Ysengrijn... ic maectene moonc ter Elmaren (v. 1484)
Thof ter Elmaren 1340-1377
Na de vloed van 1375-76, waarbij grond en uithof van de Gentse St.-Pieterabdij TER ELMAREN, administratief centrum van de ambachten IJzendijke en Oostburg, verdronk, bleek in 1377 mogelijk de molen ter Elmaren te versettene ende te verveerne, in 1390 wat nog overbleef aan hout en deckteghelen van de uit 1144 stammende O.L. Vrouwkapel, eveneens over te brengen naar het goed Russchevliet, dat nu als tiendeschuur en ontvangerij zou optredenGa naar voetnoot(1).
Een uit 1340 daterende pachtbrief voor negen jaar (RAGent, Abdij St.-Pieter, 2e reeks, nr. 1630) geeft een overzicht van de besaaithede: 18 gemet rogge, 5 gemet evenen (zwarte haver), een half gemet vitschen (linzen); de rest ettincghen: weiland. Het totale bezit aan land is niet aangeduid. Er is wel sprake van boengarde en dufhuse (duivetil). Dit valt de Gentse abt toe in die zin dat de opbrengst gaat naar onkosten, gemaakt bij diens bezoeken aan Elmare zelf. Hij mag, wordt duidelijk gestipuleerd, tot zes dagen na elkaar logies nemen, terwijl de pachter zal instaan voor liinwade, taillorbrode. zout, loec, eniung, berninghe ende forage.
Het ook bij het goed behorende bos kon de pachter naar eigen zin gebruiken in die zin dat hij de bomen mag snoeien doch telkens twee jaar wacht dit op eenzelfde plaats te doen.
De originele priorij uit 1114 bevond zich op de plaats waar in 1502 de St.-Hieronymus Polder voor J. Laurijn van Watervliet werd bedijkt. De priorij zou, evenmin als in Watervliet zelf het huis der Wilhelmieten, niet opnieuw worden ingeplantGa naar voetnoot(2).
A.D.