Biekorf. Jaargang 80
(1980)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 415]
| |
Kerststijl te BruggeWie vertrouwd is met de datering van archivalia, weet dat men in Vlaanderen sedert het einde van de twaalfde eeuw gebruik maakte van de zg. Paasstijl, d.w.z. men wisselde het jaarcijfer niet op 1 januari, maar op Pasen (Goede Vrijdag, Paaszaterdag). In de loop van de zestiende eeuw is dan de huidige zg. Nieuwjaarstijl definitief ingevoerd, ook in de Nederlanden. In ons land heeft echter zeer grote verwarring geheerst bij het invoeren van de Nieuwjaarstijl. Een ordonnantie van Requesens van 16 juni 1575 beval de stijl met ingang van 1 januari 1576 toe te passen, maar het bevel werd niet overal opgevolgd Anderzijds was de Nieuwjaarstijl reeds vanaf de middeleeuwen toegepast door veel particulieren en lagere besturen. In de loop van de zestiende eeuw nam het gebruik van de eenvoudige Nieuwjaarstijl bestendig uitbreiding, zodat de ordonnantie van Requesens moet worden gezien als een - zij het belangrijke - schakel van een evolutie naar vereenvoudiging en uniformisering van de dateringsgebruikenGa naar voetnoot(1). Het oudste parochieregister van de stad Brugge is eigenlijk een register van ontvangsten n.a.v. huwelijken vóór de pastoor van de zilveren portie van de O.-L.-Vrouweparochie, ononderbroken bijgehouden per boekjaar vanaf Sint-Jan-Baptist (24 juni) 1558 tot 23 juni 1579Ga naar voetnoot(3). Het boekjaar 1558/59 is blijkbaar ingedeeld in vier periodes: juni-september 1558, oktober tot december 1558, December et Januarius post Nativitatis ChristiGa naar voetnoot(4) tot Pasen, Aprilis post Pascha Lix tot 23 juni 1559. Het nieuwe boekjaar begon dan weer op 24 juni, en is slechts in twee periodes ingedeeld: vanaf 24 juni 1559 en vanaf Pasen 1560. De boekjaren zijn verder meestal in periodes ingedeeld, waarbij steeds Kerstdag en Pasen en soms ook Pinksteren als cesuur zijn gebruikt. Twee keer, in 1559 en in 1569, is het jaarcijfer vermeld bij | |
[pagina 416]
| |
de periode na Pasen: Aprilis post Pascha Lix en Post Pascha Lxix. Normaal wordt het jaarcijfer in het register alleen vermeld bij de wisseling van het boekjaar. O.i. wijst dit erop dat de pastoor nog gewoon is de Paasstijl te gebruiken. Het oudste eigenlijke doopregister dat te Brugge is bewaard, is bijgehouden door Guilielmus Taelboom, pastoor van Sint-Kruis en Sint-Anna, van 28 augustus 1565 tot 9 april 1573Ga naar voetnoot(5). De jaarcijfers 66 en 67 plaatst hij bij januari. Tussen 25 december en 1 januari zijn dopen vermeld, er kan dus geen sprake zijn van Kerststijl. Maar in de loop van 1567 is er een andere hand aan het werk die blijkbaar meer moeite heeft bij het plaatsen van het jaarcijfer: bij januari en februari 1568 n.s. stond duidelijk eerst 1567, wat later (door een andere hand?) is gecorrigeerd. Vanaf 1569 wordt de Nieuwjaarstijl verder zonder problemen gebruikt. Joannes Meese, pastoor van Sint-Walburga, gebruikt eveneens zonder aarzelingen de Nieuwjaarstijl, zoals blijkt uit het bewaarde doop- en trouwregister, door hem bijgehouden van 13 oktober 1567 tot 8 juni 1582Ga naar voetnoot(6). Van Martinus Imbrecht, pastoor van de derde portie van de O.-L.-Vrouweparochie van 31 oktober 1566 tot 23 juni 1591, en daarna pastoor van Sint-Donaas, is een handboek bewaard betreffende zijn ontvangsten o.a. uit dopen, huwelijken en begrafenissen, 1566-1582 en 1584-1610, en betreffende zijn dagelijkse uitgaven, 1569-1582 en 1584-1610Ga naar voetnoot(7). Uit dit register blijkt dat Imbrecht moeite had met het correct dateren. Aldus vinden we op 2. r.: pro duobus terminis cessis decima Augusti 68 et decima februarii sequentis etiam anno 68 ante pasca. Dezelfde manier van dateren, een behoedzaam gebruik van de paasstijl, gebruikt hij nog op dezelfde bladzijde voor aantekeningen van 1570 (n.s.) tot 1575 (n.s.). Vanaf 1576 dateert hij echter, nog steeds op dezelfde bladzijde, primo die februarii anni 1576 stylo novo, waarmee dan duidelijk de door Requesens verplichte Nieuwjaarstijl is bedoeld. Twee folio's verder gebruikt M. Imbrecht echter de datering primo februarii anno 1569 stylo romani. Stilus romanus betekent gewoonlijk Kerststijl, d.i. wijziging van het | |
[pagina 417]
| |
jaarcijfer op 25 december, dus een week eerder dan de Nieuw jaarstijl. Een latere aantekening op dezelfde pagina is gedateerd anno 1576 ad festum purificationis stylo novo, hier dus blijkbaar opnieuw Nieuwjaarstijl. Verder in het register gebruikt hij blijkbaar de Nieuwjaarstijl, d.w.z. hij plaatst een nieuw jaarcijfer bij de maand januari en rekent de volledige maand december bij het voorgaande jaar: aldus in de jaren 1570 tot en met 1574. Bij januari 1575 (n.s.) staan echter twee jaarcijfers: 1574 en 1575. Bij 1574 heeft M. Imbrecht de term More Romano gevoegd! Vanaf januari 1576 (ordonnantie Requesens) is dan weer ‘normaal’ gedateerd (Nieuwjaarstijl). Martinus Imbrecht heeft ook nog een register van dopen, huwelijken en overlijdens bijgehoudenGa naar voetnoot(8). Hij deed dit echter zeer slordig en onvolledig, zonder vermelding van data; hij noteerde meestal alleen namen; de overlijdens heeft hij pas vanaf 1580 geregistreerd. Op die manier zijn o.a. gegevens bewaard over de derde portie van de O.-L.-Vrouweparochie (dopen van 1567, misschien 1568, 1570 en 1571, huwelijken van waarschijnlijk 1566, van 1567 tot juni 1582 en van 10 juli 1584 tot 16 juni 1591). Na enig onderzoek lijkt het ons waarschijnlijk dat M. Imbrecht bij het noteren van de dopen de Nieuwjaarstijl heeft gebruiktGa naar voetnoot(9). Voor zijn notities betreffende huwelijken is een antwoord moeilijker. Tot 1573 is het niet duidelijk welke stijl M. Imbrecht gebruikt heeft, omdat hij meestal alleen Kerstdag en Pasen als data vermeldt, terwijl hij de geregistreerde huwelijken niet dateert. In elk geval is Kerststijl uitgesloten. Er zijn dan nog drie mogelijkheden: Nieuwjaarstijl of Paasstijl en de derde, zeer waarschijnlijke oplossing: M. Imbrecht heeft het probleem omzeild door niet te dateren. In 1574 wisselt hij het jaarcijfer op 6 januari, m.a.w. een waarschijnlijk gebruik van de NieuwjaarstijlGa naar voetnoot(10). Het jaar daarop dateert hij echter nog Quadragesima anni 1574 stylo Mechliniensi, d.w.z. een huwelijk in de vasten van het jaar 1574, volgens de stijl van Mechelen, d.i. het jaar 1575 n.s. Hier gebruikt M. Imbrecht dus opnieuw, zeer duidelijk aangegeven, de Paas- | |
[pagina 418]
| |
stijlGa naar voetnoot(11). Vanaf 1576 gebruikt hij dan definitief de Nieuw jaarsstijl. We moeten ons dus de vraag stellen hoeveel stijlen M. Imbrecht gebruikt heeft. In elk geval kende hij de Paasstijl, die hij zeer voorzichtig gebruikte. Daarnaast kende hij nog de Nieuwjaarstijl die hij zeker vanaf 1576 en waarschijnlijk vanaf 1568 gebruikte. De termen waarmee hij deze jaarstijlen aanduidt, moeten hier nogmaals worden vermeld: stylus novus betekent duidelijk Nieuwjaarstijl; stylus Mechliniensis, een weinig bekende term, betekent ongetwijfeld Paasstijl. De term stylus of mos Romanus betekent normaal KerststijlGa naar voetnoot(12) Het is echter niet onwaarschijnlijk dat M. Imbrecht de termen stylus novus en stylus Romanus en misschien ook beide stijlen met elkaar verwart. Eén keer gebruikt M. Imbrecht de term mos Romanus (bij vergissing?) voor Paasstijl! Gregorius van den Berghe, pastoor van de zilveren portie van de O.-L.-Vrouweparochie is de samensteller van het oudste bewaarde doopregister van deze portie, dat de dopen bevat van 3 juni 1572 tot 3 februari 1575Ga naar voetnoot(13). In dit register is blijkbaar de Nieuwjaarstijl gebruikt, hoewel het ook mogelijk is dat de jaarcijfers later zijn bijgevoegd. Fransoys van den Hove, pastoor van de gouden portie van O.-L.-Vrouw, van wie een handboek met notities (1574-1579), gevolgd door aantekeningen over een doopsel (1593), huwelijken en acten van ondertrouw (1574-1580) en overlijdens (1575-1578), is bewaard, gebruikte in dit register alleen de NieuwjaarstijlGa naar voetnoot(14). Het oudste bewaarde parochieregister van de zilveren portie van de Sint-Salvatorparochie bevat o.a. een onvolledige opgave van de dopen van 23 mei 1572 tot 20 juni 1578Ga naar voetnoot(15). Het jaarcijfer wisselt in dit doopregister per 1 januari. Eigenaardig genoeg is dit niet het geval met de geregistreerde huwelijken, van 16 januari 1571 tot 9 februari 1572. Het jaarcijfer 1572 is niet ingevuld, wel is de titel bewaard: Registrum curati argentee portionis ecclesie collegiate Sancti Salvatoris eorum qui matrimonium contraherunt incipiens ao | |
[pagina 419]
| |
XVc Lxxi in festo Nativitatis Domini. Een huwelijksregister dus ‘dat begint op Kerstdag 1571’. Het eerst geregistreerde huwelijk is echter gedateerd Januarius 1571, feria 3a post oct. Epiphanie. M.a.w. dit is een duidelijk voorbeeld van Kerststijl.
Wat kan uit dit onderzoek van de datering in de oudste Brugse parochieregisters worden besloten? In elk geval is het duidelijk dat de Brugse pastoors niet gewacht hebben op de ordonnantie van Requesens om de eenvoudige Nieuwjaarstijl in hun administratie in te voeren, dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld het Brugse stadsbestuur en de klerken van de vierschaarGa naar voetnoot(16). Deze blijkbaar spontane overschakeling naar de Nieuwjaarsstijl bracht voor sommige pastoors toch problemen met zich mee. In enkele gevallen hield men dan ook nog vast aan de Paasstijl, terwijl men soms (bij vergissing?) de Nieuwjaarstijl met de Kerststijl verwarde. Vandaar komt deze laatste stijl ook een enkele keer voor in de administratie van de Brugse pastoors vóór 1576.
Noël Geirnaert |
|