ictus: gij zijt goed, gij weet dat ik van u houd, gij hebt alles, gij aanvaardt mijn liefde, gij hoort mijn goede voornemens, gij moet tonen dat gij mijn (onze!) moeder zijt, - gevolgd door de zesvoudig herhaalde bede: Wilt gij mijn arme ziele gedenken / ik zal u een ave Maria schenken. De dichter verdwijnt achter de gelovige die zich moeiteloos voegt naar een eeuwenoude traditie.
Toch kan men uit deze Mariagedichten van Gezelle een nieuwe litanie van Loreto samenlezen:
Tederste aller vrouwen én liefste aller vrouwen!
Lofweerde Maagd én zuivere Maagd!
Jezus' moeder én onze moeder!
Hemelkoningin én Vrije Vrouwe!
Milde moeder én droeve moeder!
Diamant én Poort, Wortel en Stam!
Des Werelds grote Vrouw én Vrouwe van Vlanderen! Soms denk ik dat het kind van de zwijgzame, droefgeestige, ingekeerde Monica Devriese aan Maria zegt wat hij voor en over zijn aardse moeder wegens al te grote beschroomdheid niet kon of durfde uitdrukken.
Het poëtisch werk van Gezelle lijkt vergelijkbaar met de grootse verbeelding die Jan van Eyck gestalte gaf in het centrale paneel van de Gentse polyptiek De aanbidding van het Lam. De nieuwe aarde en de nieuwe hemel van de Openbaring. De aarde, een immense groene weide, gevuld met de wierook van bloemen en kruiden - waarop en waartussen de voeten staan van de verkorenen en getekenden, uit vier richtingen tezaamgestroomd rond het Lam van de verlossing, in een corona van knielende engelen. Achter en boven de groene wallen van hovingen en boomgaarden en heuvels met heesters verrijzen de schone torens temidden de woningen van de mensen. Bijna zuiver water is het gespannen zeil van de hemel.
Zo ziet, dunkt me, Gezelle de herstelde aarde. In zijn gedichten middent alles naar God, - van het allergeringste tot het allergrootste. De schepping wordt doorkruist met de ‘wegelen van zijn heilige voet’; zij ligt vol sporen en tekens van zijn zorgende en pezige aanwezigheid; zij roept zijn naam met alle vogelstemmen, met zon en sterren, met wolken en water, met het mysterie van de wind en de blijdschap van de seizoenen. Door zijn wonderbaar taalvermogen sticht Gezelle, in woorden, een harmonieuze wereld waarvan kinde-