Damme echter van status veranderd: Nazareth werd een klooster, waar al vanaf 1458 geen onderwijs meer werd verstrekt. Arnold Vanden Hende zou al van bij de stichting de bedoeling hebben gehad geen fraterhuis maar een regulierenklooster te stichtenGa naar voetnoot(14). In tegenstelling tot wat wel eens wordt gedacht, hebben slechts weinig fraterhuizen zichzelf omgevormd tot een regulierenkloosterGa naar voetnoot(15). Wanneer dit wel gebeurde, kon dit soms aan- | |
[pagina 157]
| |
leiding geven tot echte drama'sGa naar voetnoot(16). Het heeft er de schijn van dat Gerard Stampe de stap naar het kloosterleven niet heeft willen zetten. Toch is hij ook niet teruggekeerd naar Gent of Brussel. Hij bleef zeker tot 1459 te Damme als opperkoster van de Onze-Lieve-Vrouwekerk. Dan verdwijnt hij uit de archivalia van de Zwinstad. | |
2. Gerard Stampe en Jan vanden Veren: een rigoureuze devoot contra een frivole humanist.Jan vanden Veren (Johannes de Veris) wordt beschouwd als een belangrijke figuur in de geschiedenis van het vroege humanisme in de Lage LandenGa naar voetnoot(17). In 1463 duikt hij op als rector van de Latijnse school in Oudenburg, en na 1469 is men zijn spoor verloren. Vanden Veren is bekend gebleven o.a. vanwege zijn briefwisseling met een aantal andere leraren, waarin hij o.m. zijn opvattingen over de studie van het Latijn verdedigt en zich ontpopt als een fervent volgeling van de Italiaanse humanist Lorenzo Valla (1407-1457). Vanden Veren behoorde ook nog tot de kennissenkring van Raphael de Marcatellis, abt van de Oudenburgse Sint-Pietersabdij van 1463 tot 1478 en van de Gentse Sint-Baafsabdij van 1478 tot aan zijn dood in 1508. De Marcatellis is bekend omwille van zijn boekenverzameling, die vooral bestond uit humanistisch geïnspireerde codicesGa naar voetnoot(18). | |
[pagina 158]
| |
In de correspondentie van Jan vanden Veren vonden wij een spoor van contact met Gerard Stampe. Het blijkt zelfs dat Vanden Veren en Stampe elkaar genoeg kenden om een grondige hekel aan elkaar te hebben opgevat. Vanden Veren had overigens ook nauwe betrekkingen met verschillende personen in Damme. Jacobus Kervoet, een oudleerling en vriend van Vanden Veren was afkomstig uit DammeGa naar voetnoot(19). Zijn familie zou de eerste mis van Vanden Veren hebben bekostigd. Wij vernemen verder nog uit zijn correspondentie dat Vanden Veren er te Damme ook een vriendinnetje op nahieldGa naar voetnoot(20). Het is dan ook niet onwaarschijnlijk dat Vanden Veren eveneens uit Damme afkomstig was. De geleerde dominicaan G.G. Meersseman heeft er al de aandacht op gevestigd dat Vanden Veren toen leefde voor twee passies: Studium et VenusGa naar voetnoot(21). Dit laatste was blijkbaar niet naar de zin van Gerard Stampe. Stampe moet namelijk naar alle waarschijnlijkheid geïdentificeerd worden met de frater Gherardus die begin 1463 met succes de aanstelling van Vanden Veren tot rector van de kapittelschool te Middelburg (Zeeland) heeft beletGa naar voetnoot(22). Alles bij mekaar een banale geschiedenis die toch enig licht werpt op de verhoudingen in het vijftiende-eeuwse onderwijs te onzent, en bovendien enkele bijkomende biografische gegevens over Gerard Stampe kan verschaffen. Vanden Veren, die toen blijkbaar al enige tijd te Oudenburg actief was, keek begin 1463 uit naar een beter betaalde betrekking. Zijn vriend Adriaan Goes (Adrianus Gallicus), rector van de kapittelschool te Middelburg, zag in Vanden Veren een goede opvolger. Hij nam dan ook het initiatief en probeerde Vanden Veren, die wel enigszins sceptisch stond i.v.m. zijn salaris, te overhalen, terwijl hij ook te Middelburg de kanunniken, en vooral een zekere heer Petrus, de magister van het convict (internaat), moest overtuigenGa naar voetnoot(23). De pogingen van Adrianus Goes werden echter gedwarsboomd door frater Gherardus, die Vanden Veren nog van vroeger kende en hem bestempeld zou hebben als een hoerenloper en een onbetrouwbaar individu. Dit alles weten we | |
[pagina 159]
| |
uit de ongewoon scherpe reactie van Vanden Veren in een brief ten dele gericht aan frater GherardusGa naar voetnoot(24). In deze brief doet Vanden Veren ook een boekje open over Gherardus, die toen blijkbaar ook betrokken was bij het bestuur van het convict. Eerst verwerpt hij de beschuldigingen van Gherardus: als een echte gentleman avant la lettre houdt hij zich niet op met gemeen vrouwvolk, maar zoekt hij het gezelschap van echte dames, verder is hij het aan zijn naam verplicht om eerlijk te zijn (de Veris). Daarna gaat hij in een echt scheldproza verder: Gherardus was een wolf in schaapsvacht; hij was zich in Damme komen vestigen ‘sub ypocritico Lollardorum habitu’; wat voor soort geestelijke was hij eigenlijk, een weggelopen of een verbannen Broeder van het Gemene Leven? Waarom moest hij eigenlijk verschijnen voor de bisschoppelijke rechtbank van Doornik? Het lijdt geen twijfel dat Vanden Verens tegenstander hier geïdentificeerd moet worden met Gerard Stampe, de ongedurige Broeder van het Gemene Leven die zich in 1456 te Damme had gevestigd om er een Latijnse school te helpen oprichten. Terzijde zij hier opgemerkt dat de scheldnaam Lollard niet ongewoon is voor de soms wat wereldvreemde fraters die zeker in de eerste jaren van hun bestaan met allerlei verdachtmakingen hadden af te rekenen. De wat eigenzinnige Gerard Stampe, die niet wilde aansluiten bij de regulieren van Nazareth en die na zijn kortstondige bediening van het kosterambt uit Damme vertrok, is blijkbaar later in Middelburg terechtgekomen. Daar kon hij zijn oude roeping opnieuw waarmaken: de zorg voor de schooljeugd, toen van de Middelburgse kapittelschool. In elk geval lag Middelburg in het bisdom Utrecht, zodat hij daar de Doornikse kerkelijke rechtbank niet moest vrezen. Het is ons echter niet duidelijk waarom Stampe vervolgd werd. Daar kunnen echter verschillende redenen voor zijn. Het is in elk geval eigenaardig dat Stampe blijkbaar nooit is teruggekeerd naar de fraterhuizen van Gent, Brussel of Geraardsbergen; verder is het ook waarschijnlijk dat de geestelijkheid van Damme niet erg opgezet was met de komst van de Moderne Devoten naar DammeGa naar voetnoot(25), het is mogelijk dat Stampe van die kant last kreeg. | |
[pagina 160]
| |
Heeft Stampe de komst van Vanden Veren naar Middelburg willen beletten omdat die te veel wist over de exploten van Stampe in Damme? Dat is één mogelijkheid. Het lijkt ons echter waarschijnlijker dat Stampe niet kon opschieten met Vanden Veren vanwege zgn. ‘deontologische bezwaren’. De vrije opvattingen van Vanden Veren betr. de omgang met vrouwen zullen Stampe niet erg hebben bevallen. Als Broeder van het Gemene Leven was hij in de eerste plaats bezorgd voor de moreel-religieuze opvoeding van de jeugd, die moest resulteren in ernstige priester- en kloosterroepingen. Een figuur als Jan vanden Veren - hij mocht dan wel een uitstekend latinist zijn - paste blijkbaar niet in een school waar Moderne Devoten een vinger in de pap hadden.
NOEL GEIRNAERT |
|